ECLI:NL:RBDHA:2023:9590

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 mei 2023
Publicatiedatum
3 juli 2023
Zaaknummer
C/09/637651 / FA RK 22-7421
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsing van een buitenlands draagmoederschapstraject in het kader van de openbare orde en erkenning van buitenlandse gezagsbeslissing

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 mei 2023 uitspraak gedaan in een verzoek tot erkenning van een buitenlands draagmoederschapstraject en de daarbij behorende gezagsbeslissing. De man, die de Portugese nationaliteit heeft, heeft zijn kinderwens verwezenlijkt door middel van hoogtechnologisch draagmoederschap in de Verenigde Staten. De rechtbank Amsterdam had zich eerder onbevoegd verklaard en de zaak verwezen naar de Rechtbank Den Haag. De man verzocht de rechtbank te bepalen dat hij het eenhoofdig gezag over de minderjarige zal uitoefenen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een Amerikaanse beslissing is waarin de man als enige juridische ouder is aangemerkt, terwijl de draagmoeder en haar partner niet als ouders zijn erkend. De rechtbank heeft de zorgvuldigheid van het draagmoederschapstraject in de VS beoordeeld en geconcludeerd dat de Amerikaanse beslissing kan worden erkend in Nederland, omdat deze voldoet aan de eisen van behoorlijke rechtspleging en niet in strijd is met de Nederlandse openbare orde. De rechtbank heeft vervolgens geoordeeld dat het gezag over de minderjarige uitsluitend bij de man ligt, en heeft het verzoek van de man om dit te bevestigen afgewezen, omdat hij al als juridische ouder was erkend. De rechtbank heeft besloten om een verklaring voor recht af te geven dat het ouderlijk gezag uitsluitend bij de man ligt, en heeft de griffier gelast om deze uitspraak aan het gezagsregister toe te zenden.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 22-7421
Zaaknummer: C/09/637651
Datum beschikking: 30 mei 2023
Beschikkingop het op 31 augustus 2022 bij de rechtbank Amsterdam ingekomen verzoekschrift van:

[de man] ,

de man,
wonende te [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,
advocaat: voorheen mr. W.J. Eusman te Amsterdam, nu mr. R.F.W. Kouwenhoven te Amsterdam.

Procedure

Bij beschikking van 19 oktober 2022 heeft de rechtbank Amsterdam zich onbevoegd verklaard om van het verzoek kennis te nemen en de zaak in de stand waarin het zich bevond verwezen naar deze rechtbank.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift, met bijlagen.
Op 6 februari 2023 is de zaak op de zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de man en zijn advocaat. Namens de Raad voor de Kinderbescherming was
[medewerker Raad] aanwezig.
Na de zitting heeft de rechtbank het volgende stuk ontvangen:
- de brief van de man van 20 maart 2023, met bijlagen.

Verzoek

Het verzoekschrift strekt ertoe dat de rechtbank bepaalt dat de man het eenhoofdig gezag over de minderjarige [minderjarige] zal uitoefenen.

