ECLI:NL:RBDHA:2023:9552

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 juli 2023
Publicatiedatum
3 juli 2023
Zaaknummer
NL23.13343
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling asielaanvraag en internationale bescherming in Malta

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, van Somalische nationaliteit, heeft op 12 april 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, maar deze is door de staatssecretaris op 28 april 2023 niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft op 20 juni 2023 de zaak behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de staatssecretaris en een tolk.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat eiser internationale bescherming geniet in Malta, en dat zijn asielaanvraag in Nederland niet-ontvankelijk is. Eiser heeft niet overtuigend aangetoond dat hij geen asielvergunning in Malta heeft en dat hij bij terugkeer naar Malta in een situatie van ernstige materiële deprivatie terechtkomt. De rechtbank wijst erop dat eiser wisselend heeft verklaard over zijn situatie in Malta en dat hij niet heeft aangetoond dat hij hulp heeft ingeroepen bij de Maltese autoriteiten.

De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris zich niet onterecht op het standpunt heeft gesteld dat de banden van eiser met Nederland niet sterker zijn dan met Malta, mede gezien het feit dat eiser geen bijdrage levert aan de zorg van zijn zoon in Nederland en dat zijn zus een Dublinprocedure doorloopt. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst de aanvraag af, zonder vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.13343

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], V-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. J.J. de Vries),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. S.J. de Vries).

Inleiding

1.1
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de asielaanvraag van eiser. Eiser stelt van Somalische nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum]. Hij heeft op 12 april 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft met het bestreden besluit van 28 april 2023 deze aanvraag niet-ontvankelijk verklaard. Eiser krijgt het bevel om onmiddellijk naar het grondgebied van Malta te gaan.
1.2
De rechtbank heeft het beroep op 20 juni 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris. Ook was er een tolk aanwezig.

