ECLI:NL:RBDHA:2023:9782

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 juli 2023
Publicatiedatum
6 juli 2023
Zaaknummer
09-157654-22
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Pogingen tot zware mishandeling en rijden onder invloed met auto

Op 6 juli 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan drie pogingen tot zware mishandeling door met zijn auto op mensen in te rijden. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de primair ten laste gelegde pogingen tot doodslag, omdat er onvoldoende bewijs was voor opzet. De rechtbank oordeelde echter dat de verdachte wel degelijk opzet in voorwaardelijke zin had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan de slachtoffers. De verdachte had op 23 juni 2022 in 's-Gravenhage, onder invloed van alcohol, met zijn auto een garage ingereden waar meerdere mensen aanwezig waren. De rechtbank concludeerde dat de verdachte een aanmerkelijke kans had aanvaard dat de slachtoffers zwaar lichamelijk letsel zouden oplopen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 120 dagen, waarvan 106 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 240 uren. Daarnaast kreeg hij een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 12 maanden. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn stressvolle situatie en het feit dat hij zijn alcoholgebruik had gestaakt. De rechtbank vond de opgelegde straffen passend gezien de ernst van de feiten en de beperkte gevolgen voor de slachtoffers.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/157654-22
Datum uitspraak: 6 juli 2023
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1976 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres 1] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 22 juni 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. T. Berger en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw mr. J.A. Schuttevaer naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 23 juni 2022 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, in een auto op die [slachtoffer 1] is ingereden en/of over een voet en/of arm van die [slachtoffer 1] is gereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op of omstreeks 23 juni 2022 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 2] opzettelijk van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met een auto op die [slachtoffer 2] heeft ingereden en/of tegen een been van die [slachtoffer 2] is gereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3
hij op of omstreeks 23 juni 2022 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 3] opzettelijk van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, in een auto op die [slachtoffer 3] heeft ingereden en/of tegen een been van die [slachtoffer 3] is aangereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4
hij op of omstreeks 23 juni 2022 te 's-Gravenhage opzettelijk en wederrechtelijk een pand gelegen aan de [adres 2] (Auto First) en/of een schuifpost en/of een of meer autobanden , in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
5
hij op of omstreeks 23 juni 2022 te 's-Gravenhage, als bestuurder van een motorrijtuig, (een personenauto te weten een Jaquar), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 985 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Opgave van bewijsmiddelen
De rechtbank zal voor de onder 1, 2 en 3 telkens impliciet subsidiair, 4 en 5 ten laste gelegde feiten met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan. De verdachte heeft deze bewezen verklaarde feiten namelijk bekend en daarna niet anders verklaard. Daarnaast heeft de raadsvrouw geen vrijspraak bepleit.
De officier van justitie heeft met betrekking tot deze feiten eveneens gerekwireerd tot bewezenverklaring.
De rechtbank gebruikt de volgende bewijsmiddelen:
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer [proces-verbaal nummer] , van de politie eenheid Den Haag, districtsrecherche Den Haag-West, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 112).
Ten aanzien van feit 1, 2 en 3 telkens impliciet subsidiair
1. de bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 22 juni 2023;
2. het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] , opgemaakt op 23 juni 2022 (p. 52-54);
3. het geschrift, te weten een (ongenummerde) geneeskundige verklaring van [naam 1] , huisarts, betreffende [slachtoffer 1] d.d. 1-7-2022;
4. het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] , opgemaakt op 24 juni 2022 (p. 67 en 68);
5. het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 3] , opgemaakt op 25 juni 2022 (p. 76 en 77);
6. het geschrift, te weten een (ongenummerde) brief van [naam 2] , [naam 3] , betreffende [slachtoffer 3] d.d. 1-7-2022;
7. de eigen waarneming van de rechtbank van de camerabeelden, getoond op de terechtzitting van 22 juni 2023;
Ten aanzien van feit 4
6. de bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 22 juni 2023;
7. het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 4] , opgemaakt op 23 juni 2022 (p. 44 en 45) met als bijlage een foto van de schade (p. 49);
Ten aanzien van feit 5
8. de bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 22 juni 2023;
9. het proces-verbaal van rijden onder invloed, opgemaakt op 25 juni 2022 (p. 104-106);
10. het geschrift, te weten een afdruk van het resultaat van de bij de verdachte afgenomen ademanalyse (p. 108).
