In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 juni 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een asielaanvraag. De eiser, vertegenwoordigd door mr. B. Anik, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Deze aanvraag werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. M. Ruijzendaal, niet in behandeling genomen, omdat Bulgarije verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag. De eiser heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft op 13 juni 2023 het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld, samen met een andere zaak (NL23.14514). Tijdens de zitting waren zowel de eiser als de gemachtigde van de verweerder aanwezig, en er was een tolk, J.A. Matti, aanwezig. De voorzieningenrechter heeft in de uitspraak van vandaag, in de andere zaak, geoordeeld dat een voorlopige voorziening niet meer nodig is, omdat de bodemzaak al is behandeld.
Desondanks heeft de voorzieningenrechter de verweerder wel veroordeeld in de proceskosten die de eiser heeft gemaakt. Deze kosten zijn vastgesteld op € 837,00, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht, voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.