Uitspraak
Rechtbank DEN HAAG
uitspraak van de meervoudige kamer van 6 juni 2023 in de zaak tussen
[eiser], wonende te [woonplaats], eiser
de heffingsambtenaar van de gemeente Den Haag, verweerder.
Procesverloop
€ 247.000.
Overwegingen
Geschil3.In geschil is de waarde van de woning op de waardepeildatum.
13 november 2019 voor € 267.500), [adres 2] [nummer 4] (verkocht op 26 maart 2020 voor € 265.000) en [adres 1] [nummer 3] te [plaats] (verkocht op 23 december 2019 voor
€ 320.000). De rechtbank acht de vergelijkingsobjecten goed bruikbaar, omdat de vergelijkingsobjecten – net als de onderhavige woning – van hetzelfde soort zijn, een zelfde bouwperiode hebben, een zelfde gebruiksoppervlakte hebben, in dezelfde wijk zijn gelegen en een zelfde uitstraling hebben. Met verschillen in de staat van onderhoud heeft verweerder voldoende rekening gehouden. Verweerder heeft verklaard dat tijdens de inpandige opname van 3 mei 2022 is geconstateerd dat het schilderwerk enkel bij het boeiboord/kozijn in slechte staat verkeert en de voorzieningen degelijk en eenvoudig zijn, maar naar behoren functioneren. De taxateur heeft de staat van de woning daarom als matig tot gemiddeld beoordeeld. Daarmee heeft verweerder voldoende rekening gehouden met de verschillen in voorzieningen dan wel staat van onderhoud tussen de vergelijkingsobjecten en de woning. De prijs per vierkante meter van € 2.628, en daarmee ook de waarde van de woning, zijn niet te hoog vastgesteld.
16 februari 2021, zodat de redelijke termijn ten tijde van het doen van deze uitspraak is overschreden met ruim drie maanden. Eiser heeft in beginsel recht op een vergoeding ter compensatie van de spanning en frustratie als gevolg van de lange duur van de procedure. Op grond van de machtiging komt deze vergoeding toe aan de gemachtigde en niet aan eiser, zodat het toekennen van een vergoeding voor eiser geen compensatie vormt. Onder deze omstandigheid ziet de rechtbank geen reden over te gaan tot het toekennen van enige vergoeding voor immateriële schade.