ECLI:NL:RBDHA:2023:9601

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 juni 2023
Publicatiedatum
3 juli 2023
Zaaknummer
SGR 23/1153
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig bekendmaken omgevingsvergunning voor zonneweide

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 28 juni 2023, in de zaak SGR 23/1153, wordt het beroep van eiseres, een B.V. uit [vestigingsplaats], behandeld. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning voor het realiseren van een zonneweide aan de [adres] in [plaats]. De aanvraag werd op 22 december 2022 door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zuidplas afgewezen. Eiseres stelde dat de beslissing niet tijdig was genomen en dat er van rechtswege een omgevingsvergunning was verleend. Eiseres had op 30 september 2022 de aanvraag ingediend en op 11 januari 2023 verweerder in gebreke gesteld voor het niet bekendmaken van de omgevingsvergunning. De rechtbank heeft het beroep op 15 mei 2023 behandeld, waarbij de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat er geen sprake is van een van rechtswege verleende omgevingsvergunning. Eiseres had op 9 november 2022 verzocht om de beslistermijn met zes weken te verlengen, maar verweerder heeft dit opgevat als een verzoek om opschorting van de beslistermijn. De rechtbank concludeert dat eiseres schriftelijk heeft ingestemd met het uitstel van de beslistermijn, waardoor de beslistermijn opgeschort was tot 21 december 2022. De rechtbank verklaart het beroep van eiseres niet-ontvankelijk, omdat er geen rechtsmiddel openstond tegen het niet tijdig bekendmaken van een beschikking van rechtswege. De uitspraak is gedaan door mr. C.W. Griffioen, in aanwezigheid van mr. M.W. ten Brummelhuis, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/1153

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 juni 2023 in de zaak tussen

[eiseres] B.V., uit [vestigingsplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. E.T. Sillevis Smitt),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zuidplas, verweerder

