ECLI:NL:RBDHA:2023:9826
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van de Dublinverordening
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 5 juni 2023 niet in behandeling genomen, omdat Frankrijk verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank heeft het beroep op 27 juni 2023 behandeld, waarbij eiser, zijn gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris in zijn algemeenheid mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Frankrijk. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat dit in zijn geval niet kan. Hij heeft zijn verklaringen over de ervaringen in Frankrijk niet met documenten onderbouwd. De rechtbank wijst erop dat het aan eiser is om zich bij problemen te beklagen bij de Franse autoriteiten. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de aanvraag terecht buiten behandeling heeft gesteld, omdat eiser niet heeft aangetoond dat hij in Frankrijk onterecht is behandeld.
Eiser heeft ook aangevoerd dat de staatssecretaris artikel 16 of 17 van de Dublinverordening had moeten toepassen, gezien zijn familiebanden in Nederland. De rechtbank oordeelt echter dat de staatssecretaris voldoende gemotiveerd heeft waarom deze artikelen niet van toepassing zijn. Eiser heeft zijn afhankelijkheidsrelatie met zijn familieleden niet met stukken onderbouwd, en de staatssecretaris heeft terecht opgemerkt dat eiser geen wettelijke vertegenwoordiger is van zijn neefje. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst erop dat eiser geen proceskostenvergoeding ontvangt.