ECLI:NL:RBDHA:2023:9580

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 juni 2023
Publicatiedatum
3 juli 2023
Zaaknummer
NL22.20364
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag wegens ongeloofwaardige verklaringen over problemen met zakenpartners en afvalligheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 juni 2023 uitspraak gedaan in het beroep van eiser, een Iraakse nationaliteit hebbende man, tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel af te wijzen. Eiser heeft aangevoerd dat hij problemen heeft ondervonden door zijn samenwerking met twee zakenpartners die betrokken waren bij illegale praktijken. Hij vreesde voor zijn leven en heeft Koerdistan verlaten na een aanval op het huis van zijn broer en intimidatie van zijn zus. De rechtbank heeft het asielrelaas van eiser beoordeeld en geconcludeerd dat de verklaringen over de problemen met zijn zakenpartners ongeloofwaardig zijn. Eiser heeft inconsistenties en tegenstrijdigheden in zijn verklaringen vertoond, wat de geloofwaardigheid van zijn verhaal ondermijnt. De rechtbank heeft ook de verklaringen van een vriend van eiser in overweging genomen, maar deze gaven geen aanleiding om de geloofwaardigheid van eisers asielrelaas te herzien. De rechtbank oordeelde dat de problemen die eiser heeft ondervonden vanwege zijn afvalligheid niet zwaarwegend genoeg zijn om te concluderen dat hij bij terugkeer naar Irak een reëel risico loopt op vervolging. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.20364

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. E. Stap),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. S. Deniz).

ProcesverloopBij besluit van 13 september 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 31 januari 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, vergezeld van een vriend, [naam], en bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen S. van Osta. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft het onderzoek na afloop van de zitting heropend en verweerder in de
gelegenheid gesteld nader onderzoek te verrichten naar de vraag of de heer [naam] kan
verklaren over het asielrelaas van eiser en of dit gevolgen heeft voor het bestreden besluit.
Eiser heeft een nader stuk ingediend.
Verweerder heeft daarop gereageerd.
Eiser heeft nog een nader stuk ingediend.
Verweerder heeft daarop een nadere reactie ingediend.
Met toestemming van partijen is afgezien van een nadere zitting. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser heeft de Iraakse nationaliteit en is geboren op [geboortedag] 1989. Hij heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat de twee zakenmannen met wie hij samenwerkte zich bezighielden met illegale praktijken. Eiser heeft bij een politiechef een aanklacht tegen deze zakenpartners ingediend. Omdat hij het idee kreeg dat de zakenpartners op de hoogte waren van zijn aanklacht en hij vreesde dat ze hem iets aan zou doen heeft eiser Koerdistan verlaten. Na het vertrek van eiser is het huis van zijn broer aangevallen en is zijn zus op haar werk lastiggevallen. Eiser heeft ook verklaard problemen te hebben ondervonden vanwege toegedichte afvalligheid.
Het bestreden besluit
2. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
1. Identiteit, nationaliteit en herkomst;
2. Problemen met zakenpartners;
3. Toegedichte afvalligheid.
3. Verweerder vindt de verklaringen van eiser over zijn gestelde problemen met zakenpartners ongeloofwaardig. De elementen identiteit, nationaliteit en herkomst en toegedichte afvalligheid vindt verweerder geloofwaardig. Omdat eiser geen specifieke problemen heeft aangevoerd naar aanleiding van zijn Koerdische etniciteit heeft verweerder niet aannemelijk geacht dat hij enkel vanwege zijn Koerdische afkomst te vrezen heeft voor vervolging. De problemen die eiser ondervonden heeft vanwege zijn toegedichte afvalligheid, namelijk het zichzelf schuilhouden tijdens het vrijdagmiddaggebed zodat mensen niet doorhadden dat hij niet ging en bekrassing van zijn auto, zijn volgens verweerder niet zwaarwegend en hebben voor eiser ook geen directe aanleiding voor vertrek gevormd. Verweerder vindt daarom niet aannemelijk dat eiser vanwege zijn toegedichte afvalligheid te vrezen heeft voor vervolging bij terugkeer dan wel een reëel risico loopt op ernstige schade als bedoeld in artikel 15 van de Kwalificatierichtlijn. [1]
Wat vinden partijen in beroep?
4. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit. Hij stelt, kort gezegd, dat verweerder de inhoud van de zienswijze onvoldoende in de beoordeling heeft betrokken en dat het besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen en onvoldoende is gemotiveerd.
5. Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
De problemen met zakenpartners
6.1
De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eisers verklaringen over de problemen met zijn zakenpartners vaag, ongerijmd, wisselend en – daarmee – ongeloofwaardig zijn. Verweerder heeft dit standpunt deugdelijk gemotiveerd, waarbij de zienswijze van eiser voldoende is betrokken.
