ECLI:NL:RBDHA:2023:9794

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 juni 2023
Publicatiedatum
6 juli 2023
Zaaknummer
09/182421-22
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oordeel over seksuele misbruik door stiefbroer van minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 juni 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van seksueel misbruik van zijn stiefzusje. De rechtbank heeft vastgesteld dat de officier van justitie niet-ontvankelijk is in de vervolging van de feiten 2 en 4, omdat deze inmiddels zijn verjaard. De feiten 1 en 3 zijn echter bewezen verklaard. De verdachte heeft zich in de periode van 1997 tot 2001 meermalen schuldig gemaakt aan handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van zijn stiefzusje, die op dat moment onder de 12 jaar oud was. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte, die ten tijde van de feiten deels minderjarig en deels meerderjarig was, voor beide feiten volgens het volwassenstrafrecht moet worden berecht. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 120 dagen, waarvan 118 dagen voorwaardelijk, en daarnaast tot een taakstraf van 120 uren. Tevens is een vordering van de benadeelde partij deels toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot betaling van € 15.050,58 aan schadevergoeding.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer: 09/182421-22
Datum uitspraak: 22 juni 2023
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1981 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de besloten terechtzitting van 8 juni 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. E.J. Huisman en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman
mr. H.F.C. Hoogendoorn naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 24 april 1997 tot en met 25 maart 1999 te 's-Gravenhage en/of Huizen, althans in Nederland, met zijn stiefzusje [slachtoffer] , die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, meermalen, althans éénmaal (telkens) een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende verdachte meermalen, althans eenmaal (telkens):
- zijn vinger(s) in de vagina, althans tussen de schaamlippen van die [slachtoffer] gebracht en/of gestopt en/of
- zijn geslachtsdeel gebracht en/of gehouden in de mond van die [slachtoffer] ;
2.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 24 april 1997 tot en met 25 maart 1999 te 's-Gravenhage en/of Huizen, althans in Nederland, met [slachtoffer] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, meermalen, althans éénmaal (telkens) een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit:
- het aanraken van de vagina en/of borsten en/of billen en/of heupen van die [slachtoffer] en/of
- het laten aanraken van zijn geslachtsdeel door die [slachtoffer] en/of
- het zich laten aftrekken door die [slachtoffer] en/of
- het (tong)zoenen van die [slachtoffer] ;
3.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 26 maart 1999 tot en met 23 april 2001 te 's-Gravenhage en/of Huizen, althans in Nederland, met zijn stiefzusje [slachtoffer] , die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, meermalen, althans éénmaal (telkens) een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende verdachte meermalen, althans eenmaal (telkens):
- zijn vinger(s) in de vagina, althans tussen de schaamlippen van die [slachtoffer] gebracht en/of gestopt en/of
- zijn geslachtsdeel gebracht en/of gehouden in de mond van die [slachtoffer] ;
4.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 26 maart 1999 tot en met 24 april 2005 te 's-Gravenhage en/of Huizen, althans in Nederland, met [slachtoffer] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, meermalen, althans éénmaal (telkens) een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit:
- het aanraken van de vagina en/of borsten en/of billen en/of heupen van die [slachtoffer] en/of
- het laten aanraken van zijn geslachtsdeel door die [slachtoffer] en/of
- het zich laten aftrekken door die [slachtoffer] en/of
- het (tong)zoenen van die [slachtoffer] .

3. De ontvankelijkheid van de officier van justitie met betrekking tot feiten 2 en 4

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich met betrekking tot het onder 2 en 4 ten laste gelegde op het standpunt gesteld dat zij niet-ontvankelijk is in de vervolging, omdat deze feiten zijn verjaard.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich, in het licht van het standpunt van de officier van justitie, gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Aan de orde is de vraag of de onder 2 en 4 tenlastegelegde feiten (artikel 247 Sr) - respectievelijk gepleegd in de periode van 24 april 1997 tot en met 25 maart 1999 (toen de verdachte minderjarig was) en 26 maart 1999 tot en met 24 april 2005 (toen de verdachte meerderjarig was) - inmiddels zijn verjaard.
De strafbedreiging van artikel 247 Sr betrof ten tijde van de ten laste gelegde periodes een gevangenisstraf van maximaal zes jaren. De algemene verjaringstermijn voor misdrijven met een strafbedreiging van meer dan drie maar minder dan tien jaren, bedroeg ten tijde van de ten laste gelegde periode 12 jaren (artikel 70 lid 1 onder 3 Sr (oud)). Op grond van artikel 77d lid 2 jo. lid 1 Sr (oud) vindt er ten aanzien van de verdachte die ten tijde van het begaan van het strafbare feit, als (onder meer) bedoeld in artikel 247 Sr, de leeftijd van 16 jaar heeft bereikt, geen halvering van de verjaringstermijn plaats, indien dit strafbare feit is gepleegd tegen een minderjarige. Dit betekent dat ten aanzien van zowel het onder 2 als het onder 4 ten laste gelegde een verjaringstermijn van 12 jaren van toepassing is.
Nu de verjaringstermijn in deze zaak is gaan lopen op de dag nadat het slachtoffer achttien jaar werd (dus op 25 april 2007) is de termijn van twaalf jaar op 25 april 2019 verstreken. Er heeft voor dit moment geen daad van vervolging plaatsgevonden die de verjaring heeft gestuit. Dit betekent dat het recht tot strafvervolging inmiddels is verjaard en dat de officier van justitie niet-ontvankelijk is in de vervolging met betrekking tot de onder 2 en 4 ten laste gelegde feiten.

