ECLI:NL:RBDHA:2023:9677
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- M. van Nooijen
- M.J.J. Roks
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake intrekking machtiging tot voorlopig verblijf
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 19 mei 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. S. Deniz, had bezwaar gemaakt tegen de intrekking van haar machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder in deze procedure. De intrekking vond plaats op basis van artikel 2m, derde lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000. Verzoekster verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, omdat zij meende dat er sprake was van een spoedeisend belang.
De voorzieningenrechter heeft op 16 mei 2023 de zaak behandeld. Tijdens de zitting is vastgesteld dat verzoekster onvoldoende heeft aangetoond dat er een spoedeisend belang was bij het treffen van de voorlopige voorziening. De enkele verwijzing naar de algemene veiligheidsituatie in Soedan werd als onvoldoende beschouwd. Daarnaast is de voorzieningenrechter van oordeel dat het bestreden besluit niet evident onrechtmatig is. Er zijn aanwijzingen voor mogelijke fraude met de laissez-passer, wat de rechtmatigheid van de intrekking van de mvv in twijfel trekt.
Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat er geen spoedeisend belang is aangetoond en het bestreden besluit niet evident onrechtmatig is. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.