ECLI:NL:RBDHA:2023:9623

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 juli 2023
Publicatiedatum
4 juli 2023
Zaaknummer
09-336923-22
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplichtigheid aan gewapende overval op Ici Paris XL

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 juli 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die medeplichtig was aan een gewapende overval op de Ici Paris XL in Den Haag op 21 december 2022. De verdachte, geboren in 2004, werd beschuldigd van het medeplegen van de overval, maar de rechtbank sprak hem vrij van de primair ten laste gelegde feiten. De rechtbank oordeelde dat het bewijs voor het medeplegen niet wettig en overtuigend was. Echter, de verdachte werd wel schuldig bevonden aan medeplichtigheid aan de diefstal, die gepaard ging met geweld of bedreiging met geweld. De rechtbank legde een jeugddetentie op van 163 dagen, waarvan 120 dagen voorwaardelijk, en een werkstraf van 120 uur. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de impact van de overval op de slachtoffers. Daarnaast werden vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waaronder schadevergoeding voor materiële en immateriële schade. De rechtbank verklaarde de verdachte niet hoofdelijk aansprakelijk voor de volledige schade, maar kende hem een percentage van de schadevergoeding toe, gebaseerd op zijn aandeel in het feit.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer: 09-336923-22
Datum uitspraak: 3 juli 2023
Tegenspraak
Vonnis (vul parketnummer in)van de rechtbank Den Haag in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag 1] 2004 te [geboorteplaats] ,
[adres]
.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

De strafzaak tegen de verdachte is behandeld op de terechtzittingen van 30 maart 2023 (regiezitting) en 19 juni 2023 (inhoudelijke behandeling).
De officier van justitie in deze zaak is mr. M. Tiebosch en de advocaat van de verdachte is mr. P.B. Spaargaren te Den Haag. De verdachte is op de terechtzitting verschenen.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, die is gewijzigd op de terechtzitting van 19 juni 2023. De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdachte wordt kort gezegd primair verweten het medeplegen van een overval op een filiaal van ICI Paris XL in Den Haag, op 21 december 2022. Subsidiair wordt hem verweten dat hij als medeplichtige bij deze overval betrokken is geweest.

3.De bewijsbeslissing

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde en tot bewezenverklaring van het onder 1 subsidiair en 2 subsidiair ten laste gelegde.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft namens de verdachte vrijspraak van het onder 1 primair ten laste gelegde en integrale vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde bepleit. Volgens de raadsman is wat er is gebeurd geen afpersing, maar een diefstal met geweld. Met betrekking tot het onder 1 subsidiair ten laste gelegde, de medeplichtigheid aan de diefstal met geweld, heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat dit bewezen kan worden verklaard.
3.3
Vrijspraak
Net als de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde (het medeplegen) niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
De rechtbank is met betrekking tot het onder 2 subsidiair ten laste gelegde feit van oordeel dat dit feit niet wettig en overtuigend is bewezen. Met de raadsman, ziet de rechtbank het feit als een diefstal met geweld, in vereniging. De verdachten hebben de medewerkers van de Ici Paris XL gedwongen om de kluis van het filiaal open te maken, maar de verdachten hebben vervolgens zelf het geld uit de kluis weggenomen. De verdachte zal daarom integraal worden vrijgesproken van het onder 2 ten laste gelegde feit.
3.4
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank komt wel tot een bewezenverklaring van de aan de verdachte verweten medeplichtigheid.
De rechtbank zal voor het onder 1 subsidiair ten laste gelegde feit met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan. De verdachte heeft dit bewezen verklaarde feit namelijk bekend en daarna niet anders verklaard. Daarnaast heeft de raadsman geen vrijspraak bepleit.
De officier van justitie heeft met betrekking tot dit feit eveneens gerekwireerd tot bewezenverklaring.
De rechtbank gebruikt de onderstaande bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500- [nummer] , van de politie eenheid Den Haag, districtsrecherche Den Haag-West, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 657).
