ECLI:NL:RBDHA:2023:9453

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 juni 2023
Publicatiedatum
30 juni 2023
Zaaknummer
C/09/644178 / HA RK 23-92
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van bestuurders van een stichting wegens wanbeheer en onrechtmatige onttrekking van donaties

Op 29 juni 2023 heeft de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in de zaak van het Openbaar Ministerie (OM) tegen de bestuurders van de Stichting BPOC 2020. Het OM verzocht om het ontslag van de bestuurders, de heer [verweerder 1] en mevrouw [verweerder 2], omdat zij donaties die voor de stichting waren bestemd, voor privédoeleinden hadden gebruikt. Dit handelen was in strijd met de wet en de statuten van de stichting, wat leidde tot beschuldigingen van wanbeheer. De rechtbank oordeelde dat de bestuurders in strijd hadden gehandeld met artikel 2:298 van het Burgerlijk Wetboek, zowel onder de oude als de nieuwe tekst van dit artikel. De rechtbank heeft de bestuurders per direct ontslagen en mr. M.W.M. Souren benoemd als nieuwe bestuurder van de stichting. Tevens werd bepaald dat mr. Souren zich een financiële vergoeding mag toekennen, vergelijkbaar met de vergoedingen voor faillissementscuratoren. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat elke partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rekestnummer: C/09/644178 / HA RK 23-92
Beschikking van 29 juni 2023
in de zaak van
het
OPENBAAR MINISTERIE, FUNCTIONEEL PARKET,
gevestigd te Amsterdam,
vertegenwoordigd door mr. O.J.M. van der Bijl, officier van justitie bij het Functioneel Parket, en mr. T.Q. de Booys, civiel juridisch adviseur bij het Functioneel Parket,
verzoeker,
en

1.de heer [verweerder 1], te [plaats],

2. mevrouw
[verweerder 2], te [plaats],
verweerders,
en
STICHTING BPOC 2020 – BUITENPARLEMENTAIRE ONDERZOEKSCOMMISSIE, te Alphen aan den Rijn,
belanghebbende.
Verzoeker wordt hierna aangeduid als ‘het OM’, verweerders als ‘[verweerder 1]’ en ‘[verweerder 2]’ of samen ‘de bestuurders’ en de belanghebbende als ‘de Stichting’.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de beschikking van 17 maart 2023 van deze rechtbank, met alle daarin genoemde stukken;
  • de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling, gehouden op 15 juni 2023 waarbij zijn verschenen:
o mr. M.W.M. Souren, tijdelijk bestuurder van de Stichting, samen met advocaat mr. F.Th.P. van Voorst;
o mr. T.Q. Booys namens het functioneel parket en mr. E.J. Drongelen, officier van Justitie.
o [verweerder 1] en [verweerder 2] zijn, alhoewel behoorlijk opgeroepen, zonder bericht van verhindering niet verschenen.
1.2.
Ter zitting is uitspraak in deze zaak bepaald op vandaag.

2.De feiten

Als niet of onvoldoende weersproken staat in de procedure het volgende vast.
2.1.
Bij notariële akte van 17 juni 2021 hebben [verweerder 1] en [verweerder 2] de Stichting opgericht met zichzelf als bestuurders. Blijkens artikel 2 van de oprichtingsakte heeft de Stichting als doel: het onderzoek doen naar het beleid van de overheid over specifiek actuele zaken en onderwerpen en daar rapporten over schrijven en aanbevelingen en het verrichten van al wat hiermee verband houdt of daartoe bevorderlijk kan zijn. Tot dit doel behoort ingevolge artikel 2 niet het doen van uitkeringen aan de oprichter of aan hen die deel uitmaken van organen van de Stichting.
2.2.
Bij wijze van voorlopige voorziening heeft de rechtbank bij beschikking van 17 maart 2023 [verweerder 1] en [verweerder 2] als bestuurders geschorst en mr. Souren tot tijdelijk bestuurder benoemd.

