ECLI:NL:RBDHA:2023:9510
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak na eerdere uitspraak
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 3 juli 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. H.R. Nobel, had een aanvraag ingediend bij de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid voor een document dat het rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan zou bevestigen. Deze aanvraag werd echter afgewezen in een besluit van 3 augustus 2022. Het bezwaar tegen dit primaire besluit werd door de staatssecretaris ongegrond verklaard in een besluit van 2 maart 2023. Hierop heeft verzoeker beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 2 juni 2023 behandeld, maar verzoeker en zijn gemachtigde zijn niet verschenen. De staatssecretaris was wel vertegenwoordigd. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat er op 28 juni 2023 al een uitspraak was gedaan in een gerelateerde zaak (NL23.9518), waardoor een voorlopige voorziening niet meer nodig was. Om deze reden heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, in aanwezigheid van griffier mr. A.P. Kuiters, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.