4.De bewijsbeslissing

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 en 3 ten laste gelegde.
Op specifieke standpunten zal hierna – voor zover relevant – nader worden ingegaan.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft namens de verdachte vrijspraak van het onder 1 en 3 ten laste gelegde bepleit.
Op specifieke (bewijs)verweren zal hierna – voor zover relevant – nader worden ingegaan.
4.3
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft in de bijlage opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
4.4
Bewijsoverwegingen
Juridisch kader
De rechtbank stelt bij haar beoordeling het volgende juridisch kader voorop. Volgens het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) – dat de tenlastelegging in haar geheel betreft en niet een onderdeel daarvan – kan het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op basis van de verklaring van één getuige. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen als de verklaring van één getuige met betrekking tot de feiten en omstandigheden op zichzelf staat en onvoldoende steun vindt in ander bewijsmateriaal.
Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad in zedenzaken kan worden afgeleid dat niet is vereist dat de seksuele handelingen als zodanig bevestiging dienen te vinden in ander bewijsmateriaal. Het is voldoende wanneer de verklaring van de aangeefster op bepaalde punten bevestiging vindt in andere bewijsmiddelen, die afkomstig zijn van een andere bron dan degene die de belastende verklaring heeft afgelegd. Daar staat tegenover dat tussen de verklaring van de aangeefster en het overige bewijsmateriaal een niet te ver verwijderd verband mag bestaan. Daarnaast geldt dat een voor het bewijs gebruikte verklaring op zichzelf ook voldoende betrouwbaar moet zijn. De vraag of aan het bewijsminimum van artikel 342, tweede lid Sv is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval.
De rechtbank zal eerst toetsen of de verklaringen van aangeefster betrouwbaar kunnen worden geacht. Als dat het geval is, moet de rechtbank beoordelen of die verklaringen in voldoende mate worden ondersteund door ander bewijs.
Betrouwbaarheid aangeefster
De rechtbank stelt vast dat aangeefster in haar verklaringen bij de politie gedetailleerd heeft verklaard over de wijze waarop en de omstandigheden waaronder de verdachte de ten laste gelegde seksuele handelingen heeft (laten) verricht(en). De inhoud van de verklaringen van aangeefster komen daarnaast authentiek op de rechtbank over. Tevens zijn de verklaringen die zij heeft afgelegd op hoofdlijnen consistent. Ook is geen sprake van tegenstrijdigheden die de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefster op het punt van de door haar beschreven seksuele handelingen zouden aantasten. Het dossier bevat evenmin aanwijzingen voor het standpunt van de verdediging dat de herinneringen van aangeefster op relevante punten zijn aangetast door het tijdsverloop in deze zaak.
De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat de verklaringen van aangeefster als betrouwbaar en geloofwaardig kunnen worden aangemerkt en tot uitgangspunt kunnen worden genomen in deze zaak. De rechtbank zal vervolgens beoordelen of haar verklaringen in voldoende mate wordt ondersteund door ander bewijsmateriaal.
Steunbewijs
Aangeefster heeft aangifte gedaan van seksueel misbruik door de verdachte, haar stiefbroer. Aangeefster heeft – kort samengevat – verklaard dat het misbruik is begonnen toen zij ongeveer tussen de 8 en 10 jaar oud was en voor het eerst plaatsvond in de woning aan de [adres] in Den Haag. De seksuele handelingen bestonden onder meer uit het betasten van het lichaam van aangeefster, het zoenen van aangeefster, aangeefster zijn penis laten vastpakken en aangeefster zijn penis in de mond laten nemen en houden. Aangeefster heeft verklaard dat het seksueel misbruik daarnaast heeft plaatsgevonden op de camping in Huizen, in de caravan waar zij regelmatig met het gezin verbleven. Aangeefster en de verdachte sliepen soms in één bed en de verdachte betastte dan (terwijl aangeefster zich slapende hield) oppervlakkig haar vagina en borsten. Vaak pakte de verdachte daarbij de hand van aangeefster waarna hij daar rijdende bewegingen met zijn stijve penis tegen aan maakte. Ook heeft aangeefster verklaard dat de verdachte meerdere keren met zijn vingers tussen haar schaamlippen en in haar vagina is geweest. Aangeefster heeft verklaard dat zij op dat moment in ieder geval 10 jaar is geweest. Het misbruik stopte toen zij ongeveer 13 jaar oud was.
Zoals hierboven overwogen, acht de rechtbank de verklaring van aangeefster in zijn geheel betrouwbaar en geloofwaardig. De rechtbank neemt dan ook – ondanks de ontkenning van de verdachte – als uitgangspunt dat er sprake is geweest van het seksueel binnendringen van haar lichaam, inhoudende dat de verdachte aangeefster zijn penis in haar mond heeft laten nemen en houden en hij meermalen zijn vingers in de vagina en tussen de schaamlippen van aangeefster heeft gebracht.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van aangeefster op specifieke en relevante punten steun vindt in ander bewijsmateriaal, namelijk de verklaring van de verdachte zelf en getuigen.
De verdachte heeft bekend dat er op de [adres] seksuele handelingen hebben plaatsgevonden tussen de verdachte en aangeefster, bestaande uit het laten aanraken/vasthouden van zijn geslachtsdeel en het aanraken van de borsten en de buitenkant van de vagina van aangeefster. De ontkennende houding met betrekking tot het seksueel binnendringen acht de rechtbank, in het licht van bovenstaande, niet geloofwaardig.
