ECLI:NL:RBDHA:2023:9532

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 juni 2023
Publicatiedatum
3 juli 2023
Zaaknummer
NL23.12865
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in verblijfsrechtelijke zaak met beroep op artikel 8 EVRM

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 30 juni 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een verzoeker wiens EU-verblijfsrecht door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was beëindigd. De verzoeker, geboren in 1974 en van Poolse nationaliteit, heeft sinds 2013 in Nederland gewoond en gewerkt, maar is meerdere keren veroordeeld voor vermogensdelicten en kampt met een alcoholverslaving. De staatssecretaris heeft het verblijfsrecht beëindigd op grond van openbare orde en de verzoeker ongewenst verklaard. De verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij zijn bezwaar in Nederland kan afwachten.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 28 juni 2023 behandeld, waarbij de verzoeker werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk. De staatssecretaris heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De voorzieningenrechter overwoog dat de verzoeker recht heeft op een hoorplicht in de bezwaarprocedure, vooral gezien de omstandigheden van de zaak en het beroep op artikel 8 van het EVRM, dat het recht op respect voor privé- en gezinsleven waarborgt. De voorzieningenrechter oordeelde dat de belangen van de openbare orde niet zwaarder wegen dan het recht van de verzoeker om gehoord te worden.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen en bepaald dat de verzoeker niet mag worden uitgezet totdat op het bezwaar is beslist. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van de verzoeker, vastgesteld op € 1.674,-. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.12865

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker], verzoeker

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. A.G. Kleijweg),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J. van Dam).

Procesverloop

In het besluit van 17 april 2023 heeft verweerder het EU-verblijfsrecht van verzoeker ontzegt, dan wel beëindigd en verzoeker ongewenst verklaard.
Verzoeker heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen ertoe strekkende dat hij zijn bezwaar in Nederland mag afwachten.
Verweerder heeft op 21 juni 2023 een verweerschrift ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 28 juni 2023 op zitting behandeld. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen M. Kwasnik. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat de zaak over?
1. Verzoeker is geboren op [geboortedag] 1974 en heeft de Poolse nationaliteit.
2. Verzoeker is in 2013 naar Nederland gekomen. Hij is meerdere keren veroordeeld voor (vermogens)delicten en kampt met een alcoholverslaving. Verweerder heeft daarin aanleiding gezien om het verblijfsrecht van verzoeker vanwege het belang van de openbare orde te beëindigen en verzoeker ongewenst te verklaren. Thans zit verzoeker strafrechtelijk gedetineerd in het kader van een ISD-maatregel [1] .
Wat vindt verzoeker?
3. Verzoeker voert aan dat hij sinds 2013 werkt en verblijft in Nederland zodat hij van rechtswege beschikt over een verblijfsrecht voor onbepaalde tijd. Voorts zou de uitzetting van verzoeker zijn rehabilitatie frustreren. Verzoeker voert aan dat artikel 8 van het EVRM [2] en artikel 7 van het Handvest [3] nopen tot voortzetting van het verblijf. Ook wil verzoeker graag gehoord worden in zijn bezwaarprocedure.
Wat vindt verweerder?
4. Verweerder verzoekt tot afwijzing van de voorlopige voorziening. Verweerder voert daartoe aan dat verzoeker zich sinds 2013 schuldig heeft gemaakt aan het plegen van strafbare feiten. Er is sprake van een patroon van vermogensdelicten. Bovendien heeft de rechtbank Den Haag bij vonnis van 25 maart 2022 aan verzoeker een tweede ISD-maatregel opgelegd en daarbij overwogen dat er een hoog risico op recidive is. Verzoeker vormt een actuele, werkelijke en voldoende ernstige bedreiging voor de samenleving en daarom weegt het belang van de openbare orde volgens verweerder zwaarder dan het belang van verzoeker. Het verblijfsrecht is beëindigd op grond van de openbare orde, zodat aan eventuele opgebouwde verblijfsrechten geen rechten meer kunnen worden ontlenen.
Wat is het oordeel van de voorzieningenrechter?
5. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
6. Verzoeker heeft verzocht om in bezwaar gehoord te worden. Verweerder heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld daartoe geen aanleiding te zien. Voor zover verzoeker een beroep op artikel 8 van het EVRM doet kan verzoeker in Polen worden gehoord.
7. Met verzoeker is de voorzieningenrechter van oordeel dat verzoeker moet worden gehoord in bezwaar. Het uitgangspunt is immers dat een vreemdeling in bezwaar moet worden gehoord. Dit uitgangspunt geldt temeer in zaken waarin er beslissingsruimte is en de beslissing sterk afhankelijk is van de omstandigheden van het geval en waarbij een individuele belangenafweging moet worden gemaakt. Daarvan is in het onderhavige geval sprake nu het verblijfsrecht van verzoeker wordt beëindigd en verzoeker een beroep heeft gedaan op privéleven als bedoeld in artikel 8 van het EVRM. Het standpunt van verweerder dat verzoeker in Polen zou kunnen worden gehoord kan de voorzieningenrechter niet volgen. Er zou dan immers de situatie ontstaan waarin verzoeker zou worden uitgezet zonder dat daaraan een gedegen besluitvorming aan ten grondslag ligt.
8. Gelet op het bovenstaande ziet de voorzieningenrechter aanleiding om de verzochte voorlopige voorziening toe te wijzen.
9. Nu reeds om die reden de voorlopige voorziening wordt toegewezen zal de voorzieningenrechter de overige gronden onbesproken laten.
Conclusie
10. De voorzieningenrechter zal het verzoek toewijzen en bepalen dat verzoeker niet mag worden uitgezet totdat op het bezwaar tegen het primaire besluit is beslist.
11. De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1).
12. De voorzieningenrechter stelt verzoeker hierbij definitief vrij van het betalen van griffierecht wegens betalingsonmacht. Daarom is er geen aanleiding om te bepalen dat verweerder het griffierecht aan verzoeker moet vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe;
- bepaalt dat verzoeker niet mag worden uitgezet voordat op het bezwaarschrift is beslist;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 1.674,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.C. Laagland, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. J.R. Froma, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Inrichting voor Stelselmatige Daders.
2.Verdrag tot bescherming van de rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden.
3.Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie.