ECLI:NL:RBDHA:2023:9713

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 juni 2023
Publicatiedatum
5 juli 2023
Zaaknummer
NL23.15156
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot overdracht aan Frankrijk en zwangerschapskwestie

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 29 juni 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een verzoekster die een asielaanvraag had ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de asielaanvraag van verzoekster niet in behandeling genomen, omdat Frankrijk verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag. Verzoekster heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat zij zwanger is van haar Nederlandse partner en de overdracht aan Frankrijk dreigde voor de geboorte van haar kind.

De voorzieningenrechter heeft de zaak behandeld en besloten om de behandeling aan te houden in afwachting van de geboorte van het kind. De rechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De voorzieningenrechter overwoog dat de belangen van verzoekster om haar beroep in Nederland af te wachten zwaarder wegen dan het belang van de staatssecretaris om verzoekster uiterlijk op 28 augustus 2023 over te dragen aan Frankrijk. De rechter heeft daarom het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen, het bestreden besluit geschorst en bepaald dat verzoekster niet mag worden overgedragen aan Frankrijk totdat op het beroep is beslist.

De voorzieningenrechter heeft geen aanleiding gezien om de staatssecretaris te veroordelen in de proceskosten, gezien de omstandigheden van de zaak. De uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, in aanwezigheid van griffier mr. S.D.C.J. Verheezen, en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.15156

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam] , verzoekster

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. J.J. Bronsveld),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. A. Hadfy-Kovacs).

Procesverloop

Bij besluit van 22 mei 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van verzoekster niet in behandeling genomen op de grond dat Frankrijk verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Zij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De rechtbank heeft het beroep op 29 juni 2023 op zitting behandeld. Tijdens de behandeling van het beroep heeft de rechter besloten om de behandeling van het beroep van 29 juni 2023 aan te houden in afwachting van de geboorte van het kind waarvan verzoekster op dit moment in verwachting is.
De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet
bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb, kan, indien tegen een besluit bij de bestuursrechter beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de bestuursrechter, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de bestuursrechter die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in de bodemprocedure niet.
2. Verweerder heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat Frankrijk verantwoordelijk dient te worden geacht voor het asielverzoek van verzoekster, omdat zij door Frankrijk in het bezit is gesteld van een Schengenvisum, dat geldig was van
van 11 augustus 2022 tot 25 september 2022. Op 28 februari 2023 hebben de Franse autoriteiten het verzoek van Nederland om overname van verzoekster geaccepteerd.
3. Verzoekster heeft een voorlopige voorziening gevraagd ter voorkoming van de overdracht aan Frankrijk zolang geen uitspraak is gedaan op het beroep tegen het bestreden besluit.
4. Verzoekster heeft verklaard dat zij een relatie heeft met [naam 2] (hierna de partner), van Nederlandse nationaliteit. Verzoekster stelt dat zij zwanger is van haar partner en zij heeft ter onderbouwing een zwangerschapsverklaring overgelegd, waaruit blijkt dat zij op 23 september 2023 is uitgerekend. Ter zitting bij de behandeling van het beroep is een akte van erkenning overgelegd, waaruit volgt dat de partner de ongeboren vrucht van verzoekster heeft erkend. Zodra het kind geboren wordt, zal het kind hierdoor van rechtswege de Nederlandse nationaliteit verkrijgen, aldus verzoekster.
5. De uiterste overdrachtsdatum om verzoekster aan Frankrijk over te dragen is op 28 augustus 2023. Verzoekster is kort na die datum uitgerekend. Bij de behandeling van het beroep op zitting is door verzoekster een akte van erkenning van het ongeboren kind overgelegd door haar partner. Nog niet duidelijk is hoe de verblijfsrechtelijke status van verzoekster na de geboorte van haar kind zal zijn. Vooralsnog kan niet worden uitgesloten dat haar na de geboorte van haar kind een beroep op het arrest Chavez-Vilchez [1] toekomt, mede gelet op de bij de behandeling van het beroep overgelegde akte van erkenning.. Gelet op het voorgaande, is de voorzieningenrechter op dit moment van oordeel, dat het belang van verzoekster om haar beroep in Nederland te mogen afwachten, groter is dan het belang van verweerder om haar uiterlijk op 28 augustus 2023 over te dragen aan Frankrijk. De voorzieningenrechter wijst om die reden het verzoek om voorlopige voorziening toe, schorst het bestreden besluit en bepaalt dat verzoekster niet mag worden overgedragen aan Frankrijk totdat op het beroep tegen het bestreden besluit is beslist.
6. De voorzieningenrechter ziet ondanks de toewijzing van de voorlopige voorziening geen aanleiding om verweerder te veroordelen in de proceskosten gelet op hetgeen op de zitting van het beroep is aangevoerd.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- treft de voorlopige voorziening dat het bestreden besluit wordt geschorst en dat verzoekster niet mag worden overgedragen aan Frankrijk totdat is beslist op het beroep.
- wijst het verzoek om vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. mr. E.F. Bethlehem, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S.D.C.J. Verheezen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Arrest van het Hof van Justitie (het Hof) van 10 mei 2017, ECLI:EU:C:2017:354.