Op 30 juni 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak tussen verzoekster, een Armeense nationaliteit, en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Verzoekster had op 20 oktober 2022 een aanvraag ingediend op basis van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000, welke door de Staatssecretaris was afgewezen. Hiertegen heeft verzoekster op 21 oktober 2022 bezwaar gemaakt en verzocht om een voorlopige voorziening om uitzetting te voorkomen totdat op het bezwaar was beslist. De Staatssecretaris heeft op 14 april 2023 aangegeven zich niet te verzetten tegen de toewijzing van de gevraagde voorziening.
De voorzieningenrechter heeft, gelet op de omstandigheden en het feit dat de Staatssecretaris zich niet verzet, besloten om de gevraagde voorlopige voorziening toe te wijzen. Dit houdt in dat de Staatssecretaris wordt geboden om zich te onthouden van iedere maatregel tot verwijdering of uitzetting van verzoekster totdat er een beslissing op het bezwaar is genomen. Tevens is de Staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 837,-. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.