ECLI:NL:RBDHA:2023:9445
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding in asielzaak na intrekking van beroep
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag op 30 juni 2023, zijn verzoekers, beiden van Oezbekistaanse nationaliteit, in beroep gekomen tegen de afwijzing van hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel. De verzoekers hebben op 16 april 2022 een aanvraag ingediend, maar hebben de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op hun asielaanvraag. Na een aantal juridische stappen, waaronder het indienen van een beroep op 3 oktober 2022, hebben verzoekers hun beroepen uiteindelijk ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting over het verzoek om proceskostenvergoeding. De rechtbank overwoog dat de verzoekers hun beroepen prematuur hadden ingediend, omdat de wettelijke beslistermijn van zes maanden nog niet was verstreken op het moment van de ingebrekestelling. Dit betekent dat de verzoeken om vergoeding van de proceskosten niet ontvankelijk waren, en de rechtbank heeft de verzoeken om proceskostenvergoeding afgewezen.
De uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, rechter, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Verzoekers hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na de uitspraak een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens zijn met de beslissing.