1. De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 19 juni 2023;
2. Het proces-verbaal van aangifte van [naam 1] , opgemaakt op 21 december 2022 (p. 50-51);
3. Het proces-verbaal van verhoor van getuige [naam 2] , opgemaakt op 21 december 2022 (p. 20-26);
4. Het proces-verbaal van verhoor van getuige [naam 3] , opgemaakt op 21 december 2022 (p. 27-31);
5. Het proces-verbaal van verhoor van getuige [naam 4] , opgemaakt op 21 december 2022 (p. 32-36);
6. Het proces-verbaal van verhoor van getuige [naam 5] , opgemaakt op 21 december 2022 (p. 40-46);
7. Het proces-verbaal van verhoor van getuige [naam 6] opgemaakt op 21 december 2022 (p. 47-49);
8. Het proces-verbaal van verhoor van de verdachte, opgemaakt op 20 januari 2023 (p. 419-431);
9. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 24 december 2022 (p. 119-123);
10. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 24 december 2022 (p. 126-132);
11. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 25 december 2022 (p. 133-137);
12. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 11 februari 2023 (p. 460-479);
13. Het proces-verbaal van verhoor van getuige [naam 7] , opgemaakt op 2 juni 2023 (p. 626-629);
14. Een geschrift, van 13 maart 2023, inhoudende een verslag van DNA-onderzoek (p. 575-580).
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1.
subsidiair:
[medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op 21 december 2022 te ‘s-Gravenhage, tezamen en in vereniging,
een geldbedragvan 45.920,- euro
toebehorendeaan Ici Paris
XL(filiaal aan de Frederik
Hendriklaan)
hebbenweggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd voorafgegaan
envergezeld van geweld of bedreiging met geweld tegen medewerkers van Ici Paris XL (filiaal Frederik Hendriklaan) gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken door
- in het donker gekleed en met een helm op het hoofd de winkel binnen te komen en
-
dooreen op een vuurwapen gelijkend voorwerp te tonen en op
demedewerkers te richten en
- daarbij tegen voornoemde medewerkers
teschreeuwen/zeggen "dit is een overval!" en "handen omhoog" en "maak de kassa open!" en
- tegen voornoemde medewerkers
teschreeuwen/zeggen "iedereen naar achter, iedereen mee!" en "geld!,kluis, iedereen naar achteren!" en daarbij een op een vuurwapen gelijkend voorwerp
te tonenen
- [naam 5] bij de hals te pakken en het op een vuurwapen gelijkend voorwerp tegen de slaap te drukken en die [naam 5] in de richting van de kluis te duwen en die [naam 5] onder schot te houden en
- daarbij tegen die [naam 5] en
demedewerkers te schreeuwen "maak je kankerkluis open!” en
- voornoemde [naam 5] op die wijze te dwingen de code van de kluis in te toetsen/tikken en vervolgens de sleutel van de kluis om te draaien en vervolgens de kluis te openen,
bij het plegen van welk misdrijf verdachte op 21 december 2022 te 's-Gravenhage opzettelijk behulpzaam is geweest door in een auto (met draaiende motor) in de nabijheid van de Fredrik Hendriklaan klaar te staan en voornoemde [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op te wachten en voornoemde [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in te laten stappen en vervolgens (met grote snelheid) weg te rijden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of typefouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De op te leggen straffen

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte - met toepassing van het jeugdstrafrecht - wordt veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 10 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht. De officier van justitie heeft gevorderd dat daarvan 4 maanden voorwaardelijk wordt opgelegd met een proeftijd van 2 jaren en als bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich zal melden bij de reclassering, dat de verdachte zich zal houden aan een contactverbod met de medeverdachten en de slachtoffers en dat de verdachte onderwijs zal volgen.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om een onvoorwaardelijke straf op te leggen gelijk aan de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht en daarnaast een voorwaardelijke jeugddetentie. De verdachte is bereid om zich aan bijzondere voorwaarden te houden. Indien de rechtbank naast deze voorwaardelijke straf nog een onvoorwaardelijke straf nodig acht, verzoekt de raadsman om in dat geval een taakstraf op te leggen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan uit de stukken en tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich op 21 december 2022 schuldig gemaakt aan medeplichtigheid aan een gewapende overval op de Ici Paris XL aan de Frederik Hendriklaan in Den Haag. De medeverdachten zijn met gezichtsbedekking op kort voor sluitingstijd de winkel binnengegaan waarbij zij aan de medewerkers een op een vuurwapen gelijkend voorwerp hebben getoond. Onder dreiging van dit voorwerp zijn de medewerkers vervolgens gedwongen om richting het kantoor te lopen en de kluis te openen. Toen de medeverdachten de buit binnen hadden, zijn zij de winkel uit gevlucht en op een scooter weggereden. De verdachte zat in de buurt in een auto met draaiende motor te wachten op de medeverdachten. Toen de medeverdachten op de scooter aan kwamen rijden, zijn zij snel in de auto van de verdachte gestapt en zijn zij weggereden.