6.2
De rechtbank volgt verweerder in het standpunt dat van eiser verwacht mag worden dat hij consistent kan verklaren over wanneer hij voor het eerst op de hoogte raakte van de illegale praktijken van zijn zakenpartners, omdat het gaat om de kern van zijn asielrelaas. Verweerder heeft eiser kunnen tegenwerpen dat hij wisselend verklaart over welke gebeurtenis hem voor het eerst op de hoogte stelde van de illegale praktijken. Eerst verklaart hij namelijk op de hoogte te zijn geraakt door beelden van de mishandeling van een journalist, terwijl hij later verklaart dat het was bij de mishandeling van demonstranten. Eiser stelt dat hij de demonstraties zowel uit eigen waarneming als op camerabeelden heeft gezien en dat de mishandeling van de journalist en van de demonstranten bovendien zeer kort na elkaar plaatsvonden, waardoor hij niet meer precies weet van welke hij het eerst op de hoogte is geraakt. De rechtbank is met verweerder eens dat eiser dit tijdens het gehoor of bij de aanvullingen en correcties had kunnen verhelderen, maar dat niet heeft gedaan, zodat de tegenwerping blijft staan.
6.3
Verweerder heeft eiser ook kunnen tegenwerpen dat het ongerijmd is dat de zakenpartners hun illegale praktijken bleven uitvoeren, ondanks het feit dat zij wisten dat eiser camera’s had opgehangen. De enkele stelling dat zijn zakenpartners zich oppermachtig waanden, heeft verweerder niet tot een ander standpunt hoeven leiden. Over de aangifte volgt de rechtbank verweerder in het standpunt dat eiser wisselend heeft verklaard over tegen wie hij de aangifte heeft ingediend. Zo verklaart eiser in zijn vrije relaas dat hij een aanklacht heeft ingediend tegen zijn zakenpartner, om later te verklaren dat hij een aanklacht tegen de lijfwacht heeft ingediend.
6.4
Eiser stelt dat hij in de gehoren voldoende duidelijk heeft verklaard over wanneer zijn broer en zus zijn lastiggevallen, maar verweerder heeft eiser wel degelijk kunnen tegenwerpen hier vage verklaringen over te hebben afgelegd. Zo weet eiser niet precies wanneer dat plaatsvond. Ook weet eiser niet wie er achter de verdwijning van zijn broer zit, hij vermoedt alleen dat de dreiging uit dezelfde hoek komt, omdat ze geen andere vijanden hebben. Over zijn zus verklaart eiser dat zij een keer zou zijn belaagd door de persoonlijke bodyguard van zijn zakenpartners, maar over de andere drie keren dat zij zou zijn lastiggevallen weet hij niets te verklaren.
6.5
Verweerder heeft eiser ook tegen kunnen werpen tegenstrijdige verklaringen te hebben afgelegd over het beschikbaar hebben van documenten. Zo heeft eiser geen verklaring kunnen geven hoe hij nog steeds in het bezit kan zijn van de door hem overgelegde foto’s en documenten, nu hij ook heeft verklaard dat zijn telefoon helemaal leeg was toen hij deze terugkreeg in Roemenië. Dat zijn telefoon weliswaar leeg was maar dat hij deze beelden had opgeslagen op een laptop, heeft eiser eerst in beroep naar voren gebracht en heeft verweerder daarom niet hoeven volgen.
6.6
Ter onderbouwing van zijn stellingen heeft eiser in beroep een verklaring overgelegd van de Internationale Federation of Iraqi Refugees. Ter zitting heeft eiser bevestigd dat dit stuk op zijn eigen verklaringen is gebaseerd. Verweerder heeft er ter zitting op gewezen dat het stuk innerlijk tegenstrijdig is met de verklaringen van eiser zelf, omdat erin staat dat eiser direct naar de politie zou zijn gestapt, terwijl eiser heeft verklaard dat dit drie maanden heeft geduurd. Gelet op het voorgaande heeft verweerder zich op het standpunt kunnen stellen dat eiser hiermee zijn asielrelaas niet heeft onderbouwd. Hetzelfde geldt voor het arrestatiebevel dat eiser in beroep heeft overgelegd, dat tegen hem zou zijn uitgevaardigd. Verweerder heeft opmerkelijk kunnen achten dat dit arrestatiebevel is uitgevaardigd, nu eiser tot twee keer toe heeft verklaard dat de mensen in Irak ervan uitgaan dat hij niet meer leeft. Daarbij komt dat het arrestatiebevel behalve de naam van eiser geen persoonlijke gegevens en ook overigens weinig informatie bevat. Verweerder heeft hier daarom niet de door eiser gewenste waarde aan hoeven hechten.
