ECLI:NL:RBDHA:2023:9465

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 juni 2023
Publicatiedatum
30 juni 2023
Zaaknummer
22_1451
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen vastgestelde waarde onroerende zaak en aanslag onroerende-zaakbelasting

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 juni 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, wonende te [woonplaats], en de heffingsambtenaar van de gemeente Noordwijk. De zaak betreft de vaststelling van de waarde van een onroerende zaak op waardepeildatum 1 januari 2020. Verweerder had de waarde vastgesteld op € 216.000, maar na bezwaar van eiser werd deze waarde verlaagd naar € 94.000. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld tegen deze beslissing. Tijdens de procedure heeft eiser aangegeven de zaak te willen intrekken, maar verweerder heeft laten weten dat partijen een akkoord hebben bereikt over de waarde van de onroerende zaak, vastgesteld op € 40.000. De rechtbank heeft vastgesteld dat de uitnodiging voor de zitting op juiste wijze is verzonden en dat eiser niet is verschenen. De rechtbank heeft de e-mailcorrespondentie tussen partijen in overweging genomen, waarin eiser akkoord ging met de voorgestelde waarde. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de bestreden uitspraak op bezwaar vernietigd, de waarde van de onroerende zaak vastgesteld op € 40.000 en de aanslag onroerende-zaakbelasting dienovereenkomstig verminderd. Tevens is bepaald dat verweerder het betaalde griffierecht van € 50 aan eiser dient te vergoeden.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 22/1451

uitspraak van de meervoudige kamer van 6 juni 2023 in de zaak tussen

[eiser], wonende te [woonplaats], eiser,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Noordwijk, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft bij beschikking van 26 februari 2021 (de beschikking) de waarde van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [adres 1] [nummer 1] te [plaats 1] (de onroerende zaak), op de voet van artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) op waardepeildatum 1 januari 2020 (de waardepeildatum) voor het kalenderjaar 2021 vastgesteld op € 216.000. Met de beschikking is in één geschrift bekendgemaakt en verenigd de aan eiser opgelegde aanslag in de onroerende-zaakbelastingen voor het jaar 2021 (de aanslag).
Eiser heeft op 17 maart 2021 tegen de beschikking bezwaar gemaakt. Bij uitspraak op bezwaar van 20 januari 2022 heeft verweerder het bezwaar van eiser gegrond verklaard en de waarde van de onroerende zaak nader vastgesteld op € 94.000, alsmede de aanslag dienovereenkomstig verminderd.
Eiser heeft daartegen beroep ingesteld.
Op 18 april 2023 heeft eiser telefonisch contact opgenomen met de rechtbank en medegedeeld de zaak te willen intrekken. De rechtbank heeft eiser verzocht het verzoek tot intrekking schriftelijk te bevestigen.
Bij brief van 19 april 2023 heeft verweerder kenbaar gemaakt dat partijen een akkoord hebben bereikt over de waarde van de onroerende zaak.
De rechtbank heeft eiser bij brief van 2 mei 2023 verzocht om binnen één week kenbaar te maken of eiser de zaak wil intrekken. Op deze brief heeft de rechtbank geen reactie van eiser ontvangen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 mei 2023.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde [naam]. Eiser is door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 4 april 2023 aan [eiser] op het adres [adres 2] [nummer 2] te [plaats 2], onder vermelding van plaats en tijdstip, uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Eiser is, zonder bericht van verhindering, niet verschenen. Nu genoemde brief niet ter griffie is terugontvangen en uit informatie van PostNL is gebleken dat de brief op 11 april 2023 door eiser is opgehaald van het PostNL-punt, is de rechtbank van oordeel dat de uitnodiging om op de zitting te verschijnen op juiste wijze, tijdig op het juiste adres is aangeboden.

Overwegingen

1. Uit de e-mailcorrespondentie tussen partijen, welke verweerder heeft overgelegd bij de brief van 19 april 2023, volgt:
“Naar aanleiding van het beroep heeft er gister een opname van de woning plaats gevonden.
De woning is ca. 25 m², de ondergrond + grond aan de zij en voorkant kom op ca. 40 m². De waarde die ik voorstel voor dit object is € 40.000,-- .
Mocht u hiermee akkoord gaan dan vraag ik u het beroepschrift bij de rechtbank in te trekken. Wij zullen dan de door u betaalde griffiekosten vergoeden en de waarde aanpassen. (…).”
2. Bij e-mail van 3 juni 2022 is eiser akkoord gegaan met de door verweerder voorgestelde waarde.
3. Ter zitting heeft verweerder bevestigd dat de waarde van de onroerende zaak wordt vastgesteld op € 40.000, dat de aanslag dienovereenkomstig wordt verminderd en dat de griffiekosten van eiser worden vergoed. De rechtbank ziet geen aanleiding om partijen in hetgeen zij onderling hebben afgesproken niet te volgen en zal daarom het beroep gegrond verklaren.
4. Gelet op wat hiervoor is overwogen, dient het beroep gegrond te worden verklaard.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de bestreden uitspraak op bezwaar;
- wijzigt de beschikking aldus dat de vastgestelde waarde wordt verminderd tot
€ 40.000;
- vermindert de aanslag onroerende-zaakbelasting tot een berekend naar een waarde van € 40.000;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde bestreden uitspraak op bezwaar;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 50 aan eiser te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.I. Batelaan-Boomsma, voorzitter, en mr. M.A. Dirks en mr. J.G.E. Gieskes, leden, in aanwezigheid van mr. A.C. van Essen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 6 juni 2023.
de griffier is verhinderd te ondertekenen
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag (team belastingrecht), Postbus 20302, 2500 EH Den Haag.
Bij het instellen van het hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het hogerberoepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2. het hogerberoepschrift moet, indien het op papier wordt ingediend, ondertekend zijn. Verder moet het hogerberoepschrift ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de datum van verzending;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de redenen waarom u het niet eens bent met de uitspraak (de gronden van het hoger beroep).