ECLI:NL:RBDHA:2023:9720
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Toewijzing verzoek om proceskostenvergoeding in asielzaak na intrekking beroep
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een verzoek om toewijzing van proceskostenvergoeding. Verzoeker, een Afghaanse nationaliteit, had op 9 oktober 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag van 10 november 2020. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, heeft op 25 januari 2023 de asielaanvraag ingewilligd. Na deze beslissing heeft verzoeker zijn beroep ingetrokken en verzocht om een vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld om te reageren op dit verzoek. Verweerder heeft aangegeven bereid te zijn om de proceskosten te vergoeden tot een bedrag van € 418,50. De rechtbank heeft vervolgens, op basis van artikel 8:54, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Wanneer een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, kan de rechtbank op verzoek van de indiener het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten. In dit geval heeft verweerder in een eerder bericht toegezegd de proceskostenvergoeding aan verzoeker te betalen. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder inderdaad bereid is om de proceskosten te vergoeden en heeft dit bedrag vastgesteld op € 418,50, gebaseerd op de geldende regels voor proceskostenvergoeding.
De rechtbank heeft in haar beslissing verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoeker tot het genoemde bedrag. Deze uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, rechter, en is openbaar gemaakt. Verzoeker heeft de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met deze uitspraak, binnen een termijn van 6 weken na verzending.