Ook wordt de verklaring van de aangeefster op relevante onderdelen ondersteund door de verklaringen van getuigen [getuige 1] en [getuige 2] . In het bijzonder blijkt uit de verklaring van [getuige 1] dat de verdachte (volgens deze getuige), toen hij met de beschuldiging werd geconfronteerd, heeft toegegeven dat het seksuele misbruik heeft plaatsgevonden zowel op de [adres] als op de camping. Getuige [getuige 1] verklaart daarnaast dat aangeefster, toen zij aan hem over het seksueel misbruik vertelde, ook de door haar in haar aangifte beschreven situaties van seksueel binnendringen heeft beschreven.
Op grond van de betrouwbaar geachte aangifte die op relevante onderdelen voldoende steun vindt in de gebezigde bewijsmiddelen, komt de rechtbank dan ook tot het oordeel dat de onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend zijn bewezen.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1.
hij op een tijdstip in de periode van 24 april 1997 tot en met 25 maart 1999 te 's-Gravenhage, met zijn stiefzusje [slachtoffer] , die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende verdachte eenmaal:
- zijn geslachtsdeel gebracht en gehouden in de mond van die [slachtoffer] ;
3.
hij op tijdstippen in de periode van 26 maart 1999 tot en met 23 april 2001 te Huizen, met zijn stiefzusje [slachtoffer] , die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, meermalen handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende verdachte meermalen:
- zijn vingers in de vagina, althans tussen de schaamlippen van die [slachtoffer] gebracht.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

6.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

7.De strafoplegging

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat ten aanzien van ieder feit een afzonderlijke straf wordt opgelegd waarbij onderscheid wordt gemaakt in het toepasselijke sanctiestelsel, omdat de verdachte ten tijde van het plegen van het onder 1 bewezenverklaarde feit minderjarig was en ten tijde van het plegen van het onder 3 bewezenverklaarde feit meerderjarig was.
Ten aanzien van feit 1
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde feit wordt berecht volgens het jeugdstrafrecht. De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte voor dit feit wordt veroordeeld tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen jeugddetentie.
Ten aanzien van feit 3
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte ten aanzien van het onder 3 bewezenverklaarde feit wordt berecht volgens het volwassenstrafrecht. De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte voor dit feit wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 270 dagen, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 268 voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om aan de verdachte geen vrijheidsbenemende straf op te leggen die de duur van het voorarrest overschrijdt.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich in de periode van enkele jaren meermalen schuldig gemaakt aan het plegen van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van zijn stiefzusje. Hierdoor heeft de verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke, geestelijke en seksuele integriteit van het destijds (zeer) jonge slachtoffer en daarmee op haar (seksuele) ontwikkeling. Het is algemeen bekend dat slachtoffers van dit soort delicten nog langdurig nadelige, psychische gevolgen daarvan (kunnen) ondervinden, zoals ook is gebleken uit de verklaring die door het slachtoffer ter terechtzitting is voorgedragen. Het slachtoffer zal moeten leren leven met het feit dat haar eerste seksuele ervaringen met haar stiefbroer zijn geweest en dat niet alleen: zij heeft deze ervaringen jarenlang moeten ondergaan. Verdachte heeft bij dit alles kennelijk niet stilgestaan en heeft zich laten leiden door zijn eigen seksuele verlangens. Het is zeer kwalijk dat de verdachte zijn eigen lustbehoefte voorop heeft gesteld, zonder oog te hebben voor de ernstige gevolgen van zijn handelen voor het slachtoffer, dat nota bene zijn veel jongere stiefzusje was. Extra schrijnend voor het slachtoffer is dat mede als gevolg van de feiten de familiebanden blijvend zijn beschadigd.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 25 april 2023, waaruit is gebleken dat hij niet eerder is veroordeeld. Nu dit het uitgangspunt is, heeft dit geen invloed op de strafoplegging.
Omtrent de persoon van de verdachte is geen rapportage opgemaakt. Gebleken is dat de verdachte in loondienst werkt en geen problemen ondervindt in zijn dagelijkse leven.
Toepassing van het jeugdstrafrecht en/of het volwassenstrafrecht?
De verdachte was ten tijde van het onder feit 1 bewezenverklaarde 16 en 17 jaar oud. Het onder feit 3 bewezenverklaarde heeft de verdachte gepleegd toen hij 18 tot 20 oud jaar was.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of, zoals door de officier van justitie gevorderd, bij de oplegging van de straffen ten aanzien van deze feiten afzonderlijke sanctiestelsels (het jeugdstrafrecht en het volwassenstrafrecht) kunnen worden toegepast. Op grond van het bepaalde in artikel 495 lid 4 van het Wetboek van Strafvordering is de rechtbank bevoegd kennis te nemen van feiten nadat een verdachte de leeftijd van 18 jaren heeft bereikt, indien berechting plaatsvindt gelijktijdig met de vervolging van feiten ten tijde van de minderjarigheid van een verdachte. De rechtbank gaat ervan uit, anders dan de officier van justitie, dat daarbij een keuze gemaakt dient te worden voor een van de twee sanctiestelsels. De rechtbank verwijst naar de MvT,
Kamerstukken II2012/13, 33498, 3, p. 55 bij invoering van voornoemd artikel, waarin is opgenomen dat het voorstel niet voorziet in de mogelijkheid ten aanzien van de verschillende strafbare feiten voor wat betreft de keuze van het sanctiestelsel te differentiëren naar het moment waarop deze feiten zijn begaan. Het wetsvoorstel beoogt immers juist gevolgen te verbinden aan de ontwikkelingsfase van de jongvolwassene. Met dit uitgangspunt is minder goed verenigbaar dat bij een gelijktijdige berechting van misdrijven ten aanzien van dezelfde persoon verschillende sanctiestelsels toepassing kunnen vinden.
Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld welk sanctiestelsel op de beide feiten dient te worden toegepast. Voor feit 3 geldt dat de verdachte meerderjarig was ten tijde van het begaan van dat feit. Het is de rechtbank niet gebleken van feiten of omstandigheden die ertoe zouden moeten leiden voor dit feit het jeugdstrafrecht toe te passen. Bovendien is het uitgangspunt dat een meerderjarige verdachte volgens het volwassenstrafrecht wordt berecht. Mede gelet op de ernst van dit feit en de omstandigheden waaronder het is begaan zal de rechtbank zowel voor feit 1 als voor feit 3 het sanctierecht voor volwassenen toepassen.
De op te leggen straffen
De rechtbank heeft gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd en daarbij rekening gehouden met het tijdsverloop in deze zaak.
De rechtbank zal aan de verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 120 dagen, met aftrek van de tijd die hij vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht. Daarbij zullen 118 dagen voorwaardelijk worden opgelegd, met een proeftijd van 2 jaren. Dit om de verdachte ervan te weerhouden dat hij zich opnieuw aan strafbare feiten schuldig maakt. Daarnaast ziet de rechtbank aanleiding om aan de verdachte een taakstraf voor de duur van 120 uren op te leggen, subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis.

8.De vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

[slachtoffer] , bijgestaan door mr. L. Calis, heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 18.050,58, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Dit bedrag bestaat uit € 4.050,58 aan materiële schade en € 14.000,- aan immateriële schade.
8.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de gehele vordering, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij – gelet op de bepleite vrijspraak – niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering. Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij voor wat betreft de gestelde materiële schade niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Hiertoe is door de raadsman aangevoerd dat aangeefster ook voor andere (niet aan deze strafzaak te relateren) problematiek onder behandeling is geweest van een psycholoog. Het vaststellen van de exacte kosten die als gevolg van de bewezenverklaarde feiten zijn gemaakt, levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. Met betrekking tot de begeleiding van een psycholoog naar de terechtzitting heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat deze kosten onvoldoende rechtstreeks verband houden met de bewezenverklaarde feiten. Tot slot heeft de raadsman met betrekking tot de gestelde immateriële schade verzocht rekening te houden met de omstandigheid dat de verdachte ten tijde van het bewezenverklaarde deels minderjarig was.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
De rechtbank zal, voor zover de vordering betrekking heeft op de post ‘kosten psycholoog/begeleiding zitting’, de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, aangezien deze kosten naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende rechtstreeks verband houden met de bewezenverklaarde feiten.
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de overige materiële schade, is namens de benadeelde partij voldoende onderbouwd. De rechtbank stelt op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting vast dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door de bewezenverklaarde feiten, ter grootte van € 1.050,58
Immateriële schade
Gezien de aard en ernst van de bewezenverklaarde feiten en gezien de toelichting van de benadeelde partij over de gevolgen die zij daarvan heeft ondervonden, staat vast dat de benadeelde partij psychische schade heeft geleden die rechtstreeks verband houdt met het strafbare handelen van de verdachte. De benadeelde partij heeft recht op vergoeding van die schade. Gelet op de onderbouwing van de vordering en de bedragen die in min of meer vergelijkbare gevallen worden toegekend, zal de rechtbank de vordering in zijn geheel toewijzen.
Totaal toegewezen
De rechtbank zal - gelet op het voorgaande - de vordering toewijzen tot een bedrag van
€ 15.050,58, bestaande uit € 1.050,58 aan materiële schade en € 14.000,- aan immateriële schade.
Rente
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 24 april 2001, omdat vast is komen te staan dat de schade in ieder geval vanaf die datum is ontstaan.
Proceskosten
Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel.
De verdachte zal voor de bewezenverklaarde strafbare feiten worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door deze feiten aan haar is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 15.050,58, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 24 april 2001 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [slachtoffer]

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
14a, 14b, 14c, 36f, 57 en 244 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

10.De beslissing

De rechtbank:
verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolging van de verdachte ten aanzien van de onder 2 en 4 ten laste gelegde feiten;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 4.5 bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam;
ten aanzien van feit 3:
met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
120 (HONDERDTWINTIG) DAGEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
118 (HONDERDACHTTIEN DAGEN, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
veroordeelt de verdachte voorts tot:
een taakstraf voor de duur van
120 (HONDERDTWINTIG) UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van
60 (ZESTIG) DAGEN;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij deels toe tot een bedrag van € 15.050,58, bestaande uit € 1.050,58 aan materiële schade en € 14.000,- aan immateriële schade, en veroordeelt de verdachte om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 24 april 2001 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [slachtoffer] ;
bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
legt aan de verdachte op de verplichting om aan de Staat te betalen een bedrag van
€ 15.050,58, bestaande uit € 1.050,58 aan materiële schade en € 14.000,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 24 april 2001 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [slachtoffer] ;
bepaalt dat als het verschuldigde bedrag niet volledig wordt betaald of kan worden verhaald, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 110 dagen; de toepassing van gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, en dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. D.L.S. Ceulen, voorzitter, rechter
mr. M.P. Meeuwisse, rechter,
mr. R. van Zeijst-Repelaer van Driel, rechter,
in tegenwoordigheid van:
mr. I.J.M.W. van der Sanden en mr. R. van Warners, griffiers,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 22 juni 2023.
