ECLI:NL:RBDHA:2023:957

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 januari 2023
Publicatiedatum
2 februari 2023
Zaaknummer
NL22.23245
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag en beoordeling van nationaliteit en veilig land van herkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 januari 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, die zowel de Libische als Tunesische nationaliteit claimt, zijn asielaanvraag heeft ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiser heeft eerder een asielaanvraag ingediend die buiten behandeling is gesteld, en heeft opnieuw een aanvraag ingediend in oktober 2022. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 12 januari 2023, waarbij beide partijen zich hebben laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris de identiteit en nationaliteit van eiser geloofwaardig heeft geacht, maar de Libische nationaliteit niet. Eiser heeft geen documenten overgelegd ter onderbouwing van zijn nationaliteit en zijn verklaringen zijn tegenstrijdig. De rechtbank concludeert dat Tunesië als veilig land van herkomst kan worden beschouwd, en dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij persoonlijk risico loopt bij terugkeer. De rechtbank heeft de beroepsgrond van eiser, dat de staatssecretaris in strijd met het beginsel van hoor- en wederhoor heeft gehandeld, verworpen. Eiser heeft niet kunnen aantonen dat hij in zijn belangen is geschaad door de procedurele gang van zaken.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de afwijzing van de asielaanvraag. Eiser kan binnen een week na bekendmaking van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg Bestuursrecht zaaknummer: NL22.23245
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser

v-nummer: [Nummer] (gemachtigde: mr. R. Deniz),
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. J. Visschers).

Procesverloop

Bij besluit van 11 november 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen als kennelijk ongegrond.1
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaak NL22.23246, op 12 januari 2023 op zitting behandeld. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [Geboortedatum] en hij stelt zowel de Libische als Tunesische nationaliteit te hebben. Hij heeft eerder op 27 april 2022 een asielaanvraag ingediend. Deze aanvraag is door verweerder bij besluit van 26 augustus 2022 buiten behandeling gesteld, waarbij gelijktijdig een terugkeerbesluit en inreisverbod is opgelegd. Eiser heeft op 6 oktober 2022 opnieuw een asielaanvraag ingediend in Nederland.
2. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
  • Identiteit, nationaliteit en herkomst;
  • Problemen met salafisten.
3. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de identiteit, Tunesische nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig geacht. Ook de problemen met salafisten zijn geloofwaardig geacht. Verweerder gelooft echter niet dat eiser ook de Libische nationaliteit
1. Op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b en c, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
bezit. Ook meent verweerder dat eiser bij terugkeer naar Tunesië geen reëel risico loopt op ernstige schade als bedoeld in artikel 3 van het EVRM.2 Hieraan heeft verweerder ten grondslag gelegd dat op 6 mei 2021 een herbeoordeling heeft plaatsgevonden, waarin is geconcludeerd dat de aanwijzing van Tunesië als veilig land van herkomst, met uitzondering van enkele groepen waartoe eiser niet behoort, kan worden voortgezet. Verder heeft verweerder een terugkeerbesluit opgelegd naar Tunesië en handhaaft verweerder het inreisverbod welke eerder is opgelegd op 26 augustus 2022.
4. Eiser voert in beroep aan dat de wijze waarop verweerder het besluit heeft genomen in strijd is met het beginsel van hoor- en wederhoor. Eiser heeft meermaals verzocht de termijn voor indiening van de zienswijze te verlengen. Verweerder heeft dit ten onrechte niet toegewezen. Eiser is dan ook in zijn belangen geschaad. Daarnaast is eiser het niet eens met de vaststelling van alleen zijn Tunesische nationaliteit. Eiser stelt ook de Libische nationaliteit te bezitten. Verder is Tunesië voor eiser geen veilig land van herkomst. Eiser wijst ter onderbouwing daarvoor naar informatie van de OHCHR3 uit 2018 en het thematisch ambtsbericht van 14 december 2021 (hierna: ambtsbericht). Tot slot heeft verweerder ten onrechte een terugkeerbesluit opgelegd en het inreisverbod gehandhaafd. De belangenafweging bij het opleggen van het inreisverbod is volgens eiser onvoldoende secuur geweest.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Zienswijze
5. Vaststaat dat eiser op 3 november 2022 een zienswijze heeft ingediend. Naar aanleiding van deze zienswijze heeft verweerder op 7 november 2022 een nieuw voornemen uitgebracht. Op 8 november 2022 heeft verweerder per brief laten weten dat eiser tot en met 10 november 2022 in de gelegenheid is om te reageren op het nieuwe voornemen. Op 9 november 2022 heeft de gemachtigde van eiser een tweede zienswijze ingediend en daarbij vermeld dat deze zienswijze niet met eiser is besproken. Verder heeft de gemachtigde van eiser verzocht extra tijd te krijgen om een aanvullende zienswijze in te dienen. Op 11 november 2022 heeft verweerder het bestreden besluit genomen. In de gronden van beroep schrijft eiser dat na contact met verweerder de termijn voor indiening van de zienswijze is verlengd tot en met 13 november 2022. Volgens gemachtigde van eiser was het niet mogelijk binnen deze termijn contact op te nemen met eiser. In het dossier bevindt zich een brief van de gemachtigde van eiser van 11 november 2022 waarin staat dat verweerder telefonisch heeft meegedeeld dat één extra dag wordt gegeven voor een aanvullende zienswijze. Verder voert eiser aan dat verweerder een derde zienswijze verlangde.
Ter zitting heeft verweerder daarentegen gesteld dat naast de extra termijn van drie dagen uit het dossier niet is gebleken dat aan eiser nog een extra termijn is gegund voor het indienen van een aanvullende zienswijze.
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder een nieuw voornemen kan en mag uitbrengen.4 Vaststaat dat verweerder naar aanleiding van het nieuwe voornemen contact heeft gezocht met de gemachtigde van eiser en heeft meegedeeld dat eiser drie dagen extra
2 Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden .
3 United Nations Human Rights Office of the High Commissioner.
4 Artikel 3.119 van het Vreemdelingenbesluit 2000.
de tijd krijgt voor het indienen van een aanvullende zienswijze. De rechtbank acht dit voldoende tijd en verweerder heeft in zoverre zorgvuldig gehandeld. Of daarnaast nog aan gemachtigde van eiser een extra termijn is verleend voor het indienen van een of meerdere aanvullende zienswijze kan volgens de rechtbank in het midden blijven, aangezien dit niet is vast te stellen aan de hand van het dossier noch op enige andere objectieve wijze. Verder heeft eiser niet concreet kunnen maken hoe hij in zijn belangen is geschaad indien verweerder geen extra termijn had verleend. Ook op zitting heeft de gemachtigde van eiser desgevraagd niet nader kunnen concretiseren op welke wijze de belangen van eiser hierdoor zouden zijn geschaad. Van strijd met het beginsel van hoor- en wederhoor is daarom geen sprake. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Nationaliteit