3.Het verzoek

3.1.
Het OM verzoekt de rechtbank uiteindelijk om, bij beschikking voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,:
a. [verweerder 1] en [verweerder 2] als bestuurders van de Stichting te ontslaan;
b. als nieuwe bestuurder van de Stichting te benoemen mr. M.W.M. Souren;
c. te bepalen dat mr. M.W.M. Souren zich een financiële vergoeding mag toekennen naar analogie van de vergoedingen die gelden voor faillissementscuratoren en, voor zover door hem ingeschakeld, voor medewerkers ten laste van de Stichting.
3.2.
Het OM legt aan het verzoek het volgende ten grondslag.
De Stichting is op 17 juni 2021 opgericht door [verweerder 1] en zijn dochter [verweerder 2]. Zij zijn sinds de oprichting de enige bestuurders. Sinds de Covid-19-pandemie heeft [verweerder 1] kritiek op het regeringsbeleid voor de bestrijding van het virus. In eerste instantie deed hij dit samen met [verweerder 2] op de website “DoeZelfNormaal.nl”. Sinds september 2020 doen zij dat onder de naam : Buitenparlementaire Onderzoekscommissie (hierna: BPOC). BPOC was aanvankelijk een particulier initiatief. [verweerder 1] en [verweerder 2] hebben op 17 juni 2021 de Stichting opgericht en de activiteiten daarin onder gebracht.
Volgens de website doet BPOC, wanneer zij daar aanleiding toe ziet, onderzoek naar het beleid van de regering. Op haar website zijn ‘tussenrapporten’ verschenen over het Covid-19-beleid en een rapport over het (vermeende) politiegeweld rondom de handhaving van de maatregelen tegen de verspreiding van Covid-19. Sinds de Russische invasie in Oekraïne keert BPOC zich tevens tegen de steun van de Nederlandse regering aan Oekraïne. BPOC werft – met succes – actief donaties voor haar werkzaamheden. BPOC heeft ten minste € 380.076,70 aan donaties ontvangen.
Ter bescherming van de belangen van de donateurs is in de statuten van de Stichting bepaald dat de Stichting geen winstoogmerk heeft, geen uitkeringen mag doen aan haar oprichters en dat het bestuur geen beloning ontvangt.
In het strafrechtelijk onderzoek naar (onder meer) [verweerder 1] en [verweerder 2] is gebleken dat deze statutaire bepalingen met voeten zijn getreden. [verweerder 1] en [verweerder 2] hebben de donaties voornamelijk voor zichzelf en hun familie gebruikt. De Stichting beschikt niet over een eigen bankrekening – alle donaties worden op privérekeningen van [verweerder 1] ontvangen. Vanaf die privérekeningen worden sindsdien grote betalingen voor privé-uitgaven gedaan. Dit terwijl [verweerder 1] slechts een WAO-uitkering van circa € 1.225,- per maand ontvangt en beperkte inkomsten heeft als internetpastor. [verweerder 1] heeft desondanks sinds 2020 € 64.056,- in het buitenland uitgegeven, waarvan € 33.456,- op Aruba, waar zijn zoon [naam] woont. Hij heeft voor € 22.507,- aan betalingen aan gerechtsdeurwaarders gedaan, ogenschijnlijk voor het afbetalen van privéschulden. Aan zijn echtgenote is € 86.728,- overgeboekt, aan [verweerder 2] € 50.610,- en aan zoon [naam] € 38.851,-.
[verweerder 1] en [verweerder 2] zijn op 7 maart 2023 aangehouden. Daarnaast zijn de bekende bankrekeningen in beslag genomen. Tijdens het strafrechtelijk verhoor heeft [verweerder 1] de onrechtmatige onttrekkingen bekend.
Om de Stichting is staat te stellen de onttrokken gelden terug te vorderen, verzoekt het OM [verweerder 1] en [verweerder 2] als bestuurders te ontslaan, met benoeming van mr. Souren tot nieuwe bestuurder.
3.3.
[verweerder 1] en [verweerder 2] zijn niet verschenen en hebben geen verweer gevoerd.

4.De verdere beoordeling van het verzoek

Ontslag van een bestuurder van een stichting

4.1.
Op grond van artikel 2:298 Burgerlijk Wetboek (BW) kan een bestuurder van een stichting op verzoek van een belanghebbende of het OM door de rechtbank worden ontslagen. Sinds 1 juli 2021 geldt een nieuwe tekst voor dit wetsartikel. Het handelen van de bestuurders van voor 1 juli 2021 wordt aan de hand van de oude tekst beoordeeld, het handelen daarna aan de hand van de huidig geldende tekst.
4.2.
Samenvattend houden oude en nieuwe versie van de wettekst het volgende in. Onder het oude artikel 2:298 lid 1 BW kan een bestuurder worden ontslagen als hij handelt in strijd met de wet of de statuten of hij zich schuldig maakt aan wanbeheer. Op grond van het nieuwe artikel 2:298 lid 1 BW kan een bestuurder worden ontslagen vanwege verwaarlozing van zijn taak, andere gewichtige redenen, of ingrijpende wijziging van omstandigheden op grond waarvan het voortduren van zijn bestuurderschap in redelijkheid niet kan worden geduld.
4.3.
Ook artikel 2:285 lid 3 BW is in deze zaak van belang. Daarin is samengevat bepaald dat het doel van een stichting nooit het doen van uitkeringen aan (onder andere) de oprichters mag zijn. Een uitkering is in dit geval een (geld)prestatie waar geen gelijkwaardige tegenprestatie tegenover staat. Wanneer er wel een gelijkwaardige tegenprestatie tegenover staat dan wordt dit wettelijke verbod niet overtreden, zoals het ontvangen van een redelijke onkostenvergoedingen of het uitkeren van loon aan medewerkers in dienst van de stichting.
Het handelen van de bestuurders van de stichting moet tot ontslag leiden
4.4.
De rechtbank is van oordeel dat [verweerder 1] en [verweerder 2] ontslagen moeten worden als bestuurders van de stichting. Zij hebben in strijd gehandeld met artikel 2:298 BW (oud en nieuw) zoals volgt uit de onbetwiste stellingen van het OM.
Nieuwe bestuurder en diens financiële vergoeding
4.5.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft mr. M.W.M. Souren zich bereid verklaard om tot nieuwe bestuurder van de Stichting te worden benoemd. De rechtbank zal overeenkomstig beslissen, ook ten aanzien van hetgeen is verzocht ten aanzien van zijn financiële vergoeding.
Proceskosten
4.6.
De proceskosten worden zoals door het OM uiteindelijk is verzocht tussen partijen gecompenseerd, zodat elke partij de eigen proceskosten draagt.

5.De beslissing:

De rechtbank:
4.7.
ontslaat [verweerder 1] en [verweerder 2] per direct als bestuurders van de Stichting;
4.8.
benoemt in de plaats van [verweerder 1] en [verweerder 2] tot nieuwe bestuurder van de stichting mr. M.W.M. Souren met toekenning van alle wettelijke en statutaire bevoegdheden aan deze bestuurder;
4.9.
bepaalt dat mr. M.W.M. Souren zich een financiële vergoeding mag toekennen naar analogie van de vergoedingen die gelden voor faillissementscuratoren en, voor zover door hem ingeschakeld, voor zijn medewerkers ten laste van de Stichting;
4.10.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.11.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. T.F. Hesselink en in het openbaar uitgesproken op 29 juni 2023. [1]

Voetnoten

1.type: 2184