Bijlage I
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer [nummerreeks] , van de politie eenheid Den Haag, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 109).
1. Het proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden, opgemaakt op 3 november 2021, voor zover inhoudende (p. 20):
Op 2 november 2021 hielden wij, verbalisanten, een informatief gesprek met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] .
[slachtoffer] vertelde dat het misbruik door stiefbroer [verdachte] begon in de tijd dat zij tussen de 8 en 10 jaar oud was. Het misbruik vond plaats in de woning aan de
[adres] in Den Haag en ook in de caravan in het Gooi, in Huizen waar zij een vaste standplaats hadden.
Ze vertelde dat ze in die tijd op de basisschool zat. Het stopte in de tijd dat zij op de middelbare school zat.
[slachtoffer] sprak over de [adres] in Den Haag. Als haar ouders weg gingen dan ging [verdachte] oppassen, want hij was de oudste. Hierdoor was zij vaak alleen thuis met haar broer [verdachte] . Als zij alleen waren begon [verdachte] haar te betasten. Dit deed hij op bed, maar ook op de bank. Hij raakte haar dan aan. [slachtoffer] moest [verdachte] dan ook aanraken op zijn blote lichaam. Soms verplaatste [verdachte] haar naar een plek die hij wilde. Hij raakte haar dan aan op haar borsten en op haar geslachtsdeel. Soms op haar blote lijf, soms over de kleding. Zij moest [verdachte] ook aanraken op zijn geslachtsdeel. Als zij dit niet wilde dan pakte hij haar hand vast en dwong haar zo om hem toch aan te raken. Op zijn blote geslachtsdeel.
2. Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] , opgemaakt op 6 december 2021, voor zover inhoudende (p. 25-35):
V: Tegen wie wil je aangifte doen?
A: Tegen [verdachte] .
V: Waarvan wil jij aangifte doen?
A: Ik noem het seksueel misbruik.
V: Gedurende welke periode heeft dat seksuele misbruik plaatsgevonden?
A: Ik weet dat ik op de basisschool zat toen het begon. We woonden destijds in de [adres] in den Haag. Dat plaatst mij in groep 3 à 4 dus dan was ik een jaar of 8. Het heeft verschillende intensiteiten gekend, maar als ik mezelf moet plaatsen in een periode dat het stopte, dan plaats in mezelf in de brugklas, dan was ik toen dus 13 jaar.
V: Waar heeft dat seksuele misbruik plaatsgevonden?
A: In de [adres] in Den Haag. Het gebeurde als ik met [verdachte] alleen thuis was.
We kampeerden in die tijd bij een kampeervereniging in de gemeente Huizen. We kampeerden daar in de caravan van mijn oma. Ook daar hebben er handelingen plaatsgevonden.
V: Kun je ons vertellen hoe het seksueel misbruik is begonnen?
A: Het begon met het feit dat ik in [verdachte] zijn kamer was en hij mij vroeg om hem aan te raken. En het is in de [adres] dat hij vooral mij vroeg handelingen te verrichten. In de caravan was het meer dat hij handelingen bij mij verrichte.
V: Welke handelingen moest je bij hem doen?
A: Ik moest aan zijn geslachtsdeel voelen en hem een zoen geven. Ik moest naar zijn geslachtsdeel kijken. Het meest traumatische is dat ik zijn geslachtsdeel in de mond heb moeten nemen.
V: Wat bedoel je met zijn geslachtsdeel?
A: Zijn piemel.
V: Waar speelde zich dit af?
A: In zijn kamer.
V: Waar was hij dan?
A: Ook in zijn kamer. Zijn bed stond in die tijd tegen de muur. In die periode begon het zoenen en moeten voelen. Maar in de periode dat ik zijn geslachtsdeel in de mond moest nemen stond het bed langs het raam. Hij lag met zijn hoofd aan het hoofdeind en ik moest op zijn schoot komen. Ik moest hem bevredigen en wilde dat ik hem in mijn mond nam. Ik wilde dat niet en gaf dat ook aan. Toen zei hij: 'heel even maar' of 'alsjeblieft'....of 'dat voelt fijn'. Ik wist dat het een situatie was die weleens heel lang zou kunnen duren en bedacht me: 'ben ik er niet veel sneller vanaf als ik het gewoon doen?' Ik zat in die tijd nog niet op de middelbare school. Toen ik dat deed voelde ik zijn blote eikelhuid en dat was walgelijk. En al het vocht
dat erbij kwam kijken was nog walgelijker. Ik deinsde terug, maar [verdachte] zei dat het nog een keer moest of beter moest. Hij werd nog dwingender.
A: Wat ik nu net beschreef was eenmalig. Ik bedoel de orale handeling. Voor zover ik me kan herinneren is dat 1 keer geweest. Andere keren moest ik bijvoorbeeld mijn hand op zijn geslachtsdeel leggen. Dat gebeurde vaker. Daarbij moest ik hem ook weleens een zoen geven en dan stak hij zijn tong in mijn mond.