7. Verder heeft verweerder niet ten onrechte de Libische nationaliteit van eiser ongeloofwaardig geacht. Vaststaat dat eiser in zijn vorige asielprocedures en in zijn huidige asielprocedure geen documenten heeft overgelegd ter onderbouwing van zijn nationaliteit. Verweerder heeft dan ook door middel van de verklaringen van eiser in de huidige asielprocedure de nationaliteit van eiser moeten beoordelen. Verweerder heeft hierbij kunnen wijzen op de verklaring van eiser dat hij de Tunesische nationaliteit heeft en dat hij is geboren in Tunesië.5 Verder spreekt eiser Arabisch Tunesisch en blijkt uit onderzoek aan zijn telefoon dat hij vanuit Spanje geld heeft overgemaakt naar zijn moeder in Tunesië. Ook heeft eiser verklaard dat hij tot aan zijn vertrek in Tunesië heeft gewoond. De enkele stelling van eiser dat hij in Libië heeft gewoond en dat zijn moeder de Libische nationaliteit heeft, maakt niet dat eiser daarmee heeft aangetoond ook deze nationaliteit te hebben. Verder heeft eiser in zijn huidige asielprocedure verklaard dat zijn moeder Tunesisch is en zijn vader Libisch, terwijl hij in zijn vorige asielprocedure juist heeft verklaard dat zijn moeder Libisch is.6 Dit is tegenstrijdig en heeft verweerder kunnen betrekken in zijn beslissing. De rechtbank komt dan ook tot het oordeel dat verweerder op juiste gronden is uitgegaan van de Tunesische nationaliteit van eiser.
Veilig land van herkomst
8. Verweerder heeft zich verder terecht op het standpunt gesteld dat Tunesië in zijn algemeenheid als veilig land van herkomst kan worden beschouwd.7 Op 6 mei 2021 heeft een herbeoordeling plaatsgevonden waarin is geconcludeerd dat Tunesië nog altijd als veilig land van herkomst kan worden beschouwd, met uitzondering van LHBTI’s, en personen die aannemelijk kunnen maken dat ze een zogenoemde S17-maatregel op hun naam hebben staan. Op 25 mei 2022 zijn journalisten, activisten en politiek opponenten die kritiek uitten op de president en/of regering hieraan toegevoegd. Niet is gesteld of gebleken dat eiser tot een van deze groepen behoort. Het voorgaande betekent dat een algemeen rechtsvermoeden geldt dat vreemdelingen, waaronder eiser, die uit Tunesië komen geen internationale bescherming nodig hebben. Het is dan aan eiser om aannemelijk te maken dat Tunesië in zijn geval niet als veilig land van herkomst kan worden aangemerkt.
5 Pagina 3 en 4, rapport gehoor veilig land van herkomst.
6 Pagina 3, rapport aanmeldgehoor Dublin van 7 mei 2022.
7 Paragraaf C2/7.2 van de Vreemdelingencirculaire 2000.
9. Eiser is er niet in geslaagd aannemelijk te maken dat Tunesië voor hem persoonlijk niet als veilig land van herkomst kan worden aangemerkt. Verweerder heeft terecht opgemerkt dat de overgelegde informatie van de OHCHR uit 2018 en het ambtsbericht reeds is meegenomen bij de herbeoordeling in mei 2021 en daarom niet kan leiden tot het oordeel dat Tunesië geen veilig land van herkomst meer is. Ook is door de eiser overgelegde informatie algemeen van aard en blijkt uit de door eiser overgelegde informatie niet dat hij persoonlijk in de negatieve aandacht staat van de Tunesische autoriteiten. Hierbij heeft verweerder verder kunnen meewegen dat de door eiser gestelde problemen met salafisten zich hebben voorgedaan in de periode 2103 – 2014, terwijl eiser Tunesië pas in 2018 heeft verlaten. Niet is gesteld of gebleken dat eiser in de periode na 2014 tot aan zijn vertrek in 2018 problemen heeft ondervonden van salafisten. Eiser heeft geen toereikende verklaring kunnen geven voor de lange tijd dat hij na 2014 nog in Tunesië heeft verbleven. Ook heeft eiser veilig Tunesië kunnen uitreizen in 2018. Mocht eiser bij terugkeer naar Tunesië toch problemen ondervinden, dan dient hij hierover te klagen bij de Tunesische autoriteiten. Niet is gebleken dat deze autoriteiten bij terugkeer eiser niet willen of kunnen helpen. De beroepsgrond slaagt niet.
Inreisverbod en terugkeerbesluit
10. Bij beschikking van 26 augustus 2022 heeft verweerder een terugkeerbesluit opgelegd naar Libië. Bij het nieuwe voornemen en het bestreden besluit heeft verweerder een terugkeerbesluit opgelegd naar Tunesië. Verweerder heeft bij het nieuwe voornemen en het bestreden besluit Tunesië kunnen noemen in plaats van Libië nu is gebleken van nieuwe feiten en omstandigheden die maken dat verweerder zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat Tunesië het aangewezen land van terugkeer is en niet Libië. Deze wijziging sec in land van terugkeer maakt niet dat eiser daardoor in zijn belangen is geschaad. Eiser heeft dit ook niet nader onderbouwd.
11. Verweerder heeft verder terecht het inreisverbod van 26 augustus 2022 gehandhaafd. Eiser heeft niet onderbouwd waarom hij daardoor in zijn belangen is geschaad.
Conclusie
12. De aanvraag is terecht afgewezen als kennelijk ongegrond. Het beroep is daarom ongegrond.
13. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr. S.C. Spruijt, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:

Documentcode: DSR24412575

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.