ECLI:NL:RBDHA:2023:9677

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 mei 2023
Publicatiedatum
4 juli 2023
Zaaknummer
NL23.23
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake intrekking machtiging tot voorlopig verblijf

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 19 mei 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. S. Deniz, had bezwaar gemaakt tegen de intrekking van haar machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder in deze procedure. De intrekking vond plaats op basis van artikel 2m, derde lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000. Verzoekster verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, omdat zij meende dat er sprake was van een spoedeisend belang.

De voorzieningenrechter heeft op 16 mei 2023 de zaak behandeld. Tijdens de zitting is vastgesteld dat verzoekster onvoldoende heeft aangetoond dat er een spoedeisend belang was bij het treffen van de voorlopige voorziening. De enkele verwijzing naar de algemene veiligheidsituatie in Soedan werd als onvoldoende beschouwd. Daarnaast is de voorzieningenrechter van oordeel dat het bestreden besluit niet evident onrechtmatig is. Er zijn aanwijzingen voor mogelijke fraude met de laissez-passer, wat de rechtmatigheid van de intrekking van de mvv in twijfel trekt.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat er geen spoedeisend belang is aangetoond en het bestreden besluit niet evident onrechtmatig is. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.23

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoekster], verzoekster

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. P.C.M. van Schijndel),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. S. Deniz).

Procesverloop

Bij besluit van 21 december 2022 (bestreden besluit) heeft verweerder de machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) van verzoekster op grond van artikel 2m, derde lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw), ingetrokken.
Verzoekster heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Ook heeft verzoekster de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 16 mei 2023 op zitting behandeld. Verzoekster en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

Is er een spoedeisend belang?
1. Op grond van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) gaat de voorzieningenrechter eerst na, of onverwijlde spoed het treffen van een voorlopige voorziening vereist. Met verweerder is de voorzieningenrechter van oordeel dat verzoekster onvoldoende concreet heeft gemaakt waaruit het gestelde spoedeisende belang bij de gevraagde voorlopige voorziening bestaat. De enkele verwijzing naar de algemene (veiligheids)situatie in Soedan is hiervoor onvoldoende.
Is er sprake van een evident onrechtmatig besluit?
2. Nu verzoekster geen spoedeisend belang heeft, kan de door haar gevraagde voorlopige voorziening alleen nog worden getroffen als het bestreden besluit evident onrechtmatig is. Met evident onrechtmatig wordt bedoeld dat zonder diepgaand onderzoek naar de relevante feiten en/of het recht zeer ernstig moet worden betwijfeld of het door verweerder ingenomen standpunt juist is en of het besluit in de bezwaarprocedure in stand zal blijven. Voor zover met de daartoe uit te voeren toetsing de rechtmatigheid van het bestreden besluit wordt beoordeeld, heeft het oordeel van de voorzieningenrechter een voorlopig karakter dat niet bindend is voor de beslissing op bezwaar of in een eventuele beroepsprocedure.
3. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is het bestreden besluit niet evident onrechtmatig. Op grond van de door verweerder overgelegde foto’s van de aan verzoekster verstrekte laissez-passer is het niet onaannemelijk dat geprobeerd is om de plastic sticker - waaronder de pasfoto van verzoekster zit - los te halen. Nu dit een aanwijzing vormt voor mogelijke fraude met de laissez-passer, kan niet op voorhand worden geconcludeerd dat de intrekking van de mvv evident onrechtmatig is.

Wat is de conclusie?

4. Er is geen spoedeisend belang en het bestreden besluit is niet evident onrechtmatig. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van Nooijen, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr.M.J.J. Roks, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.