De verdachte heeft erkend dat hij wist dat er een strafbaar feit zou gaan plaatsvinden. Hem was een bedrag van € 3.000,- beloofd. Uiteindelijk heeft de verdachte een bedrag van
€ 7.600,- ontvangen. De verdachte heeft ter zitting gezegd dat hij ook wel had gedacht aan een beroving. Hij heeft steeds gezegd dat hij niet wist dat daar een vuurwapen bij gebruikt zou worden. Wat daar ook van zij, uit het feit dat de verdachte zelf ook wel aan een beroving dacht, blijkt al dat hij willens en wetens twee daders van een zeer ernstig feit heeft geholpen, alleen om er zelf iets aan te verdienen. Een beroving gaat altijd gepaard met minstens een dreiging van geweld, tegen een onschuldig slachtoffer, om aan geld of andere waardevolle spullen te komen.
De verdachte heeft alleen aan eigen persoonlijk geldelijk gewin gedacht en op geen enkele wijze rekening gehouden met de gevolgen voor anderen. Dat is des te erger omdat de verdachte op twee verschillende momenten is gevraagd om mee te doen hieraan. Hij heeft dus tijd heeft gehad om na te denken over wat er van hem gevraagd werd en hij had dus ook nog kunnen weigeren.
Uit het dossier blijkt dat dit misdrijf een grote impact heeft gehad op de medewerkers van de Ici Paris XL. Twee medewerkers hebben ter zitting verklaard wat dit feit met hen heeft gedaan, en dat zij zich nog steeds erg angstig voelen en dat zij behandeling krijgen voor hun mentale klachten. Ook de andere medewerkers zijn nog steeds angstig en hebben hun vertrouwen in andere mensen verloren. De rechtbank rekent het de verdachte aan dat hij – om geld te verdienen – hier een aandeel in heeft.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 3 april 2023. De verdachte is niet eerder veroordeeld voor een strafbaar feit.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport van Reclassering Nederland van 25 mei 2023 en de mondelinge toelichting die daarop door de deskundige [naam 8] ter zitting is gegeven. Daaruit volgt – kort samengevat – dat de verdachte in de afgelopen periode heeft laten zien dat hij zich aan de voorwaarden bij de schorsing kan houden. Hij is gemotiveerd om aan zijn toekomst te werken. Aangezien de verdachte nog thuiswonend is, schoolgaand is en ontvankelijk is voor sociale, emotionele of praktische ondersteuning of beïnvloeding door volwassenen wordt geadviseerd om het jeugdstrafrecht toe te passen. De reclassering adviseert om die reden een deels voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden op te leggen. De reclassering schat de kans op herhaling van een soortgelijk feit in als laag.
De rechtbank houdt er ook rekening mee dat de verdachte, nadat hij is aangehouden, zijn aandeel heeft toegegeven, een verklaring heeft afgelegd en tegenover de slachtoffers heeft erkend dat hij verantwoordelijkheid draagt voor dit feit en zijn excuses heeft gemaakt.
Toepassing van het jeugdstrafrecht in ASR zaken
De rechtbank kan – ten aanzien van een verdachte die ten tijde van het begaan van een strafbaar feit de leeftijd van 18 jaren maar nog niet die van 23 jaren heeft bereikt – het jeugdstrafrecht toepassen.
De rechtbank stelt vast dat de verdachte het bewezenverklaarde feit heeft gepleegd toen hij de leeftijd van 18 jaren had bereikt. Gelet op de genoemde rapportages, de gegeven adviezen en de geschetste persoonlijkheid van de verdachte, zal de rechtbank ten aanzien van het bewezenverklaarde op grond van artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht het jeugdstrafrecht toepassen.
Strafmodaliteit en strafmaatDe rechtbank heeft bij het bepalen van de straf ook gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd en naar de LOVS-oriëntatiepunten voor de straftoemeting voor minderjarigen. Daarin is als uitgangspunt bij een overval op een winkel een jeugddetentie vanaf vier maanden vermeld. Er kan sprake zijn van strafverhogende omstandigheden. Die zijn er in dit geval. Er is gedreigd met een wapen, in ieder geval met een voorwerp dat op een echt vuurwapen leek. Er is een groot geldbedrag weggenomen en er zijn meerdere daders. Van de andere kant is de rol van de verdachte hierbij die van medeplichtige.