3.2.
Vrijspraak pogingen doodslag (feiten 1,2 en 3 telkens impliciet primair)
De rechtbank acht, met de officier van justitie en de raadsvrouw, niet bewezen dat bij de verdachte sprake is geweest van opzet, ook niet in voorwaardelijke zin, om [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] (hierna: de aangevers) van het leven te beroven. Het dossier bevat onvoldoende aanknopingspunten om vast te kunnen stellen dat er een aanmerkelijke kans bestond dat de aangevers ten gevolge van het handelen van de verdachte zouden komen te overlijden. De rechtbank zal daarom de verdachte van het onder 1, 2 en 3 telkens impliciet primair tenlastegelegde vrijspreken.
3.3.
Bewezenverklaring pogingen zware mishandeling (feiten 1, 2 en 3 telkens impliciet subsidiair)
Met de officier van justitie en de raadsvrouw acht de rechtbank bewezen dat de verdachte opzet in voorwaardelijke zin had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan de aangevers. Daarvan is sprake indien de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de slachtoffers door zijn handelen zwaar lichamelijk letsel zouden oplopen.
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat de verdachte met een auto een garage in is gereden terwijl er bij en in die garage diverse mensen stonden onder wie de aangevers. Hoewel ten aanzien van de snelheid van de auto op het moment dat deze de garage inreed geen objectieve meetgegevens beschikbaar zijn, stelt de rechtbank op basis van de camerabeelden vast dat de auto na de bocht accelereerde en met meer dan geringe snelheid de garage in is gereden. Verder staat vast dat de verdachte zwaar onder invloed was van alcohol toen hij de garage inreed en bovendien erg boos. Naar het oordeel van de rechtbank is er een aanmerkelijke kans geweest dat aangevers zwaar lichamelijk letsel zouden bekomen ten gevolge van het handelen van de verdachte. Immers, het met enige vaart een garage inrijden, met een personenauto, terwijl er personen in de directe nabijheid van de deuropening en in de garage staan, is een geschikt middel om die personen zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Naar algemene ervaringsregels is de kans aanmerkelijk dat die personen in zo’n geval met kracht door de auto worden geraakt en daardoor ernstig letsel oplopen. De verdachte heeft overigens ook daadwerkelijk mensen (de aangevers) geraakt met de auto, waardoor letsel is ontstaan. Zo was bij aangever [slachtoffer 1] onder meer sprake van een botbreuk in de hand en bij aangever [slachtoffer 3] van een kneuzing in de heup. De verdachte heeft deze aanmerkelijke kans naar het oordeel van de rechtbank ook bewust aanvaard. Zoals de verdachte bij de politie en ook ter terechtzitting heeft verklaard, wist hij dat er nog een aantal mensen bij de garage aanwezig was op het moment dat hij daar wegliep en - terwijl hij onder invloed verkeerde van een aanzienlijke hoeveelheid alcohol - in zijn auto stapte. Dat de verdachte heeft verklaard uitsluitend de bedoeling te hebben gehad de barbecue aan te rijden, maakt het voorgaande niet anders. De voornoemde feitelijke handelingen van de verdachte zijn immers bezwaarlijk anders aan te merken dan naar hun uiterlijke verschijningsvorm gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Dat de aangevers uiteindelijk geen zwaar lichamelijk letsel hebben opgelopen, is niet te danken aan de verdachte maar aan alert handelen van deze aangevers.
Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van de onder 1, 2 en 3 impliciet subsidiair ten laste gelegde pogingen zware mishandeling.
