ECLI:NL:RBDHA:2023:9442

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 juni 2023
Publicatiedatum
30 juni 2023
Zaaknummer
NL23.16839
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechtmatigheid van de maatregel van bewaring in vreemdelingenzaken

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 juni 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van eiser, opgelegd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, die eerder in bewaring heeft gezeten en een asielaanvraag heeft ingediend en ingetrokken, heeft op 22 mei 2023 opnieuw de maatregel van bewaring opgelegd gekregen op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft eerder beroep ingesteld tegen deze maatregel, maar dit beroep ingetrokken. Op 8 juni 2023 heeft eiser opnieuw beroep ingesteld, dat ook als verzoek om schadevergoeding moet worden aangemerkt.

De rechtbank heeft het beroep op 20 juni 2023 behandeld, waarbij eiser niet zelf verscheen, maar vertegenwoordigd werd door zijn gemachtigde. De staatssecretaris was ook vertegenwoordigd. De rechtbank heeft beoordeeld of de maatregel van bewaring rechtmatig was, aan de hand van de beroepsgronden van eiser. De rechtbank oordeelt dat de maatregel van bewaring niet onrechtmatig is. Eiser heeft geen gronden aangevoerd die de rechtmatigheid van de maatregel in twijfel trekken. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris voldoende gronden heeft aangevoerd voor de maatregel, waaronder het risico dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris voldoende voortvarend heeft gehandeld in het kader van de uitzetting van eiser. Eiser heeft aangevoerd dat er onvoldoende voortvarendheid is, maar de rechtbank oordeelt dat er voldoende handelingen zijn verricht, waaronder een vertrekgesprek en communicatie met de Marokkaanse autoriteiten. De rechtbank heeft uiteindelijk het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en er staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.16839

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 juni 2023 in de zaak tussen

[eiser] , v-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. J. van Appia),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.

(gemachtigde: mr. N. Mikolajczyk)

