ECLI:NL:RBDHA:2023:958

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 januari 2023
Publicatiedatum
2 februari 2023
Zaaknummer
NL22.12365
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening verblijfsdocument EU/EER wegens niet-ontvankelijkheid

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 27 januari 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening met betrekking tot de afgifte van een verblijfsdocument EU/EER. De verzoeker had op 1 juni 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsdocument, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. Na bezwaar van de verzoeker heeft de staatssecretaris op 29 juni 2022 het bezwaar gegrond verklaard en besloten tot afgifte van het verblijfsdocument. De verzoeker heeft vervolgens de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, maar de voorzieningenrechter heeft deze uitspraak gedaan zonder zitting op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb een verzoek om een voorlopige voorziening alleen mogelijk is als er ook een bezwaar of beroep aanhangig is. Aangezien de staatssecretaris al op het bezwaar had beslist, was er geen bezwaar meer aanhangig en was de termijn voor het instellen van beroep inmiddels verlopen. Hierdoor kon er geen toepassing worden gegeven aan artikel 8:81, vijfde lid, van de Awb, wat betekent dat het verzoek om een voorlopige voorziening kennelijk niet-ontvankelijk was wegens gebrek aan connexiteit.

De voorzieningenrechter heeft ook overwogen dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling, omdat de heroverweging van het bestreden besluit niet plaatsvond vanwege een gebrek in het besluit, maar vanwege nieuwe informatie die in de bezwaarfase was aangedragen. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening dan ook niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, in aanwezigheid van mr. R. de Mul, griffier, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.12365

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], verzoeker

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. A.J.P. Lemmen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 1 juni 2022 (bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoeker tot afgifte van een verblijfsdocument EU/EER afgewezen.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit bezwaar gemaakt. Verzoeker heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Bij beslissing op bezwaar van 29 juni 2022 heeft verweerder het bezwaar gegrond verklaard en besloten tot afgifte van een verblijfsdocument EU/EER.
De voorzieningenrechter doet uitspraak zonder zitting op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb is een verzoek om een voorlopige voorziening alleen mogelijk als er ook een bezwaar (of beroep) aanhangig is.
2. Aangezien verweerder al op het bezwaar heeft beslist, is er geen bezwaar meer aanhangig. Er is evenmin beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar. De termijn voor het instellen van beroep is inmiddels verlopen. Hierdoor kan geen toepassing worden gegeven aan artikel 8:81, vijfde lid, van de Awb (het aanmerken van een verzoek om een voorlopige voorziening hangende bezwaar als een verzoek om voorlopige voorziening hangende beroep).
3. De rechtbank stelt vast dat er geen bezwaar of beroep aanhangig is. Het verzoek is kennelijk niet-ontvankelijk, wegens gebrek aan connexiteit.
4. De rechtbank zal hierna beoordelen of er reden is om over te gaan tot een proceskostenveroordeling.
5. Verweerder heeft zich in het besluit van 29 juni 2022 op het standpunt gesteld dat verzoeker pas in de bezwaarfase heeft aangetoond dat hij voldoet aan de voorwaarden voor afgifte van het gevraagde verblijfsdocument. De heroverweging van het bestreden besluit heeft dus niet plaatsgevonden vanwege een gebrek in het besluit, maar vanwege nieuwe informatie in de bezwaarfase. De voorzieningenrechter volgt dat standpunt.
6. Voor een proceskostenveroordeling is daarom geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. R. de Mul, griffier, openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.