Gelet op de aard en de ernst van het feit acht de rechtbank het opleggen van jeugddetentie passend. Ook ziet de rechtbank aanleiding om een gedeelte van de jeugddetentie voorwaardelijk op te leggen. Daarnaast is een onvoorwaardelijke werkstraf op zijn plaats.
De rechtbank ziet aanleiding om de gevorderde onvoorwaardelijke jeugddetentie te matigen. De verdachte is niet eerder veroordeeld. Bovendien heeft de verdachte verantwoordelijkheid genomen voor zijn aandeel in het feit en ter zitting zijn excuus gemaakt aan de slachtoffers. Daarnaast houdt de rechtbank rekening met het feit dat de verdachte – ondanks het voornemen om jeugdstrafrecht toe te passen – zijn voorlopige hechtenis grotendeels in een penitentiaire inrichting heeft doorgebracht, die een zwaarder regime heeft. Dit weegt mee bij het aspect van vergelding, dat één van de doelen van de op te leggen straf is.
De rechtbank acht het van groot belang dat de straf ook bijdraagt aan voorkoming van nieuwe strafbare feiten. Daarom wordt de jeugddetentie voor een deel voorwaardelijk opgelegd, als waarschuwing en zodat de verdachte met hulp van toezicht, begeleiding en behandeling zich zo gunstig mogelijk verder kan ontwikkelen.
Alles overwegende zal de rechtbank een jeugddetentie opleggen voor de duur van 163 dagen, met aftrek van de voorlopige hechtenis, waarvan 120 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden en het toezicht en begeleiding door de reclassering zijn passend en geboden ten behoeve (van het behoud) van de positieve ontwikkeling van de verdachte.
Daarnaast legt de rechtbank een taakstraf bestaande uit een werkstraf op voor de duur van 120 uren, bij niet voldoen te vervangen door 60 dagen jeugddetentie.

7.De vorderingen van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregelen

Ici Paris XL, wettelijk vertegenwoordigd door [naam 9] , heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces. De benadeelde partij vordert een vergoeding van schade van een bedrag van € 47.871,88, te vermeerderen met de wettelijke rente. Deze vordering ziet op materiële schade. Het gaat daarbij om het bij de overval weggenomen geld en om een bedrag van € 1.951,88 aan kosten gemaakt voor opvang van het personeel na de overval (calamiteitenopvang). Daarbij wordt verzocht alle verdachten hoofdelijk aansprakelijk te stellen voor het volledige bedrag. Ook is oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
[naam 3] , ter zitting bijgestaan door mr. C.P. Zwaanswijk, heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces. De benadeelde partij vordert een vergoeding van schade van een bedrag van € 111.143,-, te vermeerderen met de wettelijke rente. Daarbij wordt verzocht alle verdachten hoofdelijk aansprakelijk te stellen voor het volledige bedrag. De vordering ziet op € 1.143,- aan materiële schade en € 110.000,- aan immateriële schade. Ook is oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
[naam 6] ter zitting bijgestaan door mr. C.P. Zwaanswijk, heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces. De benadeelde partij vordert een vergoeding van schade van een bedrag van € 110.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente. Deze vordering ziet op immateriële schade. Daarbij wordt verzocht alle verdachten hoofdelijk aansprakelijk te stellen voor het volledige bedrag. Ook is oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
[naam 4] , ter zitting bijgestaan door mr. C.P. Zwaanswijk, heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces. De benadeelde partij vordert een vergoeding van schade van een bedrag van € 110.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente. Deze vordering ziet op immateriële schade Daarbij wordt verzocht alle verdachten hoofdelijk aansprakelijk te stellen voor het volledige bedrag.. Ook is oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
[naam 5] , ter zitting bijgestaan door mr. C.P. Zwaanswijk, heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces. De benadeelde partij vordert een vergoeding van schade van een bedrag van € 110.117,-, te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering ziet op € 117,- aan materiële schade en € 110.000,- aan immateriële schade. Daarbij wordt verzocht alle verdachten hoofdelijk aansprakelijk te stellen voor het volledige bedrag. Ook is oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
[naam 2] , ter zitting bijgestaan door mr. C.P. Zwaanswijk, heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces. De benadeelde partij vordert een vergoeding van schade van een bedrag van € 110.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente. Daarbij wordt verzocht alle verdachten hoofdelijk aansprakelijk te stellen voor het volledige bedrag. Deze vordering ziet op immateriële schade. Ook is oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij Ici Paris XL hoofdelijk voor toewijzing vatbaar is, vermeerderd met de wettelijke rente. De officier van justitie vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen [naam 3] , [naam 6] , [naam 4] , [naam 5] en [naam 2] heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen voor zover zij zien op de immateriële schade tot een bedrag van € 10.000,- hoofdelijk toewijsbaar zijn. Ook de gevorderde materiële schade van [naam 3] en [naam 5] is hoofdelijk voor toewijzing vatbaar, te vermeerderen met de wettelijke rente. De officier van justitie vordert telkens oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Voor het overige dienen de vorderingen niet-ontvankelijk te worden verklaard.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om de vorderingen niet hoofdelijk toe te wijzen.