(gemachtigde: mr. A. Scholtes, ODMH [1] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het niet tijdig bekendmaken door verweerder dat van rechtswege een omgevingsvergunning is verleend.
2. De rechtbank heeft het beroep op 15 mei 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres, vergezeld van [naam] en de gemachtigde van verweerder.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
3. Eiseres heeft op 30 september 2022 een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning voor het realiseren van een zonneweide (zonnepanelen) voor een periode van 10 jaar aan de [adres] [nummer] in [plaats]. Bij besluit van 22 december 2022 heeft verweerder de aanvraag afgewezen. Volgens eiseres is niet binnen de wettelijke termijn beslist. Op 11 januari 2023 heeft eiseres verweerder in gebreke gesteld om de van rechtswege verleende omgevingsvergunning bekend te maken. Bij brief van 24 januari 2023 heeft verweerder gesteld dat de aanvraag tijdig is afgewezen en er dus geen gevolg wordt gegeven aan het verzoek van eiseres. Eiseres heeft hiertegen rechtstreeks beroep ingesteld.
4. De rechtbank beoordeelt of er van rechtswege een omgevingsvergunning is verleend. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
Wat vinden partijen in beroep?
5. Eiseres stelt dat zij alleen heeft ingestemd met een opschorting tot 29 november 2022 en zeker niet schriftelijk akkoord is gegaan met een opschorting voor een periode van zes weken. Verweerder heeft de beslistermijn ook niet verlengd. Deze liep volgens eiseres van 1 oktober 2022 tot en met haar verzoek bij email van 9 november 2022. Op 30 november 2022 is de beslistermijn weer gaan lopen, waarvan nog twee weken en een dag resteerden. De beslistermijn liep dus tot en met woensdag 14 december 2022 en met het besluit van 22 december 2022 heeft verweerder niet tijdig op de aanvraag beslist, zodat de vergunning van rechtswege is verleend.
6. Verweerder stelt zich op het standpunt in de email van eiseres van 9 november 2022 een verzoek te hebben gelezen de termijn met zes weken op te schorten en dit verzoek te hebben geaccepteerd. De beslistermijn had op dat moment 40 dagen gelopen en liep na de opschorting dus af op 6 januari 2023. Dat eiseres in haar verzoek bij email van 9 november 2023 naar het gesprek op 29 november 2022 heeft verwezen, doet daar volgens verweerder niet aan af.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
7. De rechtbank acht het beroep ongegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
De regels
8. Op de aanvraag is de reguliere voorbereidingsprocedure van artikel 3.9 van de Wabo [2] van toepassing. Verweerder moet binnen acht weken na de ontvangst van de aanvraag beslissen, maar kan deze termijn eenmaal met ten hoogste zes weken verlengen. De beslistermijn wordt op grond van artikel 4:15, eerste lid, aanhef en onder a, van de Awb [3] opgeschort gedurende de periode dat het college om aanvulling van de aanvraag heeft verzocht tot de dag waarop de aanvraag is aangevuld of de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken. Verder wordt de beslistermijn op grond van artikel 4:15, tweede lid, aanhef en onder a, van de Awb opgeschort gedurende de termijn waarvoor de aanvrager schriftelijk met uitstel heeft ingestemd. Is een besluit niet tijdig genomen, dan volgt uit artikel 3.9, derde lid, van de Wabo, en artikel 4:20b, eerste lid, van de Awb, dat de omgevingsvergunning van rechtswege is verleend.
De mailwisseling van 9 en 10 november 2022
9.1
Eiseres heeft op 9 november 2022 het volgende gemaild aan de ODMH:
“Op 8/11/22 hebben vertegenwoordigers van [eiseres] met vertegenwoordigers van de gemeente Zuidplas (in de cc) gesproken over een aantal zaken, waaronder de aanvraag voor het (bescheiden) zonneveld.
Kort en goed is er een vervolggesprek met twee van de drie vertegenwoordigers van de gemeente Zuidplas gepland voor 29/11, waarbij de uitslag van de verkenning van een “collectief zonneveld”, samengevat aan de overzijde BHW 17, aan de orde zal komen.
Op dit moment wordt die mogelijkheid door de gemeente verkend.
Om die reden stel ik voor dat de beslistermijn voor de aanvraag (waarvan de eerste afliep op 25/11 zo berichtte u mij) wordt verlengd met een tweede termijn (van 6 weken). Wij zullen u dan na de bespreking die gepland staat op 29/11 nader over deze aanvraag berichten.
Indien de gemeente Zuidplas hier niet mee akkoord gaat zal ik cliënte in overweging geven om de aanvraag aan te vullen/ bepaalde aspecten nader te benadrukken.
Ik stel echter voor om 29/11 even af te wachten. Ik verneem graag van u, waarvoor dank.”
9.2
Op 10 november 2022 heeft de ODMH in reactie daarop gemaild:
“Bedankt voor uw bericht.Hierbij de bevestiging van opschorting voor een periode van 6 weken.”
9.3
Op dezelfde dag heeft eiseres daarop gereageerd met het bericht:
“… dank voor uw onderstaande bericht.
Volgt er nog een brf of was de bijlage per abuis niet bijgesloten?”
9.4
Daarop heeft de ODMH de volgende reactie gemaild:
“Er volgt geen brief, n.a.v. uw bericht heb ik de procedure opgeschort.De mail is hiervan de bevestiging.
De procedure is opgeschort tot 21 december 2022, daarna gaat de reguliere behandeltermijn weer lopen, met een restant van 16 dagen.”
