Uitspraak
RECHTBANK Den Haag
1.De procedure
- het B16-formulier van 7 mei 2023, met producties 9 tot en met 11, namens de man;
2.Waar gaat het om?
3.Het geschil
€ 46.440,94 (50% van de aflossing en van de verbouwingskosten) aan de vrouw ter zake van vergoedingsrechten en dat de man wordt veroordeeld tot betaling van de helft van de door de vrouw betaalde hypotheekaflossingen vanaf 1 april 2022 tot de datum van overdracht van de woning aan de vrouw of aan een derde.
4.De beoordeling in conventie en in reconventie
€ 31.005,48. De man betwist deze stellingen van de vrouw. De overwaarde was volgens hem van partijen samen of het bedrag moet worden beschouwd als een gift van de vrouw. Subsidiair stelt de man dat hij een vergoedingsrecht heeft op de vrouw voor de betalingen die hij vanaf 2017 tot en met de verkoop van de woning aan de [adres 1] heeft gedaan ter aflossing van de hypotheek op die woning van totaal ongeveer € 25.000. Daarnaast dient de vrouw, volgens de man, een bedrag van € 2.500 als onverschuldigd betaald aan hem terug te betalen.
Zoals onder 4.3 is overwogen moeten beiden deelgenoten overeenkomstig hun aandeel bijdragen in de kosten van de woning. Vast staat dat de vrouw € 62.010,95 uit eigen middelen € 62.010,95 heeft afgelost en zodoende meer heeft bijgedragen dan de man. In beginsel heeft de vrouw dus een vorderingsrecht op de man ter hoogte van de helft hiervan.
€ 30.870,91 naar het oordeel van de rechtbank voldoende komen vast te staan. De man heeft niet weersproken dat met de verbouwing onder meer substantieel meer vierkante meters, een dakkapel en een extra kamer zijn gerealiseerd. Gelet op de aard en de omvang van de verbouwingswerkzaamheden is voldoende aannemelijk dat de waarde van de woning ten minste met het door de vrouw geïnvesteerde bedrag van € 30.870,91 is gestegen. Nu deze investering (ook) ten voordele heeft gestrekt van het aandeel van de man in de woning, heeft de vrouw in beginsel een vorderingsrecht voor de helft van de kosten van de verbouwing.
5.De beslissing in conventie en reconventie
onder de opschortende voorwaardedat vrouw binnen drie maanden na de datum van dit vonnis aantoont dat zij in staat is de overname te financieren en man te doen ontslaat uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire geldlening en bepaalt dat de vrouw de helft van de overwaarde van de woning (taxatiewaarde minus hypothecaire schuld en kosten van taxatie) aan de man moet voldoen dan wel dat, indien sprake is van een onderwaarde, de man de helft daarvan aan de vrouw moet voldoen;