3.3.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1
hij op 23 juni 2022 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, in een auto op die [slachtoffer 1] is ingereden en over een voet en arm van die [slachtoffer 1] is gereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op 23 juni 2022 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met een auto op die [slachtoffer 2] heeft ingereden en tegen een been van die [slachtoffer 2] is gereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3
hij op 23 juni 2022 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 3] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, in een auto op die [slachtoffer 3] heeft ingereden en tegen een been van die [slachtoffer 3] is aangereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4
hij op 23 juni 2022 te 's-Gravenhage opzettelijk en wederrechtelijk een schuifpost die aan [slachtoffer 4] toebehoorde heeft beschadigd;
5
hij op 23 juni 2022 te 's-Gravenhage, als bestuurder van een motorrijtuig, (een personenauto te weten een
Jaguar), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte in zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 985 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en cursief weergegeven. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, en tot een taakstraf van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis, en een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van 3 jaren.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om oplegging van een gevangenisstraf van door de rechtbank te bepalen duur, waarbij het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht en een forse taakstraf. De raadsvrouw heeft hiertoe gewezen op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de omstandigheid dat de verdachte verantwoordelijkheid neemt en zich schuldbewust opstelt. Voorts heeft de raadsvrouw verwezen naar de inhoud van het reclasseringsadvies en naar straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd. Met betrekking tot de gevorderde ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen, heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat het niet passend is om een halfjaar nadat het Openbaar Ministerie uit eigen beweging het rijbewijs aan de verdachte heeft teruggegeven, alsnog over te gaan tot oplegging van een (onvoorwaardelijke) ontzegging van de rijbevoegdheid.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte, die als gast aanwezig was bij een barbecue van de tegenover zijn bedrijf liggende garage, heeft deze barbecue na kennelijke onenigheid met (een) andere gast(en) en onder invloed van een aanzienlijke hoeveelheid alcohol, boos verlaten. Hij heeft zich vervolgens schuldig gemaakt aan ernstige pogingen tot zware mishandeling door met zijn auto op een aantal bij de barbecue aanwezige mensen in te rijden. De drie slachtoffers hebben door het handelen van de verdachte pijn en letsel opgelopen en zijn er erg van geschrokken dat de verdachte op hen in is gereden. Het feit dat deze personen geen zwaar lichamelijk letsel hebben opgelopen is een omstandigheid die geenszins aan de verdachte te danken is, maar uitsluitend aan het snelle reactievermogen van de slachtoffers. Het had heel anders kunnen aflopen. De rechtbank rekent de verdachte dit zwaar aan. De verdachte heeft zich met zijn handelen tevens schuldig gemaakt aan beschadiging van de deurpost van de garage. Ook dit is een vervelend feit.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 10 mei 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van een reclasseringsadvies over de verdachte van 21 juni 2023, waaruit volgt dat de verdachte ten tijde van het tenlastegelegde veel stress ervoer van zijn bedrijf en door de zorg voor zijn moeder. Deze stress probeerde hij te dempen met het gebruik van alcohol. Het afgelopen jaar heeft de verdachte zijn bedrijf verkocht en is hij gestopt met het gebruik van alcohol. De verdachte heeft het alcoholverbod, dat als bijzondere voorwaarde is verbonden aan de schorsing van zijn voorlopige hechtenis, niet overtreden. De kans op recidive wordt als laag ingeschat en de reclassering vindt verdere interventies niet geïndiceerd. Geadviseerd wordt een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarde een contactverbod met de slachtoffers, zolang een bemiddelingstraject niet heeft plaatsgevonden. De verdachte is volgens de reclassering in staat om een werkstraf te verrichten.
Conclusie
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmodaliteit en strafmaat aansluiting gezocht bij de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. Daarin staat als uitgangspunt voor het opzettelijk toebrengen van middelzwaar lichamelijk letsel met behulp van een wapen (niet zijnde een vuurwapen) een gevangenisstraf voor de duur van zeven maanden genoemd.
Uitgaande van voornoemd oriëntatiepunt en gelet op wat hiervoor is overwogen met betrekking tot de ernst van de feiten, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een straf die deels onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Gelet op de schuldbewuste houding van de verdachte en de zorg die hij als mantelzorger draagt voor zijn hulpbehoevende moeder, is de rechtbank echter van oordeel dat de verachte niet terug hoeft naar de gevangenis. De rechtbank is van oordeel dat de maatschappij daar in de gegeven omstandigheden, een jaar na het tenlastegelegde, niet meer bij gebaat is. De rechtbank neemt hierbij tevens in overweging dat weliswaar sprake is van ernstige feiten, maar dat de gevolgen voor de slachtoffers gelukkig relatief beperkt zijn gebleven. De rechtbank acht een gevangenisstraf voor de duur van 120 dagen, met aftrek van de tijd die de verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, waarvan 106 dagen voorwaardelijk daarom passend en geboden. De voorwaardelijke straf dient de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst weer in de fout te gaan. Voor oplegging van een contactverbod jegens de aangevers, zoals door de reclassering is geadviseerd, ziet de rechtbank geen aanleiding nu de verdachte zich gedurende de schorsing aan de contactverboden jegens de aangevers heeft gehouden en ter terechtzitting heeft verklaard geen contact met de aangevers te zullen opnemen zolang zij dat niet zelf willen. De rechtbank ziet geen aanleiding daaraan te twijfelen.