Feiten

- De man heeft de Portugese nationaliteit.
- De man heeft zijn kinderwens verwezenlijkt door te kiezen voor een hoogtechnologisch draagmoederschap.
- De draagmoeder is [draagmoeder] . Zij is gehuwd met [echtgenoot draagmoeder] . Zij hebben de Amerikaanse nationaliteit.
- De man is met de draagmoeder en haar partner een draagmoederschapsovereenkomst aangegaan. De man heeft de overeenkomst getekend op [datum] 2015 en de draagmoeder en haar partner op [datum] 2015.
- Uit de overgelegde en door de man op [datum] 2016 getekende overeenkomst “ [titel overeenkomst] ” blijkt dat de man voor dit traject gebruik heeft gemaakt van een bekende eiceldonatrice [kenmerk] . Uit een medisch stuk van [kliniek] van [datum] 2015 blijkt dat de volledige naam van de eiceldonatrice [eiceldonatrice] luidt.
- De draagmoeder is na een ivf-behandeling in verwachting geraakt. Uit de verklaring van [medical director] , M.D., “ [functie] ”, van [datum] 2016 blijkt dat [dokter VS] een embryo bij de draagmoeder heeft geplaatst waarbij gebruik is gemaakt van een zaadcel van de man en een eicel van een eiceldonatrice (“belonging to [de man] ”).
- Bij beslissing van 25 augustus 2016 van “ [the superior court] ”, Verenigde Staten van Amerika (hierna ook: VS), voorzien van apostille, is onder meer bepaald dat de man de juridische ouder is van het kind dat de draagmoeder rond [geboortedatum] 2016 verwacht en dat de draagmoeder en haar partner niet de biologische, genetische of juridische ouders zijn van het kind. Tevens is bepaald dat de financiële verantwoordelijkheid voor het kind alleen bij de man ligt. In deze beslissing is vermeld op welke wijze de gegevens van het kind op de geboorteakte dienen te worden opgenomen, waarbij de man als juridische ouder op deze akte dient te worden vermeld. Ook is bepaald dat zorgverleners de juridische status van de man moeten erkennen, zodat hij kort gezegd alle beslissingen betreffende het kind kan nemen, waarbij hij bij ontslag uit het ziekenhuis het fysieke gezag over het kind kan uitoefenen.
- Op [geboortedatum] 2016 is uit de draagmoeder te VS [minderjarige] geboren.
- Op de Amerikaanse geboorteakte, voorzien van apostille, is als vader de man opgenomen. Er is geen moeder op de geboorteakte opgenomen.
- [minderjarige] verblijft sinds zijn geboorte bij de man. [minderjarige] heeft de Portugese en Amerikaanse nationaliteit.
- In Portugal is een geboorteakte opgemaakt van [minderjarige] met daarop alleen de man als ouder.
- Uit het overgelegde DNA-onderzoek van [lab] blijkt dat het praktisch bewezen is dat de man de biologische vader is van [minderjarige] .

