ECLI:NL:RBDHA:2023:9519

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 juni 2023
Publicatiedatum
3 juli 2023
Zaaknummer
NL23.1642
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de meerderjarigheid van een asielaanvrager en de bewijswaarde van identiteitsdocumenten

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 14 juni 2023, is de zaak behandeld van een eiser die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had deze aanvraag ingewilligd, maar er was discussie over de leeftijd van de eiser. Eiser stelde geboren te zijn op [geboortedag] 2006, wat hem minderjarig zou maken. De Staatssecretaris had echter geconcludeerd dat eiser meerderjarig was, gebaseerd op een leeftijdsschouw en de conclusie van MediFirst, die stelde dat eiser evident meerderjarig was. Eiser had echter originele geboorte- en familie-uittreksels uit Irak overgelegd die zijn minderjarigheid bevestigden.

De rechtbank oordeelde dat de Staatssecretaris onvoldoende had gemotiveerd waarom van de meerderjarigheid van eiser moest worden uitgegaan. De rechtbank stelde vast dat de overgelegde uittreksels, die door Bureau Documenten als echt waren bevonden, een grotere bewijswaarde hadden dan de leeftijdsschouwen. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en vernietigde het bestreden besluit, waarbij de geboortedatum van eiser werd vastgesteld op 1 januari 2002. De rechtbank droeg de Staatssecretaris op om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de overwegingen in deze uitspraak. Tevens werd de Staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 1.674,00.

Deze uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering door de overheid bij beslissingen over de leeftijd van asielzoekers, en de waarde van authentieke documenten in het bewijsproces.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.1642

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser,

V-nummer: [nummer] ,
(gemachtigde: mr. H.T. Gerbrandy),
en,

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: mr. K.J. Diender).

