ECLI:NL:RBDHA:2023:9467

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 juni 2023
Publicatiedatum
30 juni 2023
Zaaknummer
22_518
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen de vaststelling van de waarde van onroerende zaak en verzoek om kostenvergoeding in bezwaar

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 6 juni 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een B.V. gevestigd te Lisse, en de heffingsambtenaar van de gemeente Lisse. De zaak betreft de vaststelling van de waarde van een onroerende zaak op 1 januari 2020, die door de verweerder was vastgesteld op € 288.000. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen deze beschikking, omdat zij op 1 januari 2021 geen gebruiker meer was van het pand. De rechtbank oordeelde dat de verweerder terecht het bezwaar gegrond verklaarde en de aanslag onroerende-zaakbelastingen vernietigde, maar geen kostenvergoeding toekende. De rechtbank stelde vast dat de verweerder op basis van de gegevens in het Handelsregister mocht uitgaan en dat er geen sprake was van een aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid. Eiseres had haar inschrijving in het Handelsregister niet tijdig aangepast en had verweerder niet op de hoogte gesteld van het einde van het gebruik van het pand. Het verzoek om vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn werd afgewezen, omdat de vergoeding volgens de algemene voorwaarden van de gemachtigde aan de gemachtigde toekwam en niet aan eiseres. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 22/518

uitspraak van de meervoudige kamer van 6 juni 2023 in de zaak tussen

[eiseres] B.V., gevestigd te [vestigingsplaats], eiseres

(gemachtigde: G. Gieben),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Lisse, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft bij beschikking van 26 februari 2021 (de beschikking) de waarde van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [adres] [nummer] te [plaats] (de onroerende zaak), op de voet van artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) vastgesteld op
€ 288.000.
Eiseres heeft op 24 maart 2021 tegen de beschikking bezwaar gemaakt.
Bij uitspraak op bezwaar van 8 december 2021 heeft verweerder het bezwaar van eiseres gegrond verklaard.
Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 mei 2023.
Namens eiser is [naam 1], kantoorgenoot van de gemachtigde, verschenen, Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam 2].

Overwegingen

Feiten
1. De beschikking heeft betrekking op waardepeildatum 1 januari 2020 (de waardepeildatum) en het kalenderjaar 2021. Met de beschikking is ook de aan eiseres opgelegde onroerende-zaakbelastingen gebruiker (de aanslag OZBG) voor het kalenderjaar 2021 bekendgemaakt.
2. Bij uitspraak op bezwaar heeft verweerder het bezwaar gegrond verklaard, de aanslag OZBG vernietigd en het verzoek om vergoeding van de kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand afgewezen. Uit de uitspraak op bezwaar volgt:
“Geconstateerd is dat belanghebbende op 1 januari 2021 geen gebruiker meer was van het pand als gevolg van een verhuizing naar een ander pand. De WOZ-beschikking en de aanslagen OZB en rioolheffing zijn om die reden vernietigd. De maatregelen die zijn getroffen in het kader van de covid-19 pandemie houden hiermee geen verband.
(…).
De bestreden besluiten worden weliswaar herroepen, maar van aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid is geen sprake. Belanghebbende staat in het handelsregister van de Kamer van Koophandel nog geregistreerd op [adres] [nummer] te [plaats] en heeft aan de Heffingsambtenaar niet tijdig laten weten te zijn verhuisd naar een ander pand. De Heffingsambtenaar kon niet weten dat belanghebbende op 1 januari 2021 geen gebruik meer maakte van het pand. (…).”

Geschil3. In geschil is of verweerder terecht geen kostenvergoeding voor de bezwaarfase heeft toegekend.