Beoordeling

De positie van de draagmoeder en haar partner
De draagmoeder en haar partner kunnen in beginsel als belanghebbenden als bedoeld in artikel 798 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering worden aangemerkt. De rechtbank zal hen niet als belanghebbenden aanmerken. Dit gelet op het feit dat – zoals hieronder nog zal blijken – het draagmoederschapstraject met de nodige zorgvuldigheid is doorlopen, waarbij de belangen van de draagmoeder in acht zijn genomen. Bij de Amerikaanse beslissing is bepaald dat de draagmoeder en haar partner niet de biologische, genetische of juridische ouders zijn van het kind. De rechtbank zal verdere oproeping dan ook achterwege laten.
Gezag
Rechtsmacht en toepasselijk recht
Nu de gewone verblijfplaats van het kind in Nederland is, is de Nederlandse rechter bevoegd om naar Nederlands recht te beslissen op het verzoek ten aanzien van het gezag.
De man verzoekt te bepalen dat hij het eenhoofdig gezag zal hebben over [minderjarige] .
De rechtbank stelt vast dat er een Amerikaanse beslissing is waarin is bepaald dat de man de enige juridische ouder over [minderjarige] is en dat de draagmoeder en haar partner geen biologische en juridische ouders zijn van [minderjarige] . Ook is er in die beslissing een bepaling omtrent de financiële verantwoordelijkheid van de man en zijn status om beslissingen te kunnen nemen.
Op de zitting is met de man gesproken over het draagmoederschapstraject en de status van de man als juridische ouder – en het al dan niet hebben van gezag – op grond van de Amerikaanse beslissing. Gesproken is over het feit dat geen wetgeving aanwezig is omtrent draagmoederschapsconstructies en dat de rechtbank in dit geval in het kader van de openbare orde de betrachte zorgvuldigheid van het traject dient te toetsen.
De rechtbank zal dan ook allereerst beoordelen in hoeverre deze Amerikaanse beslissing omtrent de daar vastgestelde uit hoofde van afstamming familierechtelijke betrekkingen in Nederland kan worden erkend en bij bevestiging van die vraag wat dit betekent voor het gezag van de man.
Erkenning Amerikaanse beslissing?
De rechtbank zal Nederlands recht toepassen en de in boek 10 van het Burgerlijk Wetboek (BW) geplaatste erkenningsregeling naar analogie toepassen op de afstammingsrechtelijke gevolgen van draagmoederschap.
Op grond van art. 10:100 lid 1 BW wordt een buitenslands tot stand gekomen onherroepelijke rechterlijke beslissing waarbij familierechtelijke betrekkingen uit hoofde van afstamming zijn vastgesteld of gewijzigd in Nederland van rechtswege erkend, tenzij:
a. er voor de rechtsmacht van de rechter kennelijk onvoldoende aanknoping bestond met de rechtssfeer van dat land;
b. aan die beslissing kennelijk geen behoorlijk onderzoek of behoorlijke rechtspleging is voorafgegaan, of
c. de erkenning van die beslissing kennelijk onverenigbaar is met de openbare orde.
De erkenning van de beslissing kan, ook wanneer daarbij een Nederlander betrokken is, niet wegens onverenigbaarheid met de openbare orde worden geweigerd op de enkele grond dat daarop een ander recht is toegepast dan uit deze titel zou zijn gevolgd (lid 2).
Uitgangspunt van de wet is dat de Amerikaanse beslissing waarbij familierechtelijke betrekkingen uit hoofde van afstamming zijn vastgesteld tussen de man en het kind worden erkend. Dit is slechts anders indien aan de beslissing geen behoorlijk onderzoek of behoorlijke rechtspleging is voorafgegaan of de erkenning van de beslissing onverenigbaar is met de openbare orde. Voor erkenning van de buitenlandse beslissing is daarnaast van belang dat er voor de rechtsmacht van de rechter kennelijk voldoende aanknoping bestond met de rechtssfeer van dat land.
De rechtbank is, gelet op de beslissing, van oordeel dat sprake is geweest van behoorlijk onderzoek en rechtspleging. Nu het draagmoederschap in de VS heeft plaatsgevonden en de draagmoeder en haar partner daar woonachtig zijn, kan niet worden geoordeeld dat er voor de rechtsmacht van de Amerikaanse rechter kennelijk onvoldoende aanknoping bestond. In deze zaak gaat het om de vraag of de openbare orde zich verzet tegen erkenning van de in het buitenland tot stand gekomen familierechtelijke betrekkingen zoals vastgesteld in de Amerikaanse beslissing.