Procesverloop

Bij besluit van 4 januari 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingewilligd op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 13 maart 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen Z. Karem. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Inleiding
1. Eiser is samen met zijn meerderjarige zus Nederland ingereisd. Hij heeft op 27 oktober 2021 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Eiser heeft daarbij gesteld geboren te zijn op [geboortedag] 2006. Daarmee zou hij op dat moment minderjarig zijn. Verweerder heeft eiser bij zijn aanmelding aangemerkt als een alleenstaande minderjarige vreemdeling en geconstateerd dat eiser geen documenten kon overleggen waarmee hij zijn minderjarigheid kon aantonen. Verweerder heeft daarop besloten de leeftijd van eiser te schouwen, waarbij hij tot de conclusie is gekomen dat er twijfel bestond over de opgegeven leeftijd. Eiser heeft na de leeftijdsschouw een originele identiteitskaart overgelegd. Uit onderzoek van Bureau Documenten is gebleken dat deze met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet echt is. Verweerder heeft daarna besloten verder onderzoek naar de leeftijd van eiser te laten verrichten door MediFirst. MediFirst is tot de conclusie gekomen dat eiser evident meerderjarig is. Verweerder is van deze conclusie uitgegaan en heeft daarop besloten 1 januari 2002 aan te houden als de geboortedatum van eiser. Eiser heeft na de conclusie van MediFirst op 16 september 2022 meerdere originele geboorte- en familie uittreksels uit Irak overgelegd, die door Bureau Documenten echt zijn bevonden. In deze uittreksels is vermeld dat eiser op [geboortedag] 2006 is geboren.
De beoordeling door de rechtbank
2. Tussen eiser en verweerder is in geschil of verweerder zich voldoende gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat eiser meerderjarig is en daarmee terecht de geboortedatum 1 januari 2002 aan hem heeft toegekend.
Procesbelang
3. De rechtbank dient ambtshalve te beoordelen of eiser procesbelang heeft bij het door hem ingestelde beroep. Om procesbelang te kunnen aannemen, dient beoordeeld te worden of eiser met het beroep in een gunstigere positie kan komen. Eiser heeft de door hem gevraagde asielvergunning gekregen, zodat hij in zoverre niet in een gunstigere positie kan komen. Eiser heeft echter aangevoerd dat hij procesbelang heeft bij de beoordeling van het beroep, omdat de vaststelling dat eiser bij zijn asielaanvraag minderjarig was van belang is bij een verzoek tot gezinshereniging. Verweerder heeft ter zitting verklaard dat hij dit niet betwist. De rechtbank is van oordeel dat eiser daarmee inderdaad procesbelang heeft. Daarom gaat de rechtbank over tot een inhoudelijke beoordeling van het beroep.
Motivering meerderjarigheid
4. Uit werkinstructie 2018/19 ‘Leeftijdsbepaling’ volgt dat verweerder in zijn besluit expliciet dient te motiveren waarom van de meerderjarigheid van de vreemdeling wordt uitgegaan. [1] Ter zitting heeft verweerder erkend dat hij daarover in het bestreden besluit ten onrechte geen motivering heeft opgenomen. Het bestreden besluit bevat daarmee een motiveringsgebrek. De rechtbank verklaart het beroep daarom gegrond en vernietigt het bestreden besluit voor zover daarin aan eiser de geboortedatum 1 januari 2002 is toegekend.
De rechtbank zal beoordelen of en zo ja in hoeverre de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand kunnen blijven omdat verweerder ter zitting alsnog heeft gemotiveerd waarom van de meerderjarigheid van eiser wordt uitgegaan.
Leeftijdsbepaling – meerderjarigheid
5. Verweerder heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat hij terecht heeft geconcludeerd dat eiser meerderjarig is. Hij heeft zich daarbij, volgens hem conform de werkinstructie, gebaseerd op de (doorslaggevende) conclusie van MediFirst. [2] Dit dient in het geval van eiser zwaarder te wegen dan de overgelegde echt bevonden geboorte- en familie uittreksels. Verweerder acht daarbij van belang dat eiser eerder een valse identiteitskaart heeft overgelegd en dat de uittreksels – anders dan de identiteitskaart – geen officiële identificerende documenten zijn. Daarnaast heeft Bureau Documenten niet kunnen vaststellen of de inhoud van de uittreksels juist is.
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder met deze toelichting ter zitting de geheel ontbrekende motivering van dit punt in het bestreden besluit niet heeft hersteld. Daartoe overweegt zij het volgende.
6.1.
De rechtbank vindt in dit kader van belang dat eiser vanaf zijn binnenkomst in Nederland consequent heeft gesteld te zijn geboren op [geboortedag] 2006, de datum die ook is vermeld in de echt bevonden uittreksels uit het familie- en geboorteregister. Verder vindt de rechtbank van belang dat de overige identiteitsgegevens van eiser zelf en zijn familie op de echt bevonden uittreksels door verweerder niet zijn betwist. Onder deze omstandigheden komt aan deze uittreksels naar het oordeel van de rechtbank een grotere bewijswaarde toe dan aan de uitgevoerde leeftijdsschouwen van de AVIM/IND en Medifirst. Nu hiermee een belangrijk deel van de door verweerder ter zitting gegeven toelichting waarom toch van de in het bestreden besluit gehanteerde geboortedatum kan worden uitgegaan, wegvalt, kan deze toelichting ter zitting reeds hierom het motiveringsgebrek niet herstellen. Verder is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende duidelijk is geworden waarom de uittreksels niet identificerend zouden zijn, nu ze ook pasfoto’s bevatten. Daarnaast wijst verweerder er weliswaar op dat eiser eerder een vals bevonden identiteitskaart heeft overgelegd, maar de rechtbank maakt uit de inwilligende beschikking op dat verweerder daarin geen reden heeft gezien om de overige opgegeven identiteitsgegevens ongeloofwaardig te achten of aan het overleggen daarvan enig ander gevolg te geven. Het is naar het oordeel van de rechtbank aan verweerder om nader te motiveren waarom de uittreksels zelf, de omstandigheid dat eerder een vals bevonden identiteitskaart is overgelegd, dan wel een andere omstandigheid, maakt dat voorbij kan worden gegaan aan de geboortedatum in de echt bevonden uittreksels uit het familie- en geboorteregister uit Irak.
Conclusie
7. Gelet op wat hiervoor is overwogen ziet de rechtbank geen aanleiding de rechtsgevolgen van het te vernietigen besluit in stand te laten.
8. Verweerder zal worden opgedragen een nieuw besluit te nemen aangaande de geboortedatum van eiser en daarbij rekening te houden met wat in deze uitspraak is overwogen. Hieraan zal een termijn van acht weken worden verbonden.
9. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674,00 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit, voor zover daarin aan eiser de geboortedatum 1 januari 2002 is toegekend;
- draagt verweerder op binnen acht weken na verzending van deze uitspraak in zoverre een nieuw besluit te nemen, met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.674,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M. den Dulk, rechter, in aanwezigheid van mr. J.C. Smitstra, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.werkinstructie 2018/19 ‘Leeftijdsbepaling’, paragraaf 2.6. ‘Motivering in voornemens en beschikkingen’.
2.idem, pagina 5, waaruit volgt dat de IND uitgaat van de (doorslaggevende) conclusie van het FMMU.