De verdachte is immers slechts deels aansprakelijk voor de gevorderde schade.
Zo kan hij voor € 7.600,- aansprakelijk worden gesteld voor de vordering van Ici Paris XL. Dit is namelijk het bedrag wat hij van de medeverdachten heeft gekregen voor de overval. Ten aanzien van de calamiteitenopvang is de verdediging van mening dat deze post niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Deze kosten zijn onvoldoende onderbouwd.
Ten aanzien van de vorderingen van [naam 3] , [naam 6] , [naam 4] , [naam 5] en [naam 2] heeft de verdediging verzocht deze in hun geheel niet-ontvankelijk te verklaren. Ten eerste zijn de vorderingen ten aanzien van de immateriële schade onvoldoende onderbouwd. Er zijn geen stukken die het bestaan van psychische schade als gevolg van de overval onderbouwen. Bovendien is de verdachte niet verantwoordelijk voor het schadeveroorzakende deel. Hij heeft immers niet gedreigd met geweld, hij is niet in de winkel geweest. Er is geen causaal verband tussen zijn handelen en de veroorzaakte schade.
Subsidiair heeft de verdediging verzocht om de vorderingen ten aanzien van de immateriële schade te matigen. Met betrekking tot de hoogte van de gevorderde materiële schade heeft de verdediging zich gerefereerd. De verdediging heeft verder verzocht de vorderingen niet hoofdelijk toe te wijzen, maar daarin een verdeelsleutel toe te passen, die passend is voor de bijdrage die de verdachte aan het feit heeft gehad.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat de verdachte medeplichtig is aan de gewapende overval op de Ici Paris XL aan de Frederik Hendriklaan in Den Haag. Dit betekent dat ook de verdachte, als deelnemer aan het strafbare feit, onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partijen. Ook de verdachte is daarom verplicht om de schade van de benadeelde partijen te vergoeden.
De rechtbank ziet in de specifieke rolverdeling bij het feit aanleiding om de geleden schade niet volledig aan de verdachte toe te rekenen. Daarom zal de rechtbank de verdachte ook niet hoofdelijk aansprakelijk stellen voor de volledige geleden schade. De rechtbank zal de geleden schade, schattenderwijs, naar rato van zijn aandeel in het feit toerekenen aan de verdachte. De rechtbank kijkt hierbij naar de rol van de verdachte en zoekt ook aansluiting bij het aandeel dat de verdachte, blijkens het in de bewijsmiddelen opgenomen tapgesprek 1071, wilde hebben voor zijn bijdrage. Bij de vordering van ICI Paris speelt deels mee wat de verdachte daadwerkelijk heeft gekregen, namelijk € 7.600,-.
Van de overige voor toewijzing in aanmerking komende bedragen aan schadevergoeding zal de rechtbank steeds 20% toerekenen aan de verdachte.
Ici Paris XL
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De rechtbank is van oordeel dat de vordering tot schadevergoeding voldoende is onderbouwd. Dat geldt niet alleen voor het weggenomen geld maar ook voor de kosten van de calamiteitenopvang. De rechtbank vindt dit rechtstreekse schade. De rechtbank is van oordeel dat de verdachte medeverantwoordelijk is voor de geleden schade.