Beoordeling door de rechtbank

2.1
De rechtbank beoordeelt of de staatssecretaris terecht de asielaanvraag van eiser niet-ontvankelijk heeft verklaard, omdat eiser internationale bescherming heeft in Malta. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
2.2
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris terecht en op goede gronden dit besluit genomen. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het bestreden besluit
3.1
De staatssecretaris heeft de asielaanvraag niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiser internationale bescherming heeft in Malta. Verder heeft de staatssecretaris aangegeven dat de omstandigheid dat eiser in 2017 Nederland heeft verlaten en pas in 2022 is teruggekomen afbreuk doet aan zijn betoog dat zijn banden met Nederland sterker zijn dan met Malta vanwege het feit dat hij een zoon in Nederland heeft. Het feit dat zijn zus een tijdelijk verblijfsrecht in Nederland heeft vanwege haar Dublinprocedure maakt ook niet dat eisers band met Nederland sterker is dan met Malta. De staatssecretaris heeft verder aangeven dat eiser wisselend heeft verklaard over het al dan niet inroepen van hulp tegen door hem gestelde problemen in Malta. Gelet op het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag van eiser worden verwacht dat hij zich bij problemen eerst wendt tot de autoriteiten van Malta. Uit eisers verklaringen blijkt niet dat hij dat heeft gedaan. Er is daarom ook niet gebleken dat eiser in een situatie van zeer vergaande materiële deprivatie terechtkomt als bedoeld in het Jawo-arrest.
Beroepsgronden
3.2
Eiser voert aan dat hij geen asielvergunning in Malta heeft. Er is kennelijk een asielvergunning verstrekt aan iemand anders. Ook is het volgens hem logischer dat hij bescherming vraagt in Nederland in plaats van in Malta, omdat hij een zoon en een zus in Nederland heeft. Verder voert eiser aan dat hij bij terugkeer naar Malta een reëel risico loopt om terecht te komen in een mensonterende situatie, die in strijd is met artikel 3 van het EVRM of artikel 4 van het EU-Handvest. Hij heeft in Malta onder zeer erbarmelijke omstandigheden geleefd. Eiser had in Malta geen onderdak, hij sliep op straat. Er was geen mogelijkheid om een inkomen te verwerven omdat er geen werk voorhanden was, ondanks zijn pogingen om aan werk te komen. Zonder inkomen is het niet mogelijk om aan woonruimte te komen. Ook was het niet mogelijk om gebruik te maken van de medische voorzieningen. Malta doet niets voor vluchtelingen met een donkere huidskleur. Ook zijn er geen mogelijkheden voor eiser om te klagen bij hogere instanties. Hij werd voortdurend weggestuurd. Tot slot voert eiser aan dat hij zich niet kan verenigen met het terugkeerbesluit en de vertrektermijn. Hij wijst in dit verband op dat wat hij in de zienswijze heeft gesteld.
Beoordeling
3.3
De rechtbank stelt vast dat uit een bericht van de autoriteiten van Malta blijkt dat eiser internationale bescherming heeft in Malta. Zo staat in het bericht van de Maltese autoriteiten van 6 april 2023: “
This person was granted subsidiary protection in Malta on 16/02/2008 and it was valid until 17/02/2023. The person is still considered a beneficiary of subsidiary protection in Malta.”. De enkele stelling van eiser dat kennelijk een asielvergunning is verstrekt aan iemand anders en dat er geen vergunning op zijn naam is verstrekt, volgt de rechtbank niet, omdat eiser zijn stelling niet heeft onderbouwd. Bovendien heeft eiser tijdens het gehoor op 24 april 2023 zelf verklaard dat hij wel een aanvraag heeft gedaan voor een verblijfsvergunning in Malta maar daarbij gebruik heeft gemaakt van gegevens van iemand anders. Op basis van die gegevens heeft hij naar eigen zeggen vervolgens een verblijfsvergunning gekregen voor drie jaar. Tegen die achtergrond kan naar het oordeel van de rechtbank moeilijk worden volgehouden dat de bewuste vergunning, ook al vermeldt die een andere naam, aan iemand anders is verleend. Ook de stelling van eiser ter zitting dat de vingerafdrukken op de verleende vergunning in Malta niet zijn vingerafdrukken zijn, omdat hij bij de aanvraag tegen betaling de gegevens van een andere persoon heeft gebruikt, maakt naar het oordeel van de rechtbank niet dat de staatssecretaris niet kan afgaan op het bericht van de autoriteiten van Malta dat eiser daar internationale bescherming heeft.
3.4
Het betoog van eiser ter zitting dat uit de gegevens in Eurodac alleen volgt dat hij in Frankrijk asiel heeft aangevraagd en dat in Eurodac niets staat vermeld over een asielaanvraag in Malta, maakt het oordeel van de rechtbank niet anders. Daartoe overweegt de rechtbank dat de staatssecretaris ter zitting desgevraagd heeft gewezen op artikel 12 van de verordening (EU) Nr. 603/2013 van 26 juni 2013 waar is bepaald dat gegevens bewaard worden voor een periode van tien jaar vanaf de datum waarop de vingerafdrukken zijn genomen. Na het verstrijken van die periode worden de gegevens automatisch verwijderd. Gelet hierop en gelet op het feit dat eiser sinds 16 februari 2008 internationale bescherming in Malta geniet, ziet de rechtbank in het enkele betoog van eiser geen aanleiding voor het oordeel dat de staatssecretaris niet kan afgaan op het bericht van de autoriteiten van Malta dat eiser daar internationale bescherming heeft.
3.5
De rechtbank betrekt bij haar oordeel dat zich in het dossier van eiser ook een brief van de staatssecretaris aan de Franse autoriteiten bevindt van 19 november 2019. In die brief is aangegeven: “
Since the person concerned is a beneficiary of international protection in Malta, according to the information received from Belgium, it appears that Regulation (EU) No 604/2013 is no longer applicable.”. Nederland heeft met deze brief een claimverzoek van Frankrijk afgewezen. Uit deze brief volgt ook dat eiser internationale bescherming in Malta heeft.
3.6
Ten aanzien van het betoog van eiser dat hij een zoon en een zus in Nederland heeft, is de rechtbank van oordeel, mede gelet op het voorgaande, dat de staatssecretaris zich niet onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de band van eiser met Nederland niet sterker is dan met Malta. Zo heeft de staatssecretaris terecht gewezen op de omstandigheid dat gesteld noch gebleken is dat eiser bijdraagt aan de zorg van zijn zoon en dat zijn zus een Dublinprocedure doorloopt, zodat allerminst zeker is dat ze in Nederland mag blijven.
3.7
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris zich verder niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat ten aanzien van Malta niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Hij heeft niet aannemelijk gemaakt dat er bij terugkeer naar Malta sprake is van een risico op schending van artikel 3 van het EVRM of artikel 4 van het EU-Handvest. Eisers niet nader onderbouwde stelling dat hij geen onderdak en werk en medische voorzieningen had en dat hij gediscrimineerd werd, is hiervoor onvoldoende. Eiser heeft niet eenduidig verklaard over het inroepen van bescherming van de autoriteiten van Malta tegen problemen. Hij heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij heeft geprobeerd hulp in te roepen, terwijl dit wel van hem verwacht mag worden.
3.8
Tot slot is de rechtbank van oordeel dat de enkele stelling van eiser dat hij zich niet kan verenigen met het terugkeerbesluit en de vertrektermijn geen doel treft. Daartoe overweegt de rechtbank dat het verzoek van eiser om de ingebrachte zienswijze als herhaald en ingelast te beschouwen, zonder daarbij aan te geven in hoeverre de reactie van de staatssecretaris daarop in het bestreden besluit tekortschiet, niet kan worden beschouwd als een gemotiveerde betwisting van het bestreden besluit. De enkele verwijzing naar de zienswijze kan dan ook niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit.

Conclusie en gevolgen

4 De staatssecretaris heeft de aanvraag terecht niet-ontvankelijk verklaard.
Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.A. Oudenaarden, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.A. Buikema, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.