ECLI:NL:RBDHA:2023:9684

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 mei 2023
Publicatiedatum
4 juli 2023
Zaaknummer
NL22.21616
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in bezwaar tegen afwijzing verblijfsvergunning regulier

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 16 mei 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster had bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier onder de beperking 'verblijf als familie- of gezinslid', welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen op 15 september 2022. De staatssecretaris gaf in een brief van 11 mei 2023 aan zich niet meer te verzetten tegen de toewijzing van het verzoek om een voorlopige voorziening, en beide partijen stemden in met een uitspraak zonder zitting.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er geen geschil is over de uitzetting van verzoekster, en heeft daarom besloten om het verzoek tot voorlopige voorziening toe te wijzen. Dit houdt in dat de staatssecretaris wordt verboden verzoekster uit te zetten totdat er een beslissing is genomen op het bezwaarschrift. Daarnaast is de staatssecretaris veroordeeld tot betaling van de proceskosten van verzoekster, vastgesteld op € 837,-, en dient het door verzoekster betaalde griffierecht van € 184,- te worden vergoed.

De uitspraak is gedaan door mr. M. van Nooijen, in aanwezigheid van griffier mr. M.J.J. Roks, en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.21616

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoekster], verzoekster

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. M.M. Volwerk),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 15 september 2022 heeft verweerder de aanvraag van verzoekster voor een verblijfsvergunning regulier onder de beperking ‘verblijf als familie- of gezinslid’ afgewezen.
Verzoekster heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Ook heeft zij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Bij brief van 11 mei 2023 heeft verweerder aangegeven zich niet meer tegen toewijzing van het verzoek om een voorlopige voorziening te verzetten en akkoord te zijn met uitspraak doen zonder zitting. Op diezelfde dag heeft eiseres aangegeven ook akkoord te zijn met uitspraak doen zonder zitting.
De voorzieningenrechter heeft vervolgens bepaald dat het onderzoek ter zitting verder achterwege blijft en heeft op 12 mei 2023 het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Nu tussen partijen niet in geschil is dat van uitzetting van verzoekster vooralsnog behoort te worden afgezien, ziet de voorzieningenrechter aanleiding om het verzoek tot een voorlopige voorziening toe te wijzen en verweerder te verbieden verzoekster uit te zetten, totdat op het bezwaarschrift is beslist.
2. Gelet op het voorgaande ziet de voorzieningenrechter aanleiding om verweerder te veroordelen in de door verzoekster gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 837,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, waarde per punt van € 837,-, wegingsfactor 1), vanwege de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
3. Ook dient verweerder het door verzoekster betaalde griffierecht van €184,- aan haar te vergoeden op grond van artikel 8:82, vijfde lid van de Awb.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe en verbiedt verweerder om verzoekster uit Nederland te verwijderen totdat op het bezwaarschrift is beslist;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 837,- (achthonderdzevenendertig euro);
- gelast dat verweerder het door verzoekster betaalde griffierecht van € 184,- (honderdvierentachtig euro) aan verzoekster vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van Nooijen, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.J.J. Roks, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.