[naam 3] , [naam 6] , [naam 4] , [naam 5] en [naam 2]
Ten aanzien van de materiële schade
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partijen [naam 3] en [naam 5] door het)bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht. [naam 3] en [naam 5] hebben de kosten voor de gevolgde therapie opgegeven, respectievelijk
€ 1.143,- en € 117,-. Deze schade is door de verdediging niet betwist en is daarom voor toewijzing vatbaar.
Ten aanzien van de immateriële schade
De rechtbank stelt op basis van de door de benadeelde partijen gegeven toelichtingen vast dat zij, als gevolg van het hiervoor bewezen verklaarde feit, geestelijk en psychisch letsel ondervinden. Niet alle benadeelde partijen ondergaan daarvoor op dit moment behandeling. De rechtbank is echter van oordeel dat het hier gaat om een zeer ernstig feit, een brutale gewapende overval, waarbij de slachtoffers doodsangst moeten hebben uitgestaan.
Het ligt gelet op de hiervoor beschreven aard en ernst van de normschending voor de hand dat de slachtoffers daardoor zijn aangetast in hun persoon. Daarmee zijn naar het oordeel van de rechtbank, ook bij het deels ontbreken van medische stukken of stukken van andere deskundigen, de vorderingen tot betaling van smartengeld, in beginsel toewijsbaar.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van het smartengeld gekeken naar min of meer vergelijkbare, recente zaken. De toe te wijzen bedragen worden daarom gematigd.
De rechtbank acht een bedrag van € 2.500,- als smartengeld passend voor [naam 3] , [naam 6] , [naam 4] en [naam 2] . Voor [naam 5] waardeert de rechtbank het smartengeld op € 4.000,- omdat hij de meest directe dreiging bij de overval heeft moeten ondergaan, onder meer omdat hij degene is geweest die het wapen op zijn hoofd heeft gehad en de code van de kluis had en de kluis moest openen.
De vorderingen tot immateriële schade worden voor het overige niet-ontvankelijk verklaard.
Voor de gevorderde bedragen van € 100.000,- geldt daarbij in het bijzonder dat er op dit moment geen sprake is van reeds geleden schade tot dit bedrag.
Aandeel verdachte
De verdachte zal een gedeelte van 20% van de hiervoor genoemde materiële en immateriële schadevergoeding moeten betalen aan deze benadeelde partijen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 december 2022. De vorderingen worden in zoverre toegewezen.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij Ici Paris XL een schadevergoeding betalen van
€ 7.990,38, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. De rechtbank ziet in het gegeven dat ICI Paris XL een rechtspersoon is, aanleiding om niet de gevorderde schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De verdachte moet de benadeelde partij [naam 6] een schadevergoeding betalen van € 500,-, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
De rechtbank legt voor dit bedrag ook de schadevergoedingsmaatregel op. Gelet op de jeugdige leeftijd van de verdachte zal geen gijzeling of vervangende jeugddetentie worden toegepast.
De verdachte moet de benadeelde partij [naam 2] een schadevergoeding betalen van
€ 500,-, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. De rechtbank legt voor dit bedrag ook de schadevergoedingsmaatregel op.
Gelet op de jeugdige leeftijd van de verdachte zal geen gijzeling of vervangende jeugddetentie worden toegepast.
De verdachte moet de benadeelde partij [naam 4] een schadevergoeding betalen van
€ 500,-, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. De rechtbank legt voor dit bedrag ook de schadevergoedingsmaatregel op.
Gelet op de jeugdige leeftijd van de verdachte zal geen gijzeling of vervangende jeugddetentie worden toegepast.
De verdachte moet de benadeelde partij [naam 3] een schadevergoeding betalen van
€ 728,60, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. De rechtbank legt voor dit bedrag ook de schadevergoedingsmaatregel op.
Gelet op de jeugdige leeftijd van de verdachte zal geen gijzeling of vervangende jeugddetentie worden toegepast
De verdachte moet de benadeelde partij [naam 5] een schadevergoeding betalen van
€ 823,40 ), vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. De rechtbank legt voor dit bedrag ook de schadevergoedingsmaatregel op.
Gelet op de jeugdige leeftijd van de verdachte zal geen gijzeling of vervangende jeugddetentie worden toegepast.
Proceskosten
Nu de vorderingen van de benadeelde partijen zullen worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.

