ECLI:NL:RBDHA:2023:9631

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 januari 2023
Publicatiedatum
4 juli 2023
Zaaknummer
NL22.13137
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vergoeding van proceskosten in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 10 januari 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om vergoeding van proceskosten door verzoeker, vertegenwoordigd door mr. J. Eliya. Verweerder in deze zaak is de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat dit in deze specifieke zaak niet noodzakelijk werd geacht, conform artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Verzoeker had in juli 2022 beroep aangetekend omdat verweerder niet tijdig had beslist op zijn aanvraag. Na een beslissing van verweerder op 6 september 2022 heeft verzoeker zijn beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft overwogen dat, omdat verweerder pas na het indienen van het beroep een beslissing heeft genomen, verzoeker recht heeft op vergoeding van de gemaakte proceskosten.

De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker een professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld, wat leidt tot een vast bedrag aan proceskostenvergoeding. Echter, omdat de zaak enkel betrekking had op de overschrijding van de beslistermijn, is er een lagere vergoeding toegekend, met een wegingsfactor van 0,5. Uiteindelijk is de proceskostenvergoeding vastgesteld op € 418,50, wat is gebaseerd op 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde van € 837,- en de genoemde wegingsfactor. De rechtbank heeft verweerder veroordeeld tot betaling van dit bedrag aan verzoeker.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.13137
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. J. Eliya) en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,verweerder

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoeker om vergoeding van zijn proceskosten. Verweerder heeft niet gereageerd op dit verzoek.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)). Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. De rechtbank kan een partij de proceskosten van de tegenpartij laten betalen (artikel 8:75 en 8:75a van de Awb en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb)).
3. Verzoeker is op 10 juli 2022 in beroep gegaan, omdat verweerder niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag. Op 6 september 2022 heeft verweerder alsnog een beslissing genomen op zijn aanvraag. Verzoeker heeft daarna het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit ingetrokken en daarbij de rechtbank verzocht om verweerder te veroordelen in de proceskosten.
4. Omdat verweerder pas nadat verzoeker in beroep is gegaan een beslissing heeft genomen, krijgt verzoeker een vergoeding voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. Verweerder moet dit betalen. Volgens het Bpb is dit een vast bedrag omdat verzoeker een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor hem een beroepschrift in te dienen.
5. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden, wordt een lager bedrag toegekend (wegingsfactor 0,5). Verder zijn er geen kosten gemaakt die
vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 418,50 (1 punt voor het indienen van het
beroepschrift, met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 0,5).

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van
€ 418,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.G. Nicholson, rechter, in aanwezigheid van W. van Brakel, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
10 januari 2023

Documentcode: [documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.