ECLI:NL:RBDHA:2023:9532
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in verblijfsrechtelijke zaak met beroep op artikel 8 EVRM
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 30 juni 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een verzoeker wiens EU-verblijfsrecht door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was beëindigd. De verzoeker, geboren in 1974 en van Poolse nationaliteit, heeft sinds 2013 in Nederland gewoond en gewerkt, maar is meerdere keren veroordeeld voor vermogensdelicten en kampt met een alcoholverslaving. De staatssecretaris heeft het verblijfsrecht beëindigd op grond van openbare orde en de verzoeker ongewenst verklaard. De verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij zijn bezwaar in Nederland kan afwachten.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 28 juni 2023 behandeld, waarbij de verzoeker werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk. De staatssecretaris heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De voorzieningenrechter overwoog dat de verzoeker recht heeft op een hoorplicht in de bezwaarprocedure, vooral gezien de omstandigheden van de zaak en het beroep op artikel 8 van het EVRM, dat het recht op respect voor privé- en gezinsleven waarborgt. De voorzieningenrechter oordeelde dat de belangen van de openbare orde niet zwaarder wegen dan het recht van de verzoeker om gehoord te worden.
Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen en bepaald dat de verzoeker niet mag worden uitgezet totdat op het bezwaar is beslist. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van de verzoeker, vastgesteld op € 1.674,-. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.