8.De inbeslaggenomen voorwerpen

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen goederen verbeurd te verklaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft hiertegen geen verweer gevoerd.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De in beslag genomen Android Homme sneakers, Marc Jacobs tas, de Ford 62-HHL-1 met bijbehorende sleutel en de Mason sneakers zullen worden verbeurd verklaard. Deze goederen zijn geheel of grotendeels door middel van het (vul de feitaanduidingen in)strafbare feit verkregen.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen en maatregelen zijn gegrond op de artikelen:
33, 33a, 36f, 48, 49, 77c, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

10.Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

16.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven in paragraaf 3.5 bewezen is verklaard en kwalificeert dit als:
ten aanzien van feit 1 subsidiair:
medeplichtigheid aan diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld of bedreiging met geweld tegen personen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
straf
veroordeelt de verdachte tot:
een
jeugddetentievoor de duur van
163(
honderddrieënzestig)
dagen;
beveelt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de eventuele tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van deze jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van de jeugddetentie, groot
120 dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd als de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij de hierbij op
twee jarenvastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan de voorwaarden dat de veroordeelde:
1. zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
2. zich gedurende de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland op het adres Bezuidenhoutseweg 179 te ’s-Gravenhage, op door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zo lang de reclassering dat noodzakelijk acht;
3. gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect en ook niet via sociale media – contact zal opnemen, zoeken of hebben met de medeverdachten:
- [medeverdachte 1] , geboren [geboortedag 2] 2006;
- [medeverdachte 2] , geboren [geboortedag 3] 2006;
en de slachtoffers:
- [naam 4] , geboren [geboortedag 4] 2004;
- [naam 3] , geboren [geboortedag 5] 1987;
- [naam 10] , geboren [geboortedag 6] 2005;
- [naam 2] , geboren [geboortedag 7] 1999;
- [naam 5] , geboren [geboortedag 8] 1993;
- [naam 6] geboren [geboortedag 9] 2006
zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
4. gedurende de proeftijd onderwijs volgt of andere zinvolle en door de reclassering goedgekeurde dagbesteding heeft;
geeft opdracht aan de reclassering om toezicht te houden op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen
aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld
in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de reclassering te houden
toezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek
van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de
reclassering, zo vaak en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht,
daaronder begrepen.
veroordeelt de verdachte voorts tot:
een
taakstraf, bestaande uit een
werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de duur van
120 (honderdtwintig) uren;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van
60 (zestig) dagen;
de vorderingen van de benadeelde partij
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
Ici Paris XL, te betalen een bedrag van
€ 7.990,38bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 21 december 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[naam 6], te betalen een bedrag van
€ 500,-bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 21 december 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 500,-vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 december 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening, en bepaalt daarbij de duur van de gijzeling op 0 (nul) dagen;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[naam 2], te betalen een bedrag van
€ 500,-bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 21 december 2022 tot aan de dag der algehele voldoening
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 500,-vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 december 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening, en bepaalt daarbij de duur van de gijzeling op 0 (nul) dagen;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[naam 4], te betalen een bedrag van
€ 500,-bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 21 december 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 500,-vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 december 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening, en bepaalt daarbij de duur van de gijzeling op 0 (nul) dagen;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[naam 5], te betalen (maak een keuze)een bedrag van
€ 823,40bestaande uit € 23,40 aan materiële schade en € 800,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 21 december 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 823,40vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 december 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening, en bepaalt daarbij de duur van de gijzeling op 0 (nul) dagen;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij
[naam 3], te betalen een bedrag van
€ 728,60bestaande uit € 228,60 aan materiële schade en € 500,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 21 december 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 728,60vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 december 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening, en bepaalt daarbij de duur van de gijzeling op 0 (nul) dagen;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
de inbeslaggenomen goederen
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
verklaart verbeurd als bijkomende straf voor feit 1 subsidiair:
- personenauto 62-HHL-1 Omschrijving: PL1500-DH2R022105_751428, Blauw, merk:
Ford)
- Schoenen (Omschrijving: DH2R022105_751422, wit / grijs, merk: Mason)
- Tas (Omschrijving: DH2R022105_751308, beige, merk: Marc Jacobs)
- Schoenen (Omschrijving: DH2R022105_751307, zwart, merk: Android Homme);
voorlopige hechtenis
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de veroordeelde.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. O.F. Bouwman, kinderrechter, voorzitter,
mr. A.M.A. Keulen, kinderrechter,
en mr. N.I.S. Boers, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. L.J. van Heel, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 3 juli 2023.
Mr. O.F. Bouwman en mr. N.I.S. Boers en zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.