V: Hoe vaak gebeurde dat, dat je je hand op zijn geslachtsdeel moest leggen?
A: Dat gebeurde over een langere periode. Hij had in die tijd weleens een vriendinnetje. Zijn eerste vriendinnetje heette volgens mij [naam] . Ten tijde van [naam] hoopte ik dat hij zijn heil elders kon zoeken. Maar ik was nog steeds bij hem in beeld in de weekenden dat hij thuis was of op de camping bij ons
logeerde.
V: Hoe oud was jij toen hij die relatie kreeg met [naam] ?
A: Ik denk dat ik 10 was....
V: En hoe oud was jij toen je zijn geslachtsdeel in je mond moest nemen?
A: Ik moet even denken of we toen de verbouwing hadden aan de tuin....
En of dat ervoor of erna was geweest. Het moet ergens tussen mijn 8e en mijn 10e zijn geweest.
V: Zat je nog op de basisschool?
A: Ja.
V: Hoe begon dat die keer?
A: Ik heb alleen dat beeld ingekerfd in mijn hoofd, het moment dat ik op zijn schoot zit.
V: Als je terug denkt aan dat beeld dat je er nog van hebt. Hoe lag hij op dat
moment?
A : Plat op zijn rug, benen languit.
V: Hoe zat het met zijn kleding?
A: Dat was niet volledig uit. Dat geloof ik tenminste. Volgens mij was het deel
ontbloot waar hij de actie eiste.
V: En hoe zat het met jouw kleding?
A: Ik was gewoon gekleed.
V: Hoe zat jij op zijn schoot?
A: Ik weet nog dat ik niet tussen zijn benen moest zitten, maar er overheen. Ik had
mijn benen aan weerszijden. Ik was met mijn gezicht richting zijn bovenlijf.
V: Hoe wist jij dat je zijn piemel in je mond moest doen?
A: Omdat hij dat zei. Hij zei iets van: Stop hem in je mond, of geef hem een kus, of
lik eraan, of....hij instrueerde in ieder geval wat hij van me wilde. Ik weet nog dat ik probeerde ermee weg te komen door een kusje op zijn geslachtsdeel te geven maar daar nam hij geen genoegen mee. Het moest beter dan dat, zei hij. Hij zei dat ik zijn eikel echt in mijn mond moest nemen. [verdachte] is groot geschapen dus het hele 'apparaat' zou nooit lukken. Dat deed ik. Alles binnensmonds vond ik verschrikkelijk.
V: Je vertelde ook over de camping, en de caravan die jullie daar hadden. Weet je nog wanneer daar de eerste keer was dat er iets met jou gebeurde?
A: Als [naam] het weekend er was dan sliep [naam] in het stapelbed bij mijn zus [naam] . Ik sliep dan met [verdachte] , als hij er was, in het opklapbed. Onder de dekens zijn meerdere malen seksuele handelingen bij mij verricht door [verdachte] . Als hij naar bed kwam hield ik mij slapende. Vaak begon het dan dat [verdachte] mij aanraakte aan mijn borsten of oppervlakkig aan mijn vagina. Vaak pakte hij mijn hand. Ik hield mezelf slapende zodat hij me niet kon vragen om iets te doen. Ik hield me slap. [verdachte] legde dan mijn hand op zijn geslachtsdeel of hij maakte een kom van mijn
hand en legde zijn geslachtsdeel daar dan in en maakte dan een soort rijende
beweging. Dat was niet eenmalig. Het was eerder vanzelfsprekend dat het gebeurde.
[verdachte] is volgens mij wel met zijn handen in mijn vagina geweest.
V: Je zegt dat [verdachte] jouw hand bij zijn geslachtsdeel legde. Vertel eens?
A: [verdachte] had dan altijd al een erectie en dan wilde hij dat mijn hand om zijn
geslachtsdeel was terwijl hij mij aanraakte. Hij wilde dan dat mijn hand om zijn
geslachtsdeel zat zodat hij een wrijvende of rijende beweging maakte met mijn hand
aan zijn geslachtsdeel.
V: Als hij dat deed, hoe zat het dan met zijn kleding?
A: We sliepen niet naakt. Ik had altijd een groot shirt aan. Oversized. En daaronder
alleen een onderbroek. [verdachte] sliep in een onderbroek, denk ik, meer niet.
V: En als hij dan jouw hand pakte en op zijn geslachtsdeel legde, hoe zat het dan met zijn onderbroek?
A: Ik kan me de elastieke band van zijn onderbroek nog goed voor me halen, zoals die drukte op mijn pols. Mijn hand zat dan dus in zijn onderbroek.
V: Je zegt 'volgens mij is [verdachte] met zijn handen in mijn vagina geweest'. Vertel eens?
A: [verdachte] is altijd bezig geweest met betastingen aan borsten en vagina. [verdachte] maakte
dan een soort onderzoekje met mijn buitenste schaamlip.... de binnenste schaamlip... hij wilde met zijn vingers een soort van op onderzoek ofzo. [verdachte] is met die hand ook weleens verder geweest dan dat en heeft de binnenkant bevoelt.
V: Hoe vaak is dit gebeurd, dat hij met zijn hand in jouw vagina ging?
A: Ik heb geen exacte aantallen. Meer dan 3 keer...meer dan 5 keer???
Maar minder vaak dan alle andere handelingen. Ik kan het niet exact zeggen.
De andere handelingen gebeurde eigenlijk altijd als hij bij ons sliep.
