ECLI:NL:RBDHA:2023:9512
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet-tijdig beslissen op asielaanvraag en verbeurde dwangsommen
In deze zaak heeft eiser op 23 juni 2022 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, die op 27 november 2021 was ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder in deze zaak, heeft op 19 augustus 2022 de asielaanvraag van eiser ingewilligd. Eiser heeft desondanks het beroep gehandhaafd, met de vraag of verweerder bestuurlijke dwangsommen heeft verbeurd. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank overweegt dat, nu de asielaanvraag is ingewilligd, eiser geen procesbelang meer heeft in het beroep tegen het niet-tijdig nemen van een besluit. Daarnaast sluit de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND uit dat er bestuurlijke dwangsommen kunnen worden verbeurd op besluiten van asielaanvragen. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft eerder geoordeeld dat deze wet niet in strijd is met het Unierecht. Hierdoor kan eiser met zijn beroep niet bereiken wat hij wil, en ontbreekt het procesbelang.
De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk en veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 418,50, vastgesteld op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht. De rechtbank heeft geoordeeld dat de wegingsfactor 'licht' van toepassing is, omdat het beroep enkel betrekking had op het niet tijdig nemen van een besluit.