Openbare orde exceptie: zorgvuldig draagmoederschapstraject?
De rechtbank acht het in het kader van de openbare orde toets van belang om te oordelen of het in het buitenland gevolgde traject van draagmoederschap zorgvuldig heeft plaatsgevonden. Dit gelet op de ingrijpende gevolgen van draagmoederschap voor de rechten en verplichtingen van zowel het kind, de draagmoeder als de wensouders in kwestie.
Nu de man in de Amerikaanse beslissing als ouder is aangemerkt van het kind dient hierbij naar het oordeel van de rechtbank met name te worden gekeken of de belangen van het kind en de draagmoeder voldoende in acht zijn genomen. Hierbij zijn de aanbevelingen van de Staatscommisssie Herijking Ouderschap zoals opgenomen in het adviesrapport ‘Kind en ouders in de 21e eeuw’ van 7 december 2016 van belang en de door het kabinet in zijn brief van 12 juli 2019 (kamerstukken TK 2018/2019, 33836, nr. 45) geformuleerde waarborgen om het traject zorgvuldig en transparant te laten verlopen en zoveel mogelijk rechtszekerheid te bieden aan de draagmoeder, de wensouders en het kind.
Hieruit volgt dat het voor kinderen van groot belang is om te (kunnen) achterhalen uit wie zij zijn geboren, van wie zij genetisch afstammen en onder welke omstandigheden zij zijn ontstaan en geboren. Het recht van het kind om zijn of haar afstamming te kennen is een mensenrecht dat is opgenomen in artikel 7 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK).
Op grond van de overgelegde stukken komt de rechtbank tot het oordeel dat het draagmoederschapstraject die de man in de Verenigde Staten van Amerika heeft doorlopen zorgvuldig heeft plaatsgevonden. Voor [minderjarige] is zijn volledige ontstaansgeschiedenis te achterhalen. Zowel de draagmoeder als de eiceldonatrice is bekend. De man heeft verklaard dat hij op dit moment met de draagmoeder en haar partner halfjaarlijks contact heeft, waarbij foto’s worden uitgewisseld. Met de eiceldonatrice heeft de vader wekelijks intensief contact. Hij heeft ter ondersteuning van zijn stellingen Whatsapp gesprekken overgelegd. De draagmoeder en haar partner hebben in de VS juridisch advies ontvangen van hun eigen advocaat en voor de draagmoeder was medische zorg geregeld. De rechtbank stelt dan ook vast dat [minderjarige] zelf in de toekomst ook contact kan hebben met de eiceldonatrice of de draagmoeder.
Gebleken is dat bij de Amerikaanse beslissing is bepaald dat de man de juridische ouder is van het kind dat de draagmoeder rond [datum] 2016 verwacht en dat de draagmoeder en haar partner niet de biologische, genetische of juridische ouders zijn van het kind. Tevens is bepaald dat de financiële verantwoordelijkheid voor het kind alleen bij de man ligt. Ook is bepaald dat zorgverleners de juridische status van de man moeten erkennen, zodat hij kort gezegd alle beslissingen betreffende het kind kan nemen, waarbij hij bij ontslag uit het ziekenhuis het fysieke gezag over het kind kan uitoefenen. Een en ander is in overeenstemming met de wetgeving in [VS] .
De rechtbank kwalificeert deze Amerikaanse beslissing als een ‘ontkenning van het moederschap’ van de draagmoeder en een vaststelling van het ouderschap van de man met een bepaling omtrent het gezag. Hoewel de Nederlandse wet niet de ontkenning van het moederschap kent van de moeder, uit wie het kind geboren is - de ‘geboortemoeder’ -, kent de wet wel de mogelijkheid om de familierechtelijke betrekking met de geboortemoeder te beëindigen, namelijk langs de weg van adoptie. Het enkele feit dat een beslissing van een buitenlandse rechter niet overeenstemt met bepalingen uit het Nederlands recht, is onvoldoende om aan te nemen dat sprake is van onverenigbaarheid met de openbare orde.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat de Amerikaanse beslissing van rechtswege in Nederland kan worden erkend.
Erkenning gezagsbeslissing?
Nu de rechtbank van oordeel is dat de man bij beslissing van 25 augustus 2016 van “ [the superior court] ”, VS al het gezag is toegekend, zal de rechtbank nog beoordelen of deze beslissing met betrekking tot het toekennen van het gezag erkend kan worden.
Juridisch kader: toetsing Amerikaanse uitspraak
