ECLI:NL:RBDHA:2023:9675

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 mei 2023
Publicatiedatum
4 juli 2023
Zaaknummer
NL22.22910
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in bezwaar tegen afwijzing verblijfsvergunning regulier familie en gezin

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 2 mei 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoekster had bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier onder het verblijfsdoel 'familie en gezin', welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. Bij het bestreden besluit van 3 november 2022 was ook een terugkeerbesluit uitgevaardigd, waarbij verzoekster werd opgedragen terug te keren naar Suriname.

Verzoekster heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening, en op 19 april 2023 heeft de staatssecretaris aangegeven zich niet meer te verzetten tegen de toewijzing van dit verzoek. Beide partijen hebben ingestemd met het achterwege laten van een zitting. De voorzieningenrechter heeft vervolgens het onderzoek gesloten en geoordeeld dat er vooralsnog niet tot uitzetting van verzoekster overgegaan mocht worden, totdat op het bezwaarschrift was beslist.

De voorzieningenrechter heeft ook geoordeeld dat de staatssecretaris in de proceskosten van verzoekster moest worden veroordeeld, welke zijn vastgesteld op € 837,- voor rechtsbijstand. Daarnaast is de staatssecretaris opgedragen het door verzoekster betaalde griffierecht van € 184,- te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. drs. D. Biever, in aanwezigheid van griffier mr. M.J.J. Roks, en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.22910

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoekster], verzoekster

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. A.G. Kleijweg),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 3 november 2022 (bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoekster voor een verblijfsvergunning regulier onder het verblijfsdoel ‘familie en gezin’ afgewezen. Bij ditzelfde besluit heeft verweerder een terugkeerbesluit uitgereikt en bepaald dat verzoekster moet terugkeren naar Suriname.
Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit bezwaar gemaakt. Ook heeft zij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Bij brief van 19 april 2023 heeft verweerder aangegeven zich niet meer te verzetten tegen toewijzing van het verzoek om een voorlopige voorziening. Verweerder heeft zich hierbij ook akkoord verklaard met het doen van uitspraak zonder zitting. Bij bericht van diezelfde dag heeft verzoekster ook aangegeven akkoord te zijn met het achterwege laten van een zitting.
De voorzieningenrechter heeft bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft en vervolgens het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Nu tussen partijen niet in geschil is dat van uitzetting van verzoekster vooralsnog behoort te worden afgezien, ziet de voorzieningenrechter aanleiding om het verzoek om een voorlopige voorziening toe te wijzen en verweerder te verbieden om verzoekster uit te zetten, totdat op het bezwaarschrift is beslist.
2. Gelet op het voorgaande ziet de voorzieningenrechter aanleiding verweerder in de door verzoekster gemaakte proceskosten te veroordelen. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht 2023 vast voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand op € 837,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, met een waarde per punt van € 837,-, wegingsfactor 1). Ook is er aanleiding verweerder te veroordelen tot vergoeding van het griffierecht van € 184,‑.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe;
- verbiedt verweerder verzoekster uit te zetten totdat op het bezwaarschrift is beslist;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag
van € 837,- (achthonderdzevenendertig euro);
- draagt verweerder op het door verzoekster betaalde griffierecht van € 184,- (honderdvierentachtig euro) te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. D. Biever, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.J.J. Roks, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.