ECLI:NL:RBDHA:2023:9698
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake aanvraag verblijfsvergunning regulier
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 juni 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had bezwaar gemaakt tegen het besluit van 29 juli 2022, waarin zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd niet in behandeling werd genomen. De rechtbank heeft het beroep van de eiser niet-ontvankelijk verklaard op grond van artikel 6:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank overweegt dat het beroepschrift van de eiser geen gronden bevatte, wat vereist is volgens artikel 6:5 van de Awb. De rechtbank had de eiser eerder de gelegenheid gegeven om binnen vier weken gronden in te dienen, maar hierop is geen reactie ontvangen. Hierdoor kon de rechtbank het beroep niet inhoudelijk behandelen en werd het beroep als kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.
De uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, en mr. R. de Mul, griffier, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. Eiser heeft de mogelijkheid om binnen zes weken na de uitspraak een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met de uitspraak.