V: Dat hij jou in de vagina aanraakte. Hoe oud was je toen?
A: Ook basisschool. Maar ik denk dat ik wel 10-plus was.
V: Waarom denk je dat?
A: Omdat hij niet elk weekend thuis was en toen waarschijnlijk verkering had met
[naam] . Toen hij met [naam] verkering kreeg was ik 10. Ik denk dat ik in groep 7 zat.
Ik probeer gebeurtenissen op de camping te linken aan mijn leeftijd. Er waren nog activiteiten op de camping waaraan ik niet mee mocht doen omdat ik er te jong voor was....
V: Als hij jou aanraakte aan borsten. Hoe zat dat dan met jouw kleding?
A: Soms was het eronder, soms erop. Dat maakte voor hem niet veel uit volgens mij. Ik had wel het idee dat huid op huid contact vaker was, dan over de kleding heen.
V: Wie weet nu nog meer dat [verdachte] jou heeft misbruikt? Aan wie heb jij het verteld?
A: Op dit moment in ieder geval mijn man. Hierna hebben we het lang binnenshuis
gehouden. Toen ontstond er een signaal bij [verdachte] en [vrouw verdachte] dat er iets veranderde in onze vriendschap met hen. [naam] en ik hebben toen [verdachte] een [vrouw verdachte] ermee
geconfronteerd in het bos tijdens een wandeling. De eerste reactie van [verdachte] was: 'ik hoopte dat je het zou zijn vergeten.' Hij stond stil en leek gechoqueerd en zei dat toen.
3. Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] , opgemaakt op 29 maart 2022, voor zover inhoudende (p. 43-44):
V: Wat vertelde ze dan over de plekken waar hij haar zou hebben aangeraakt?
A: Een andere specifieke voorval die haar erg is bij gebleven, was op de camping in de caravan. Haar vader lag met [naam] in het grote bed, [naam] en [naam] lagen in het
stapelbed in het aparte kamertje en [slachtoffer] lag op het opklapbed met [verdachte] , ongeveer 1.5 meter bij haar vader vandaan. In de nacht/avond is [verdachte] [slachtoffer] aan het betasten geweest over borsten en kont. [slachtoffer] hield zich slapende. [verdachte] is met zijn hand in haar onderbroek gegaan en heeft haar betast aan haar geslachtsdeel en zijn vinger ook wel eens naar binnen gedaan,
En ze heeft mij, vrij recent, over een andere handeling. Ongeveer een jaar geleden
heeft ze dat verteld denk ik. Ook in de [adres] . Dat was ook in [verdachte] zijn
kamer. [verdachte] lag zonder kleren op zijn rug en toen heeft hij haar gedwongen om tussen zijn benen te gaan zitten. In eerste instantie zou hij haar hebben gevraagd, toen zijn geslachtsdeel bloot was, een kusje op zijn geslachtsdeel te geven. [slachtoffer]
weigerde dat. [verdachte] zou hebben gezegd dat [slachtoffer] de kamer niet eerder uit mocht
voordat ze dat gedaan had want zo erg was het allemaal niet. Hij bleef pushen, dus
dacht [slachtoffer] ik doe het maar dan ben ik er vanaf. [verdachte] nam daar geen genoegen mee en heeft [slachtoffer] vast gepakt en hem in haar mond gestopt. Ze heeft toen geprobeerd haar hoofd weg te trekken en hij heeft haar vastgehouden en toen nog even doorgegaan.
V: Wat heeft hij in haar mond gestopt?
A: Zij geslachtsdeel.
V: Op enig moment, zo vertelde [slachtoffer] ons, heeft ze [verdachte] geconfronteerd met het misbruik. Wat kun jij ons daarover vertellen?
A: Daar was ik bij. Dat was nog voor onze bruiloft. Dat zal ergens juni/juli/augustus zijn geweest op de camping. [verdachte] en [vrouw verdachte] kregen door dat wij niet zoveel contact meer zochten. Op een zeker moment zei [vrouw verdachte] 'wat is er aan de hand, we zien jullie niet meer zoveel'. Wij hebben toen gezegd dat dat klopte en dat wij met hun wilde praten.
A: [vrouw verdachte] zei toen zoiets als "Wat is er aan de hand, je kan tegen ons alles vertellen". Hierop antwoordde [slachtoffer] "Ik denk dat je dit niet zo'n leuk bericht gaat vinden, want jouw man [verdachte] heeft mij jarenlang seksueel misbruikt". [verdachte] gaf toe dat hij [slachtoffer] seksueel misbruikt had en zei toen letterlijk "Ik had gehoopt dat je het vergeten was".
V: Er is op enig moment nogmaals met [verdachte] nog gesproken over het misbruik, vertel?
A: 2 keer zelfs. In Haarlem, bij ons thuis, hebben wij [verdachte] , [vrouw verdachte] , [naam] en [naam] (toenmalige vriend van [naam] ) uitgenodigd/bij elkaar geroepen. Daar hebben we [verdachte] het tegen [naam] en [naam] laten vertellen. Daar heeft hij het ook weer toegegeven. Alleen ik had toen zoiets dat ik wilde dat [slachtoffer] haar vader het ook moest weten, het was onder zijn dak gebeurd en vlak naast hem ook. Ik vond dat hij er recht op had. Toen we daar aankwamen vrij snel gezegd dat we er niet zomaar waren maar met een reden en dat [verdachte] de reden zou vertellen. Volgens mij
is[verdachte] toen zelfs gaan staan en heeft hij toegegeven dat hij [slachtoffer] een aantal jaar seksueel had misbruik. Zowel op de camping als op de [adres] .
4. Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] , opgemaakt op 10 mei 2022, voor zover inhoudende (p. 67):
Ik heb gehoord dat [verdachte] vroeger handtastelijk is geweest bij [slachtoffer] . Toen [naam] haar vader nog leefde zijn we ook langs geweest en toen heeft [verdachte] dat ook eerlijk verteld in een gesprek en daar was ik bij.
V: Kun je je herinneren wat [verdachte] precies heeft verteld?
A: Het enige wat ik nog weet is dat [verdachte] heeft gezegd dat hij met zijn handen aan [slachtoffer] heeft gezeten. Wat ik wel weet is dat wat [verdachte] bij [slachtoffer] had gedaan, het aan haar zitten, het in het ouderlijk huis is geweest waar ze toen der tijd woonden. [verdachte] heeft dit gezegd.
5. Het proces-verbaal van verhoor van [verdachte] , opgemaakt op 25 april 2023, voor zover inhoudende (p. 100-106):
V: Oke, wat is er dan volgens jou gebeurd?
A: Ik heb natuurlijk de aangifte van [slachtoffer] gelezen.
Als ik kijk naar de periode die zij aangeeft, vanaf 1997 tot 1999 .... Ik heb op hun moeten oppassen. Daar gebeurde dingen die niet helemaal mogen, zeg maar.
V: Dingen die niet mogen? Vertel daar eens over?
A: Meisjes van een jaar of 8 tot 10 jaar oud betasten op plekken waar ik niet mocht komen. In 1997 was zij 8 jaar oud.
V: Over wie hebben wij het dan?
A: Nouja, meisje.. [slachtoffer] .
V: Betasten op plekken waar ik niet mocht komen. Vertel daar eens over?
A: Borsten, nou als je al over borstvorming kon praten, en schaamstreek.
V: En schaamstreek. Wat bedoel je daarmee?
A: Buitenkant van de vagina.
V: Dat betasten van borsten en schaamstreek. Hoe vaak heeft iets dergelijks plaatsgevonden?
A: Een enkele keer.
V: Waar gebeurde dat....Op welke plekken precies?
A: Thuis.
V: Welk adres?
A: [adres] .
V: Waarmee betastte jij dan haar borsten?
A: Met mijn handen.
V: Dat betasten van haar borsten. Was dat op de kleding of er tussen of er onder of anders?
A: Dan had ze vaak een japon aan.
V: Was het dan over haar japon, onder of anders?
A: Op en onder haar japon.
V: wat droeg zij dan onder haar japon?
A: Niks. Geen hemdje ofzo.
V: Waarmee deed jij dat betasten van haar schaamstreek?
A: Met mijn handen.
V: Je zei dat ze een japon droeg. Droeg zij verder nog iets?
A: Ja een slipje.
V: Het betasten van haar schaamstreek. Was dat op haar slipje, onder haar slipje of anders?
A: Beide.
V: Als jij haar betastte in haar schaamstreek. Wat raakte jij haar dan aan?
A: Ja, de bovenkant.
V: Wat raakte jij dan aan, de bovenkant van wat?
A: Haar vagina.
V: Behalve aanraken van haar borsten en schaamstreek. Is er dan nog verder iets gebeurd op seksueel gebied tussen jou en [slachtoffer] ?
A: Als ik haar naar bed bracht gaf ik haar wel eens een zoen natuurlijk en [slachtoffer] heeft wel eens mijn piemel vastgehouden.
V: Weet jij nog wanneer de eerste keer was dat er sprake was van seksuele aanrakingen, misbruik?
A: Qua datum?
V: Nou een moment of datum.
A: Dat was in 1997.
V: Zij was toen 8 en jij?
A: Wij schelen 8 jaar, dus ik was 16.
V: Kreeg jij in die tijd ook een stijve piemel als jij [slachtoffer] betastte?
A: Dat denk ik wel.
V: Jij vertelde net dat [slachtoffer] ook wel eens jouw piemel heeft vastgehouden. Is dat een (1) keer gebeurd of vaker.
A: Ik weet dat het in ieder geval een (1) keer is gebeurd.
V: [slachtoffer] heeft jouw piemel vastgehouden. Waarmee hield [slachtoffer] jouw piemel vast?
A: Met haar hand.
V: Hoe komt het dan dat [slachtoffer] jouw piemel vasthad?
A: Dat zal ik dan wel gevraagd hebben.
V: Dat oppervlakkig aanraken van haar schaamstreek. Hoe gaat dat dan?
A: Ja, gewoon er overheen wrijven.
6. De eigen verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 8 juni 2023, voor zover inhoudende:
U, officier van justitie, vraagt mij om in detail te vertellen over het betasten. Ik paste destijds op haar. Op een gegeven moment moest ze naar bed toe en dan bracht ik haar naar bed. Toen heb ik haar weleens betast, met mijn handen over haar lichaam. Zij lag dan in bed en ik zat op de grond of op haar bed. Ze had daarbij een nachtjapon aan en een slip. Dan ging ik over haar buik en borst wrijven en ook bij haar vagina aanraken en voelen. Ik denk dat ik daar wel opgewonden van werd en een stijve penis kreeg. Het klopt dat [slachtoffer] mijn penis heeft vastgehouden en dat daarbij aftrekkende bewegingen werden gemaakt.