ECLI:NL:RBDHA:2023:9631
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om vergoeding van proceskosten in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 10 januari 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om vergoeding van proceskosten door verzoeker, vertegenwoordigd door mr. J. Eliya. Verweerder in deze zaak is de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat dit in deze specifieke zaak niet noodzakelijk werd geacht, conform artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Verzoeker had in juli 2022 beroep aangetekend omdat verweerder niet tijdig had beslist op zijn aanvraag. Na een beslissing van verweerder op 6 september 2022 heeft verzoeker zijn beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft overwogen dat, omdat verweerder pas na het indienen van het beroep een beslissing heeft genomen, verzoeker recht heeft op vergoeding van de gemaakte proceskosten.
De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker een professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld, wat leidt tot een vast bedrag aan proceskostenvergoeding. Echter, omdat de zaak enkel betrekking had op de overschrijding van de beslistermijn, is er een lagere vergoeding toegekend, met een wegingsfactor van 0,5. Uiteindelijk is de proceskostenvergoeding vastgesteld op € 418,50, wat is gebaseerd op 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde van € 837,- en de genoemde wegingsfactor. De rechtbank heeft verweerder veroordeeld tot betaling van dit bedrag aan verzoeker.