Nu in soortgelijke zaken doorgaans langere onvoorwaardelijke gevangenisstraffen worden opgelegd, is de rechtbank van oordeel dat naast bovengenoemde straf een maximale taakstraf voor de duur van tweehonderdveertig uren dient te worden opgelegd.
Omdat de verdachte, terwijl hij onder invloed van alcohol verkeerde, in een auto heeft gereden en deze auto heeft ingezet om op de slachtoffers in te rijden, acht de rechtbank het ten slotte passend om ter zake van feit 5 een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van 12 maanden op te leggen, met aftrek van de tijd dat het rijbewijs van de verdachte reeds is ingehouden. Deze bijkomende straf is van kortere duur dan gevorderd door de officier van justitie omdat de rechtbank – anders dan de officier van justitie – aansluiting heeft gezocht bij de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting voor zware mishandeling met een wapen in combinatie met het rijden onder invloed van alcohol. Bij een alcoholpromillage van tussen de 946 en 1020 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht, geldt als uitgangspunt een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 10 maanden. De rechtbank komt uit op een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van 12 maanden omdat de verdachte, zoals hiervoor overwogen, niet alleen heeft gereden onder invloed van alcohol, maar tevens met zijn auto op de slachtoffers is ingereden.

7.De inbeslaggenomen voorwerpen

7.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen (beslaglijst, die als bijlage aan dit vonnis is gehecht) onder 1 genoemde voorwerp (personenauto) zal worden verbeurdverklaard.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich niet uitgelaten over het beslag.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal het op de beslaglijst onder 1 genoemde voorwerp, verbeurd verklaren. Dit voorwerp is voor verbeurdverklaring vatbaar, aangezien dit voorwerp aan de verdachte toebehoort en met behulp van dit voorwerp de bewezen verklaarde feiten zijn begaan.
Bij de vaststelling van deze bijkomende straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte.
8. De toepasselijke wetsartikelen
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen:
- 9, 14 a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 45, 55, 302 en 350 van het Wetboek van
Strafrecht;
- 8, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 telkens impliciet primair ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 telkens impliciet subsidiair ten laste gelegde feiten en de onder 4 en 5 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.3 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
de eendaadse samenloop van
feit 1 impliciet subsidiair:poging tot zware mishandeling en;
feit 2 impliciet subsidiair:poging tot zware mishandeling en;
feit 3 impliciet subsidiair:poging tot zware mishandeling en;
feit 4:opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen en;
feit 5:overtreding van artikel 8, tweede lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994 (985 microgram);
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
120 (honderdtwintig) DAGEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
106 (honderdzes) DAGEN, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
veroordeelt de verdachte voorts tot:
een taakstraf voor de tijd van
240 (tweehonderdveertig) UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van
120 (honderdtwintig) DAGEN;
veroordeelt de verdachte ten aanzien van feit 5 voorts tot:
een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van
12 (twaalf) maanden;
bepaalt, dat de tijd, dat het rijbewijs vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak reeds ingevorderd of ingehouden is geweest bij de uitvoering van de hem opgelegde ontzegging geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere bijkomende straf in mindering is gebracht;
verklaart verbeurd het op de beslaglijst onder 1 genoemde voorwerp, te weten: 1 STK personenauto met kenteken [kenteken] .
Dit vonnis is gewezen door
mr. N.S.M. Lubbe, voorzitter,
mr. J.L.E. Bakels, rechter,
mr. J. Herfkens, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. N. de Jong, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 6 juli 2023.