Nu de beslissingen niet in een EU-lidstaat zijn gegeven en evenmin in een staat die partij is bij het HKBV 1996 noch de verordening Brussel IIbis noch het HKBV 1961 dient de rechtbank eerst vast te stellen welk recht van toepassing is op de vraag of de Amerikaanse gezagsbeslissingen voor erkenning in aanmerking komen. In dit geval dient te worden teruggevallen op het nationale internationaal privaatrecht om de erkenningsvraag te beantwoorden. De regel omtrent de erkenning is in het Nederlandse recht ongeschreven. Zij houdt in dat een beslissing in Nederland voor erkenning in aanmerking komt indien voldaan is aan vier cumulatieve vereisten:
de bevoegdheid van de rechter die de beslissing heeft gegeven, berust op een bevoegdheidsgrond die naar internationale maatstaven algemeen aanvaardbaar is (waarbij aansluiting kan worden gezocht bij de bevoegdheidsgronden uit de verordening Brussel IIbis of het HKBV 1996);
de buitenlandse beslissing is tot stand gekomen in een gerechtelijke procedure die voldoet aan de eisen van een behoorlijke en met voldoende waarborgen omklede rechtspleging (zoals bedoeld in artikel 6 EVRM);
de erkenning van de buitenlandse beslissing is niet in strijd met de Nederlandse openbare orde;
de buitenlandse beslissing is niet onverenigbaar met een tussen dezelfde partijen gegeven beslissing van de Nederlandse rechter, dan wel met een eerdere beslissing van een buitenlandse rechter die tussen dezelfde partijen is gegeven in een geschil dat hetzelfde onderwerp betreft en op dezelfde oorzaak berust, mits die eerdere beslissing voor erkenning in Nederland vatbaar is.
Zoals al uit het voorgaande blijkt is de rechtbank van oordeel dat de uitspraak van 25 augustus 2016 van “ [the superior court] ”, VS aan alle vier de vereisten voldoet. Zoals hiervoor is overwogen, heeft het draagmoederschapstraject in de Verenigde Staten van Amerika plaatsgevonden en is de draagmoeder in de Verenigde Staten woonachtig. De bevoegdheid van de Amerikaanse rechtbank om te beslissen over het gezag berust derhalve op een bevoegdheidsgrond die naar internationale maatstaven algemeen aanvaardbaar is. Daarnaast heeft de rechtbank hiervoor ook al overwogen dat er geen aanwijzingen zijn dat aan de Amerikaanse beslissingen kennelijk geen behoorlijk onderzoek of behoorlijke rechtspleging is voorafgegaan. Verder is niet gebleken dat de erkenning van de beslissing van de Amerikaanse rechtbank in strijd is met de Nederlandse openbare orde of dat er sprake is van een tussen partijen gegeven beslissing van de Nederlandse rechter dan wel van een eerdere beslissing van een buitenlandse rechter die tussen partijen is gegeven in een geschil dat hetzelfde onderwerp betreft en op dezelfde oorzaak berust.
Het voorgaande betekent dat de beslissing van de Amerikaanse rechtbank waarin de man uitsluitend met het gezag over [minderjarige] is belast in Nederland wordt erkend.
Conclusie
Uit deze beslissing volgt dat de man vanaf de geboorte als juridisch ouder alleen belast is met het gezag over [minderjarige] . Het verzoek van de man zal de rechtbank dan ook – bij gebrek aan belang – afwijzen. Om er voor te zorgen dat het gezag kan worden ingeschreven in het gezagsregister, zal de rechtbank een verklaring voor recht afgeven dat op grond van de beslissing van 25 augustus 2016 van “ [the superior court] ”, VS het ouderlijk gezag uitsluitend bij de man gelegen is.
De rechtbank zal de griffier gelasten om deze uitspraak, als die onherroepelijk is geworden, aan het gezagsregister toe te zenden zodat er een aantekening van deze beschikking in het gezagsregister kan worden gemaakt.

Beslissing

De rechtbank:
*
verklaart voor recht dat op grond van de beslissing van 25 augustus 2016 van “ [the superior court] ”, VS, het ouderlijk gezag uitsluitend bij verzoeker gelegen is;
*
bepaalt dat de griffier, wanneer deze uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan, een afschrift van deze beschikking zal doen toekomen aan het gezagsregister, om daarin aantekening te doen van deze beschikking;
*
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.S.F. de Nijs, rechter, tevens kinderrechter, bijgestaan door mr. M.T.E. Krijger-van Huut als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
30 mei 2023.