ECLI:NL:RBDHA:2023:965

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 januari 2023
Publicatiedatum
2 februari 2023
Zaaknummer
NL22.24731
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijk verklaring van asielaanvraag wegens ontbreken gronden van beroep

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 januari 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. R. Akkaya. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was de verweerder in deze zaak. Eiseres had op 2 december 2022 een asielaanvraag ingediend, maar deze werd door de staatssecretaris niet-ontvankelijk verklaard. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat het beroepschrift geen gronden bevatte, zoals vereist volgens artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank heeft eiseres de gelegenheid gegeven om het verzuim te herstellen binnen een gestelde termijn, maar de gronden van beroep zijn pas na deze termijn ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gronden niet tijdig zijn ingediend en dat eiseres niet heeft aangetoond dat deze termijnoverschrijding niet aan haar kan worden toegerekend. Hierdoor heeft de rechtbank geconcludeerd dat het beroep niet-ontvankelijk verklaard moet worden.

De rechtbank heeft in haar beslissing ook aangegeven dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan geraadpleegd worden via de website van de rechtspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg Bestuursrecht zaaknummer: NL22.24731
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[Naam], eiseres v-nummer: [Nummer] (gemachtigde: mr. R. Akkaya),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 2 december 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiseres niet-ontvankelijk verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank doet met toepassing van artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Awb bevat het beroepschrift tenminste de gronden van beroep. Indien niet aan dit vereiste is voldaan, kan op grond van artikel 6:6 Awb het beroep niet-ontvankelijk worden verklaard, mits eiseres de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een haar daartoe gestelde termijn.
2. De rechtbank stelt vast dat het beroepschrift van eiseres geen gronden bevat. De rechtbank heeft eiseres bij brief van 5 december 2022 hierop gewezen en haar in de gelegenheid gesteld om het verzuim te herstellen binnen vijf werkdagen na de verzending van de brief, dus uiterlijk op 12 december 2022. Daarbij is eiseres erop gewezen dat het beroep niet-ontvankelijk kan worden verklaard als de gronden niet binnen de gestelde termijn worden ingediend.
3. Eiseres heeft op 13 december 2022 gronden van beroep ingediend. De rechtbank stelt vast dat dit buiten de gegeven termijn is. Bij brief van 19 december 2022 is eiseres gevraagd om een toelichting te geven op de termijnoverschrijding. Eiseres stelt zich blijkens haar reactie van 22 december 2022 op het standpunt dat er geen sprake is van een verzuim. Hierbij verwijst zij naar het inleidende beroepschrift. Onder het kopje ‘Wat zijn de gronden van het beroep?’ is vermeld: ‘eiseres is het niet eens met de afwijzing van de IND’.
4. De rechtbank volgt eiseres hierin niet. Het inleidende beroepschrift bevat geen informatie over de reden(en) waarom eiseres het niet eens is met het bestreden besluit, zodat terecht is vastgesteld dat eiseres in verzuim was. De gronden van beroep zijn vervolgens niet tijdig kenbaar gemaakt aan de rechtbank. Niet is gebleken dat dit niet aan eiseres kan worden toegerekend, zodat er geen aanleiding is om niet-ontvankelijkverklaring van het beroep achterwege te laten.1
5. De rechtbank zal het beroep daarom niet-ontvankelijk verklaren.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. S.C. Spruijt, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
1 Zie artikel 2.4, derde lid, aanhef en onder b, van de Procesregeling bestuursrecht 2022.
De uitspraak is bekendgemaakt op:

Documentcode: DSR24324801

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.