ECLI:NL:RBDHA:2023:9519
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de meerderjarigheid van een asielaanvrager en de bewijswaarde van identiteitsdocumenten
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 14 juni 2023, is de zaak behandeld van een eiser die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had deze aanvraag ingewilligd, maar er was discussie over de leeftijd van de eiser. Eiser stelde geboren te zijn op [geboortedag] 2006, wat hem minderjarig zou maken. De Staatssecretaris had echter geconcludeerd dat eiser meerderjarig was, gebaseerd op een leeftijdsschouw en de conclusie van MediFirst, die stelde dat eiser evident meerderjarig was. Eiser had echter originele geboorte- en familie-uittreksels uit Irak overgelegd die zijn minderjarigheid bevestigden.
De rechtbank oordeelde dat de Staatssecretaris onvoldoende had gemotiveerd waarom van de meerderjarigheid van eiser moest worden uitgegaan. De rechtbank stelde vast dat de overgelegde uittreksels, die door Bureau Documenten als echt waren bevonden, een grotere bewijswaarde hadden dan de leeftijdsschouwen. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en vernietigde het bestreden besluit, waarbij de geboortedatum van eiser werd vastgesteld op 1 januari 2002. De rechtbank droeg de Staatssecretaris op om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de overwegingen in deze uitspraak. Tevens werd de Staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 1.674,00.
Deze uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering door de overheid bij beslissingen over de leeftijd van asielzoekers, en de waarde van authentieke documenten in het bewijsproces.