ECLI:NL:RBDHA:2023:970
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toewijzing voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot overdracht aan Duitsland
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 27 januari 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, wiens naam niet is vermeld, had tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beroep ingesteld. Dit besluit, genomen op 9 december 2022, hield in dat de asielaanvraag van verzoeker niet in behandeling werd genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de aanvraag. Verzoeker verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, zodat hij zijn beroep in Nederland kon afwachten.
De voorzieningenrechter oordeelde dat er sprake was van onverwijlde spoed, omdat verzoeker op 1 februari 2023 zou worden overgedragen aan Duitsland. De rechter weegt het belang van verzoeker om aanwezig te zijn bij de behandeling van zijn beroep zwaarder dan het belang van de staatssecretaris om verzoeker eerder over te dragen. Daarom werd het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen, wat betekent dat het bestreden besluit werd geschorst en verzoeker in Nederland mocht blijven totdat zijn beroep was behandeld.
Daarnaast werd de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van verzoeker, die op € 837,- werden vastgesteld. De uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, in aanwezigheid van griffier mr. E.C. Jacobs. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.