ECLI:NL:RBDHA:2023:9795

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 maart 2023
Publicatiedatum
6 juli 2023
Zaaknummer
NL23.7927
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond beroep tegen maatregel van bewaring in vreemdelingenzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 maart 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een eiser, die stelt de Tunesische nationaliteit te hebben. De maatregel van bewaring was op 8 februari 2023 opgelegd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en heeft de processtukken beoordeeld.

De rechtbank overweegt dat zij eerder de maatregel van bewaring heeft getoetst en dat deze rechtmatig was tot het sluiten van het onderzoek op 20 februari 2023. Eiser heeft aangevoerd dat verweerder onvoldoende voortvarend werkt aan zijn uitzetting, maar de rechtbank oordeelt dat verweerder voldoende stappen heeft ondernomen, waaronder gesprekken met eiser en aanvragen bij de Tunesische autoriteiten. De rechtbank concludeert dat er geen aanleiding is om te oordelen dat de maatregel van bewaring onrechtmatig is en verklaart het beroep ongegrond. Ook het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.7927
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. J. Ruijs),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. R. Hopman).

Procesverloop

Verweerder heeft op 8 februari 2023 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd. Vervolgens heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft.

Overwegingen

1. Eiser stelt dat hij de Tunesische nationaliteit heeft en dat hij is geboren op [geboortedatum] 1998.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 24 februari 2023 (in de zaak NL23.3959) volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die
uitspraak ten grondslag ligt (op 20 februari 2023), rechtmatig was. Daarom staat nu alleen ter beoordeling of sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek de maatregel van bewaring rechtmatig is.
4. Eiser stelt dat verweerder sinds 20 februari 2023 onvoldoende voortvarend werkt aan zijn uitzetting. De rechtbank kan eiser hierin niet volgen. Zo heeft verweerder op
24 februari 2023 en 15 maart 2023 gerappelleerd bij de Tunesische autoriteiten op de aanvraag tot verstrekking van een laissez passer ten behoeve van eiser. Dit zijn concrete handelingen in het kader van de uitzettingsprocedure. Verder heeft verweerder op
21 februari 2023 kort met eiser gesproken over de mogelijkheid om zijn vertrek te realiseren via de IOM. Op 16 maart 2023 heeft verweerder een vertrekgesprek met eiser gevoerd. Dit samenstel van handelingen brengt de rechtbank tot het oordeel dat verweerder de uitzetting van eiser sinds 20 februari 2023 voldoende voortvarend ter hand heeft genomen. Het is niet aannemelijk dat de uitzetting van eiser kon worden bespoedigd, indien verweerder méér of andere handelingen had verricht. Verder geldt dat eiser zijn uitzetting zelf kan bespoedigen, indien hij zijn gestelde identiteit en nationaliteit met documenten onderbouwt. De beroepsgrond slaagt niet.
5. Ook met inachtneming van de ambtshalve toetsing waartoe de rechtbank gehouden is, is er geen aanleiding voor het oordeel dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was.
6. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van
N.J.R. Kalaykhan, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
22 maart 2023

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.