ECLI:NL:RBDHA:2023:9529

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 mei 2023
Publicatiedatum
3 juli 2023
Zaaknummer
NL23.4307, NL23.4309 en NL23.4311
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Einduitspraak na tussenuitspraak inzake asielaanvraag en proceskostenveroordeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 mei 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij eisers, bestaande uit een eiser en twee eiseressen, gezamenlijk een verblijfsvergunning voor asiel hebben aangevraagd. De rechtbank heeft deze uitspraak gedaan na een tussenuitspraak waarin werd vastgesteld dat de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid onvoldoende had gemotiveerd waarom hij geen gebruik maakte van zijn ambtshalve bevoegdheid om te toetsen of eisers in aanmerking kwamen voor een verblijfsvergunning op grond van artikel 8 van het EVRM. De rechtbank heeft in de tussenuitspraak verweerder de gelegenheid gegeven om het geconstateerde gebrek in het bestreden besluit te herstellen. Verweerder heeft in een aanvullende motivering aangegeven dat hij geen gebruik maakt van deze bevoegdheid, verwijzend naar het beleid in de Vreemdelingencirculaire. De rechtbank oordeelt dat verweerder hiermee voldoende heeft gemotiveerd waarom hij geen gebruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid. Gelet op het in de tussenuitspraak geconstateerde gebrek, heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd, maar de rechtsgevolgen van het besluit in stand gelaten. Tevens is verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten van eisers, die zijn vastgesteld op € 1.674,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht
zaaknummers: NL23.4307, NL23.4309 en NL23.4311

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] (eiser), [eiseres 1] (eiseres), [eiseres 2] (eiseres 2) mede namens het minderjarige kind van eiseres 2 [minderjarige], gezamenlijk: eisers
V-nummers: [V-nummer] , [V-nummer] , [V-nummer] en [V-nummer]
(gemachtigde: mr. V. Senczuk), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigde: mr. M.K. Ruizendaal).

Procesverloop

Bij besluiten van 3 februari 2023 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de aanvragen van eisers tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
Eisers hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met de zaken NL23.4308, NL23.4310 en NL23.4312, op 9 maart 2023 op zitting behandeld. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.
In de tussenuitspraak van 23 maart 2023 (de tussenuitspraak) heeft de rechtbank verweerder in de gelegenheid gesteld om binnen twee weken na verzending van de tussenuitspraak, met inachtneming van wat in de tussenuitspraak is overwogen, het geconstateerde gebrek in het bestreden besluit te herstellen.
Verweerder heeft in reactie op de tussenuitspraak een aanvullende motivering ingediend. De rechtbank heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft.
Overwegingen
1. Deze uitspraak bouwt voort op de tussenuitspraak. De rechtbank blijft bij al wat zij in de tussenuitspraak heeft overwogen en beslist, tenzij zij hierna uitdrukkelijk anders overweegt.
2. In de tussenuitspraak heeft de rechtbank, kort samengevat, overwogen dat verweerder in het bestreden besluit en tijdens de zitting onvoldoende heeft gemotiveerd waarom hij geen gebruik maakt van zijn ambtshalve bevoegdheid1 om te toetsen of eisers in aanmerking komen voor verblijfsvergunning op grond van artikel 8 van het EVRM, terwijl eisers in hun zienswijze, het beroepschrift en tijdens de zitting een beroep hebben gedaan op artikel 8 van het EVRM. Uit rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) volgt dat verweerder in zo’n geval moet deugdelijk motiveren waarom hij geen gebruik maakt van deze bevoegdheid.2
3. Verweerder heeft in de aanvullende motivering van 28 maart 2023 aangegeven dat hij in de zaak van eisers geen gebruik maakt van zijn ambtshalve bevoegdheid om een verblijfsvergunning op grond van artikel 8 van het EVRM te verlenen. Hierbij verwijst verweerder specifiek naar het beleid neergelegd in paragraaf C1/4.5 van de Vreemdelingencirculaire. In deze paragraaf staat dat verweerder bij een tweede of opvolgende asielaanvraag niet ambtshalve op grond van artikel 3.6b van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb) toetst of een vreemdeling in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning op grond van artikel 8 van het EVRM. In de aanvullende motivering van 28 maart 2023 wijst verweerder tevens op WBV 2022/8 waarin is toegelicht waarom bij tweede of opvolgende asielaanvragen geen gebruik wordt gemaakt van voornoemde ambtshalve bevoegdheid.
4. De rechtbank oordeelt dat verweerder hiermee voldoende heeft gemotiveerd waarom hij in de zaken van eisers geen gebruik heeft gemaakt van zijn ambtshalve bevoegdheid. Uit rechtspraak van de Afdeling volgt dat verweerder voor het motiveren van waarom hij geen gebruik maakt van deze ambtshalve bevoegdheid mag volstaan met een verwijzing naar beleid waarin wordt toegelicht waarom in bepaalde gevallen geen gebruik wordt gemaakt van deze bevoegdheid. Verweerder heeft met de verwijzing naar het beleid in de aanvullende motivering van 28 maart 203 het motiveringsgebrek dus hersteld.
5. Gelet op het in de tussenuitspraak geconstateerde gebrek, is het beroep gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Omdat verweerder in zijn reactie op de tussenuitspraak het gebrek heeft hersteld, laat de rechtbank de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand.
6. Omdat het beroep gegrond is, krijgen eisers een vergoeding voor de proceskosten die zij hebben gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De rechtbank ziet de zaken van eisers gelet op de inhoud als samenhangende zaken. Daarom blijft de hoogte van de vergoeding beperkt tot het bedrag dat in één zaak zou worden toegekend.3 De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door de gemachtigde levert 2 punten op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting met een waarde per punt van
€ 837,- en een wegingsfactor 1). Toegekend wordt € 1.674,-.
1. Op grond van artikel 3.6b van het Vb.
3 Op grond van artikel 3 Besluit proceskosten bestuursrecht (Bbp).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 1.674,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Skerka, rechter, in aanwezigheid van mr. R.G.A. Beijen, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
19 mei 2023

Documentcode: [documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak en de tussenuitspraak/tussenuitspraken, kunt een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.