4. Eiseres stelt dat verweerder niet aan zijn onderzoeksplicht heeft voldaan, omdat op Google te vinden was dat de onroerende zaak al sinds december 2020 te huur werd aangeboden. Verweerder had volgens eiseres zorgvuldig moeten nagaan wie de huidige gebruiker van het object is. Volgens eiseres heeft verweerder ten onrechte geen kostenvergoeding voor de bezwaarfase toegekend nu de aanslag OZBG ten onrechte aan eiseres is opgelegd.
5. Verweerder heeft de stellingen van eiseres gemotiveerd weersproken.
Beoordeling van het geschil
6. Op grond van artikel 7:15, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht worden de kosten, die een belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, door het bestuursorgaan uitsluitend vergoed op verzoek van de belanghebbende voor zover het bestreden besluit wordt herroepen wegens een aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid.
7. Verweerder heeft verklaard dat voor de gegevens met betrekking tot gebruikers van niet-woningen gebruik wordt gemaakt van de gegevens van de Kamer van Koophandel (KvK). De KvK is bronhouder en verstrekker van de landelijke voorziening Handelsregister, welke deel uitmaakt van het Stelsel van Basisregistraties. Het Handelsregister is de basisregistratie van alle rechtspersonen en ondernemingen in Nederland. Voor de uitvoering van de publieke taken moeten bestuursorganen verplicht gebruik maken van de gegevens uit deze basisregistratie. In het door verweerder overgelegde van de KvK afkomstige uittreksel uit het Handelsregister van 6 december 2021 stond als vestigingsadres van eiseres [adres] [nummer] te [plaats] vermeld. Op basis van artikel 15 van de Handelsregisterwet 2007 zijn dit authentieke gegevens. De rechtbank is daarom van oordeel dat verweerder van de gegevens zoals deze zijn vermeld in het Handelsregister moest uitgaan. Door uit te gaan van de gegevens zoals deze zijn opgenomen in de openbare registers, is geen sprake van een aan verweerder te wijten onrechtmatigheid.
8. De stelling van eiseres dat verweerder via Google had kunnen achterhalen dat de onroerende zaak sinds 10 december 2020 te huur stond, maakt dit niet anders. Al hetgeen eiseres heeft aangevoerd komt er op neer dat op verweerder een onderzoeksplicht zou rusten om na te gaan of de gegevens uit het Handelsregister juist zijn. Gelet op hetgeen hierboven is overwogen is er evenwel geen grond voor een dergelijke onderzoeksplicht. Verweerder moet in eerste instantie bij de aanslagoplegging uitgaan van de gegevens uit het Handelsregister. Indien daarna blijkt dat een dergelijk gegeven onjuist is, moet worden beoordeeld of de aanslag in stand kan blijven. In het onderhavige geval heeft verweerder de aanslag dan ook vernietigd, nadat eiseres had aangetoond dat zij geen gebruiker meer was van de onroerende zaak. Eiseres had haar inschrijving in het Handelsregister niet tijdig aangepast en ook verweerder niet eerder op de hoogte gesteld van de beëindiging van het gebruik. Overigens volgt ook uit de uitspraak van Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 22 juni 2021, ECLI:NL:GHAR:2021:6064 niet – zoals eiseres ter zitting heeft gesteld – dat verweerder meerdere bronnen had moeten raadplegen of de verplichting heeft de permanente marktanalyse te gebruiken voor een adrescontrole. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het bestreden besluit niet herroepen is wegens een aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid. Verweerder heeft dan ook terecht geen kostenvergoeding toegekend.
Verzoek om immateriële schade
9. Eiseres heeft ter zitting verzocht om vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn. Het bezwaarschrift is door verweerder ontvangen op 24 maart 2021, zodat de redelijke termijn ten tijde van het doen van deze uitspraak is overschreden met ruim twee maanden. Eiseres heeft in beginsel recht op een vergoeding ter compensatie voor de spanning en frustratie als gevolg van de lange duur van de procedure. Uit de algemene voorwaarden van de gemachtigde volt dat deze vergoeding zal toekomen aan de gemachtigde en niet aan eiseres, zodat het toekennen van de vergoeding voor eiseres geen compensatie vormt. Onder deze omstandigheid ziet de rechtbank geen reden over te gaan tot het toekennen van enige vergoeding voor immateriële schade.
10. Gelet op wat hiervoor is overwogen, moet het beroep ongegrond worden verklaard en het verzoek tot vergoeding van immateriële schade worden afgewezen.
Kostenvergoeding
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek tot vergoeding van immateriële schade af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.I. Batelaan-Boomsma, voorzitter, en mr. M.A. Dirks en mr. J.G.E. Gieskes, leden, in aanwezigheid van mr. A.C. van Essen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 6 juni 2023.
De griffier is verhinderd te ondertekenen
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag (team belastingrecht), Postbus 20302, 2500 EH Den Haag.
Bij het instellen van het hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het hogerberoepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2. het hogerberoepschrift moet, indien het op papier wordt ingediend, ondertekend zijn. Verder moet het hoger beroepschrift ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de datum van verzending;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de redenen waarom u het niet eens bent met de uitspraak (de gronden van het hoger beroep).