ECLI:NL:RBDHA:2023:9514
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op asielaanvraag en verzoek om bestuurlijke dwangsommen
In deze zaak heeft eiser op 23 juni 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn asielaanvraag, die op 23 november 2022 is ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 19 augustus 2022 de asielaanvraag van eiser ingewilligd. Eiser heeft desondanks het beroep gehandhaafd, met de vraag of er bestuurlijke dwangsommen zijn verbeurd door de verweerder. De rechtbank heeft uitspraak gedaan zonder zitting, op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank overweegt dat, nu de asielaanvraag is ingewilligd, eiser geen procesbelang meer heeft in het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit. Daarnaast sluit de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND uit dat er bestuurlijke dwangsommen kunnen worden verbeurd op besluiten van asielaanvragen. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft eerder geoordeeld dat deze wet niet in strijd is met het Unierecht. Hierdoor kan eiser met zijn beroep niet bereiken wat hij wil, en ontbreekt het procesbelang.
De rechtbank concludeert dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. Echter, omdat eiser het beroep heeft kunnen instellen vanwege het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, wordt de verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 418,50. De rechtbank heeft de wegingsfactor 'licht' toegepast, omdat het beroep enkel betrekking had op het niet tijdig nemen van een besluit.