ECLI:NL:RBDHA:2023:9482

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 juni 2023
Publicatiedatum
30 juni 2023
Zaaknummer
NL23.3880
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing voorlopige voorziening en proceskostenveroordeling in vreemdelingenzaak

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 23 juni 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening, ingediend door een verzoeker die een aanvraag had gedaan op basis van artikel 64 van de Vreemdelingenwet. De verzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. G.J. Dijkman, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat zijn aanvraag op 7 februari 2023 was afgewezen. De verzoeker stelde dat hij niet in staat was het griffierecht te betalen en vroeg om vrijstelling hiervan. De voorzieningenrechter oordeelde dat de verzoeker aannemelijk had gemaakt dat hij niet over voldoende middelen beschikte om het griffierecht te betalen, waardoor hij vrijgesteld werd van deze kosten.

Tijdens de zitting op 20 juni 2023, waar beide partijen zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigden, werd door de verweerder meegedeeld dat hij zich niet verzette tegen de toewijzing van het verzoek. De voorzieningenrechter concludeerde dat er een spoedeisend belang was bij de verzochte voorziening, aangezien de verzoeker niet in Nederland mocht zijn en kon worden uitgezet. De voorzieningenrechter heeft vervolgens de voorlopige voorziening toegewezen en verweerder verboden om verzoeker uit te zetten totdat er een beslissing op het bezwaar was genomen.

Daarnaast heeft de voorzieningenrechter verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten, vastgesteld op € 837,-, voor de door een derde beroepsmatig verleende bijstand. Deze uitspraak is openbaar gemaakt op 23 juni 2023 en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.3880
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen
[verzoeker], verzoeker V-nummer: [V-nummer] (gemachtigde: mr. G.J. Dijkman),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. I. Vugs).

Procesverloop

1. Op 9 juni 2022 heeft verzoeker een aanvraag gedaan om toepassing van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2. Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 7 februari 2023 (primaire besluit) afgewezen. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Hij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
3. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 20 juni 2023 op zitting behandeld. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

4. Verzoeker heeft gesteld dat hij niet genoeg geld heeft om het griffierecht te betalen en daarom heeft hij gevraagd om een vrijstelling daarvan. De voorzieningenrechter beslist dat verzoeker aannemelijk heeft gemaakt dat hij niet voldoende inkomen of vermogen heeft om het griffierecht te betalen. Daarom hoeft verzoeker geen griffierecht te betalen.
5. Op grond van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan – onder meer – indien voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, tegen een besluit bezwaar is gemaakt, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
6. Verweerder heeft verzoeker bij besluit van 7 februari 2023 meegedeeld dat hij niet in Nederland mag zijn, dat hij kan worden uitgezet en dat het indienen van een bezwaarschrift deze vertrekplicht niet opschort. Verzoeker heeft dus een spoedeisend belang bij de verzochte voorziening.
7. Voorafgaand aan de zitting heeft verweerder telefonisch meegedeeld zich niet te verzetten tegen toewijzing van hetgeen in het verzoekschrift is verzocht. Ter zitting heeft verweerder dit bevestigd.
8. Nu partijen het er over eens zijn dat van uitzetting van verzoeker behoort te worden afgezien, wijst de voorzieningenrechter de voorlopige voorziening toe en verbiedt verweerder om verzoeker uit te zetten tot de beslissing op bezwaar bekend is gemaakt.
9. Omdat het verzoek wordt toegewezen, krijgt verzoeker een vergoeding van de proceskosten die hij heeft gemaakt. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende bijstand vast op € 837,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe;
  • schorst het primaire besluit en verbiedt verweerder verzoeker uit Nederland te verwijderen totdat de beslissing op bezwaar bekend is gemaakt;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 837,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Skerka, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. N.R. Hoogenberk, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
23 juni 2023

Documentcode: [documentcode]

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.