ECLI:NL:RBDHA:2023:9826

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 juli 2023
Publicatiedatum
6 juli 2023
Zaaknummer
NL23.16498
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van de Dublinverordening

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 5 juni 2023 niet in behandeling genomen, omdat Frankrijk verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank heeft het beroep op 27 juni 2023 behandeld, waarbij eiser, zijn gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris in zijn algemeenheid mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Frankrijk. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat dit in zijn geval niet kan. Hij heeft zijn verklaringen over de ervaringen in Frankrijk niet met documenten onderbouwd. De rechtbank wijst erop dat het aan eiser is om zich bij problemen te beklagen bij de Franse autoriteiten. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de aanvraag terecht buiten behandeling heeft gesteld, omdat eiser niet heeft aangetoond dat hij in Frankrijk onterecht is behandeld.

Eiser heeft ook aangevoerd dat de staatssecretaris artikel 16 of 17 van de Dublinverordening had moeten toepassen, gezien zijn familiebanden in Nederland. De rechtbank oordeelt echter dat de staatssecretaris voldoende gemotiveerd heeft waarom deze artikelen niet van toepassing zijn. Eiser heeft zijn afhankelijkheidsrelatie met zijn familieleden niet met stukken onderbouwd, en de staatssecretaris heeft terecht opgemerkt dat eiser geen wettelijke vertegenwoordiger is van zijn neefje. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst erop dat eiser geen proceskostenvergoeding ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.16498
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen [eiser], V-nummer: [V-nummer] , eiser (gemachtigde: mr. E.G. Grigorjan),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, (gemachtigde: mr. M. Talsma).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 5 juni 2023 niet in behandeling genomen omdat Frankrijk verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 27 juni 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, N.S. Priskani als tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiser omdat volgens de staatssecretaris Frankrijk verantwoordelijk is voor de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.1 In dit geval heeft
1. Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
Nederland bij Frankrijk een verzoek om overname gedaan. Frankrijk heeft dit verzoek aanvaard.
Interstatelijk vertrouwensbeginsel
5. Eiser voert aan dat hij in Frankrijk is misleid en onvoldoende is geïnformeerd. Eiser heeft in Frankrijk gevraagd of hij zonder problemen door kon reizen naar zijn familieleden in Nederland. Volgens de Franse autoriteiten kon dat alleen als hij zijn vingerafdrukken zou afstaan, maar dat betekende geen asielaanvraag. Eiser veronderstelde dus dat hij zonder problemen kon doorreizen naar Nederland. Eiser is gedwongen om vingerafdrukken af te geven en is bang gemaakt door de Franse autoriteiten. Hij wist niet waar hij een klacht kon indienen, en is het vertrouwen in de Franse autoriteiten kwijtgeraakt.
6. De rechtbank oordeelt als volgt. De staatssecretaris mag in zijn algemeenheid uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Frankrijk. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat dit in zijn geval niet kan. Eiser heeft zijn verklaringen over de ervaringen in Frankrijk niet met documenten onderbouwd. Daarnaast is het aan eiser om zich bij voorkomende problemen te beklagen bij de (hogere) autoriteiten in Frankrijk, dan wel de daartoe geëigende instanties. Dat eiser geen vertrouwen heeft in de autoriteiten doet niet aan die mogelijkheid af.
7. Over de stelling van eiser dat hij is gedwongen zijn vingerafdrukken af te staan, overweegt de rechtbank dat de lidstaten op grond van artikel 8, eerste lid van de Verordening (EG) nr. 2725/2000 van de Raad van 11 december 2000 (Eurodac) verplicht zijn om vingerafdrukken af te nemen van alle vreemdelingen van veertien jaar en ouder die, komende uit een derde land, door de bevoegde controleautoriteiten van een lidstaat zijn aangehouden in verband met het illegaal overschrijden van de grens. Voor zover eiser stelt dat dit een onrechtmatigheid oplevert, overweegt de rechtbank dat eiser zich hierover kan beklagen bij de Franse autoriteiten. De beroepsgrond slaagt niet.
Artikel 16 en 17 van de Dublinverordening
8. Eiser voert aan dat de staatssecretaris in zijn familiebanden in Nederland aanleiding had moeten zien om artikel 16 of 17, eerste lid, van de Dublinverordening toe te passen. Hij is samen met zijn zwager en diens minderjarige zoon naar Nederland gereisd en heeft goed contact met zijn oom, die in Nederland genaturaliseerd is. Verder wil hij graag verblijven bij de kinderen van zijn zus, zijn neef en (minderjarige) nicht.
Eiser heeft ter zitting voor het eerst nader toegelicht dat hij voornemens is om voogd te worden van zijn minderjarige nicht. Verder heeft hij een pin in zijn been en moet hij binnen korte termijn geopereerd worden aan zijn knie, die volledig versleten is.
9. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris in de aangevoerde omstandigheden geen aanleiding hoefde te zien om artikel 16 of 17, eerste lid, van de Dublinverordening toe te passen. Eiser heeft de afhankelijkheidsrelatie tussen hem en zijn familieleden in de zin van artikel 16 van de Dublinverordening niet met stukken onderbouwd. De staatssecretaris heeft ook voldoende gemotiveerd waarom in de familiebanden van eiser geen aanleiding is gezien om de asielaanvraag op grond van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening aan zich te trekken. De staatssecretaris heeft in het bestreden besluit opgemerkt dat aan de zwager van eiser en diens minderjarige zoon is ook Dublin-Frankrijk tegengeworpen, en eiser niet de wettelijke vertegenwoordiger is van dat neefje. Eiser heeft zijn stelling ter zitting dat hij voornemens is om voogd te worden van zijn minderjarige nicht niet
onderbouwd. De enkele verklaring ter zitting dat met Nidos is gesproken en hij bezig is om een verklaring te krijgen van zijn zus, is daarvoor onvoldoende. Ook de gestelde medische omstandigheden heeft eiser niet met stukken onderbouwd. Het bestreden besluit behoeft daarom geen nadere motivering. De beroepsgrond slaagt niet.
10. De staatssecretaris heeft ten slotte in de omstandigheid dat eiser geen vertrouwen meer heeft in de Franse autoriteiten, omdat ze hem gedwongen hebben zijn vingerafdrukken af te geven en hem geen goede informatie gegeven hebben, geen reden hoeven zien om zijn asielaanvraag op grond van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening aan zich te trekken.

Conclusie en gevolgen

11. De staatssecretaris heeft de aanvraag terecht buiten behandeling gesteld. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J. Valk, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
04 juli 2023

Documentcode: [documentcode]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.