Verklaring vriend
7.1
De vriend van eiser heeft ter zitting verklaard dat hij is mishandeld door de zakenpartners van eiser. Eiser heeft in aanvulling hierop een schriftelijke verklaring van zijn vriend van 15 maart 2023 overgelegd. Verweerder heeft daarop gereageerd en gesteld dat de verklaring geen aanleiding geeft om de geloofwaardigheid van het asielrelaas anders te beoordelen. Eiser heeft hierop nog een nadere verklaring van zijn vriend van 3 april 2023 overgelegd, waarop verweerder heeft gereageerd.
7.2
Volgens verweerder is de verklaring van de vriend algemeen, summier en oppervlakkig en geeft de vriend in zijn verklaring geen aanduiding in tijd. De rechtbank volgt eiser in het standpunt dat zijn vriend ter zitting niet de kans heeft gehad meer uitgebreid te verklaren. Ook is de vriend van eiser door verweerder niet gehoord, zodat hem niet kan worden tegengeworpen niet een meer gedetailleerde verklaring te hebben afgelegd. Verweerder heeft er verder op gewezen dat de vriend van eiser stelt dat de twee mannen die tijdens zijn ontvoering de leiding hadden Omed en Edrees heten en broers waren, terwijl eiser stelt dat zijn zakenpartners Omed en Aso Jamal heten. Dat de vriend van eiser verklaart over Omed en Edrees acht de rechtbank echter niet vreemd, nu eiser tijdens het nader gehoor heeft verklaard over de illegale praktijken van Omed en zijn broer Idriss. [2]
7.3
De rechtbank is met verweerder eens dat de verklaring van de vriend ter zitting dat hij niet wist waarom hij werd mishandeld tegenstrijdig is met zijn latere schriftelijke verklaring van 15 maart 2023, dat tijdens de mishandeling tegen hem is gezegd dat hij moet stoppen met zijn werk en dat men hem nooit meer wil zien filmen tegen de overheid. Dat dit te wijten is aan een probleem met de vertaling volgt de rechtbank niet. Verweerder heeft er in dit verband terecht op gewezen dat tijdens de zitting gebruik is gemaakt van een beëdigde tolk en eiser heeft ook niet geconcretiseerd waar de vertaalfouten dan uit zouden bestaan. Verweerder heeft zich ook op het standpunt kunnen stellen dat de vriend van eiser ter zitting heeft aangegeven dat hij eiser heeft aangesproken in de supermarkt en heeft gezegd: “ik ken jou, ik weet wat je hebt meegemaakt”, terwijl hij in de schriftelijke verklaring van 15 maart 2023 stelt eiser te hebben gevraagd waarom hij in Nederland was en dat eiser toen pas heeft verteld over zijn problemen met de zakenpartners. Dat ook deze tegenstrijdigheid aan vertaalfouten is te wijten, zoals eiser stelt, volgt de rechtbank niet. Ten slotte heeft verweerder eiser kunnen tegenwerpen dat uit de verklaring van de vriend niet duidelijk wordt waarom hij eiser in Nederland zonder meer aanspreekt, terwijl hij al voor zijn vertrek stelt te weten dat eiser een zakenpartner was van de mannen die hem hebben mishandeld.
7.4
Gelet op het voorgaande heeft verweerder het standpunt kunnen innemen dat de verklaringen van de vriend van eiser geen aanleiding geven voor een ander oordeel over de geloofwaardigheid van de gestelde problemen met de zakenpartners.
Afvalligheid
8. Verweerder heeft zich in het bestreden besluit en het daarin ingelaste voornemen op het standpunt gesteld dat de geloofwaardig geachte problemen die eiser heeft ondervonden omdat hij niet religieus is, niet zwaarwegend zijn. Verweerder heeft gemotiveerd waarom deze problemen niet neerkomen op daden van vervolging en erop gewezen dat eiser meermaals heeft verklaard dat deze problemen geen directe aanleiding voor zijn vertrek hebben gevormd. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich hiermee voldoende gemotiveerd op het standpunt gesteld dat niet aannemelijk is gemaakt dat eiser bij terugkeer een gegronde vrees heeft voor vervolging dan wel een reëel risico loopt op ernstige schade vanwege toegedichte afvalligheid. Dat eiser voldoende argumenten naar voren heeft gebracht waaruit blijkt dat zijn afvalligheid bij terugkeer naar Irak zal leiden tot vervolging, volgt de rechtbank niet. In de zienswijze en in beroep heeft eiser zijn vrees niet kunnen concretiseren. Dat de enkele mogelijkheid van vervolging voldoende is om hem als vluchteling aan te merken, zoals eiser ter zitting heeft gesteld, volgt de rechtbank niet. Er moet immers sprake zijn van een gegronde vrees.
Conclusie en gevolgen
9. Het beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.W. Griffioen, rechter, in aanwezigheid van mr. C.M. van den Berg, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Richtlijn 2011/95/EU.
2.Nader gehoor, p. 11.