9.5
Eiseres heeft daarop gereageerd met het volgende bericht:
“21/12/2022 dient dus om de aanvraag aan te vullen?
Zo begrijp ik ‘m goed?
Hoor graag nog even.”
9.6
De ODMH heeft vervolgens gemaild:
“Nee opgeschort tot nader bericht.Tot dat u met de gemeente verder heeft gesproken en te weten wat zij echt willen.”
Heeft eiseres schriftelijk met uitstel ingestemd?
10.1
Uit de tekst van artikel 4:15, tweede lid, onder a, Awb volgt dat het aan de aanvrager is om met uitstel in te stemmen. In de wetsgeschiedenis [4] staat daarover dat de instemming met uitstel uitdrukkelijk moet zijn gegeven of zonder twijfel moeten kunnen worden afgeleid uit de gang van zaken. Met het amendement Van der Staaij [5] is aan het artikel nog de eis van schriftelijkheid toegevoegd.
10.2
Eiseres heeft ter zitting toegelicht dat haar verzoek bij email van 9 november 2022 moet worden gelezen als een tweetrapsraket, waarbij zij eerst de gemeente de suggestie heeft gedaan om de beslistermijn met zes weken te verlengen. Als de gemeente dat niet zou doen, was haar voorstel het gesprek van 29 november 2022 over het collectieve zonneveld af te wachten. Verweerder heeft ter zitting gesteld dat een tweetrapsraket niet aan de orde was, omdat verweerder al akkoord had gegeven om de beslistermijn met zes weken op te schorten. In de brief van 8 december 2022 heeft eiseres volgens verweerder zelf gesteld dat haar verzoek om de besluitvorming over de aanvraag aan te houden is gehonoreerd.
10.3
De rechtbank stelt op grond van de hiervoor onder 9 weergegeven mailwisseling vast dat eiseres verweerder op 9 november 2022 heeft verzocht de beslistermijn met zes weken te verlengen. Verweerder heeft dit opgevat als een verzoek om opschorting van de beslistermijn met zes weken en heeft dit ook tot twee keer toe expliciet bij e-mails van 10 november 2022 aan eiseres bevestigd. Dat eiseres in haar verzoek van 9 november 2022 het woord verlengen gebruikt en voorstelt het gesprek dat op 29 november 2022 gepland staat even af te wachten, doet daar niet aan af. Eiseres heeft ter zitting gesteld dat zij verweerder na de eerste reactie op haar verzoek zou hebben gevraagd of de brief van de verlenging per abuis niet was bijgesloten, maar dit volgt de rechtbank niet. Na de eerste bevestiging door verweerder van de opschorting voor een periode van zes weken heeft eiseres enkel gevraagd of er nog een brf volgt, waarop verweerder heeft geantwoord dat er geen brief volgt en nogmaals heeft bevestigd dat de procedure is opgeschort tot 21 december 2022. Op de vervolgvraag van eiseres of 21/12/2022 dient om de aanvraag aan te vullen heeft verweerder wederom geantwoord dat de termijn is opgeschort tot nader bericht. Eiseres heeft ter zitting gesteld niet meer op dit curieuze bericht te hebben gereageerd, omdat zij er niet verder mee kwam. Ook uit de aanvulling van de aanvraag bij brief van 8 december 2022 blijkt echter dat het eiseres duidelijk was dat haar verzoek om aanhouding van de besluitvorming, dat volgens haar is gehonoreerd bij email van 10 november 2022, als een verzoek om opschorting was opgevat. Bijlage 3 bij deze brief is immers getiteld: ‘Bevestiging opschorting besluitvorming aanvraag van ODMH d.d. 10 november 2022’.
10.4
Uit de hiervoor beschreven gang van zaken volgt naar het oordeel van de rechtbank dat eiseres, door niet meer te reageren nadat verweerder meermaals had bevestigd akkoord te gaan met opschorting van de beslistermijn, wel degelijk schriftelijk heeft ingestemd met uitstel van de beslistermijn als bedoeld in artikel 4:15, tweede lid, aanhef en onder a, van de Awb. Deze zaak is dan ook anders dan de situatie in de uitspraken van de Afdeling waar eiseres ter zitting op heeft gewezen. [6] Dit betekent dat de beslistermijn die begon op 1 oktober 2022 vanaf 9 november 2022 was opgeschort tot en met 21 december 2022, waarna nog 16 dagen van de beslistermijn resteerden. De beslistermijn liep vervolgens af op 6 januari 2023. Met de beslissing van 22 december 2022 heeft verweerder dus tijdig afwijzend op de aanvraag van eiseres beslist en is de vergunning dus niet van rechtswege aan eiseres verleend vanwege het verlopen van de beslistermijn.

Conclusie en gevolgen

11. Aangezien geen sprake is van een van rechtswege verleende omgevingsvergunning, stond voor eiseres ook geen rechtsmiddel open tegen het niet tijdig bekendmaken van een beschikking van rechtswege als bedoeld in artikel 8:55f van de Awb. De rechtbank verklaart het beroep van eiseres dan ook niet-ontvankelijk.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.W. Griffioen, rechter, in aanwezigheid van mr. M.W. ten Brummelhuis, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 28 juni 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Omgevingsdienst Midden-Holland.
2.Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
3.Algemene wet bestuursrecht.
4.Kamerstukken II, 2005/06, 30435, nr. 3, pagina 15.
5.Kamerstukken II, 2005-2006, 29934, nr. 10.
6.Uitspraken van de Afdeling van 27 juli 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:2098) en van 14 december 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:3762).