Procesverloop

De staatssecretaris heeft op 22 mei 2023 aan eiseres de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) opgelegd.
Eiser heeft eerder beroep ingesteld tegen dit besluit, maar heeft dat beroep ingetrokken. Op 8 juni 2023 heeft eiser wederom beroep ingesteld. Dit beroep moet ook worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 20 juni 2023 op zitting behandeld. Eiser heeft verklaard niet te willen verschijnen op de zitting. Namens eiser is zijn gemachtigde verschenen. De staatssecretaris is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. De rechtbank beoordeelt of de maatregel van bewaring rechtmatig is. Zij doet dat onder meer aan de hand van de beroepsgronden die eiser heeft aangevoerd.
2. Het beroep is ongegrond. De maatregel van bewaring is niet onrechtmatig. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Voortraject
3. Eiser voert aan dat de staatssecretaris hem niet in bewaring heeft mogen stellen. Eiser heeft eerder in bewaring gezeten en hij heeft een asielaanvraag ingediend en vervolgens ingetrokken. Volgens eiser heeft de staatssecretaris voorafgaand aan de huidige inbewaringstelling te weinig ondernomen om hem uit te kunnen zetten.
3.1.
Uit de gedingstukken blijkt dat eiser op 15 mei 2023 in bewaring is gesteld op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw 2000 (geen rechtmatig verblijf) aansluitend op een strafrechtelijke heenzending. Vervolgens is deze bewaring op 15 mei 2023 opgeheven omdat eiser een asielaanvraag indiende. Eiser is daarna direct opnieuw in bewaring gesteld op grond van artikel 59b, eerste lid van de Vw 2000. Op het moment dat eiser zijn asielaanvraag heeft ingetrokken is de bewaring van eiser opnieuw opgeheven en is hij op 22 mei 2023 opnieuw in bewaring gesteld op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw 2000. Anders dan eiser ziet de rechtbank geen aanknopingspunten voor het oordeel dat het onder deze omstandigheden niet zou zijn toegestaan om eiser op deze nieuwe grondslag in bewaring te stellen.
Kunnen de gronden aan de maatregel ten grondslag worden gelegd en kunnen deze de maatregel in beginsel dragen?
4. In de maatregel van bewaring heeft de staatssecretaris overwogen dat de maatregel nodig is, omdat het risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. De staatssecretaris heeft als zware gronden vermeld dat eiser:
3a: Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe gedaan;
3b: zich in strijd met de vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3c: eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij/zij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
3d: niet dan wel niet voldoende meewerkt aan het vaststellen van zijn/haar identiteit en nationaliteit.
3i: heeft te kennen gegeven dat hij geen gevolg zal geven aan zijn verplichting tot terugkeer;
en als lichte gronden vermeld dat eiser:
4a: zich niet aan één of meer andere voor hem/haar geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 heeft gehouden;
4b: meerdere aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning heeft ingediend die niet tot verlening van een verblijfsvergunning hebben geleid;
4c: geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d: niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
4.1.
Eiser bestrijdt de gronden die aan de maatregel van bewaring ten grondslag zijn gelegd niet.
Zicht op uitzetting
5. Eiser voert aan dat hij bezwaar heeft tegen de brief van de IND aan de officier van justitie van het Openbaar Ministerie (OM) van 17 mei 2023. In deze brief wordt vermeld dat de staatssecretaris voornemens is eiser uit te zetten. Verder staat in de brief: “Ik verzoek u de zaaksofficier hieromtrent te informeren en te vragen of de zaaksofficier in kan stemmen met de voorgenomen uitzetting. Mocht u of de zaaksofficier kunnen instemmen met de voorgenomen uitzetting, is een reactie op dit schrijven niet nodig. Mocht u of de zaaksofficier wel bezwaar hebben tegen de voorgenomen uitzetting, dan verneem ik uw reactie graag schriftelijk per e-mail binnen drie werkdagen na datum verzending van deze brief per e-mail.”
Eiser voert aan dat niet duidelijk is of het OM deze brief heeft ontvangen en daarnaast heeft het OM niet gereageerd op de brief zodat dit ook niet vastgesteld kan worden.
5.1.
De rechtbank heeft geen aanleiding om er aan te twijfelen dat de brief van 17 mei 2023 door het OM is ontvangen. Daarnaast is de handelswijze dat tot uitzetting mag worden overgegaan als het OM of het CJIB hiertegen binnen drie werkdagen geen bezwaar maakt bestendige praktijk tussen de staatssecretaris en het OM en het CJIB. Dit staat zo ook opgenomen in artikel A.3.6.3. van de Vreemdelingencirculaire 2000. In aanmerking genomen dat geen reactie is ontvangen mag dus aangenomen worden dat het OM geen bezwaar heeft.
Voortvarend handelen
6. Eiser voert aan dat de staatssecretaris onvoldoende voortvarend aan zijn uitzetting werkt. Volgens eiser is er alleen op 19 mei 2023 met eiser een vertrekgesprek geweest.
6.1.
De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris voldoende handelingen heeft verricht. Er is op 19 mei 2023 een vertrekgesprek gevoerd. Eiser heeft daar aangegeven dat een kopie van zijn paspoort in zijn facebookaccount terug te vinden zou zijn. Op 23 mei 2023 is eiser opnieuw gesproken. Eiser heeft toen aangegeven niet in zijn Facebookaccount te kunnen omdat hij het wachtwoord is vergeten. Verder is op 23 mei 2023 een aanvraag voor een laisser-passez gestuurd aan de Marokkaanse autoriteiten en is daar op 8 juni 2023 naar gerappelleerd.
Leidt ambtshalve toetsing tot een ander oordeel?
7. Los van de door eiser aangevoerde gronden, ziet de rechtbank in de door de staatssecretaris en eiser verstrekte gegevens geen grond om te komen tot het oordeel dat aan de rechtmatigheidsvoorwaarden voor deze maatregel niet is voldaan. [1]

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. mr. G.A. van der Straaten, rechter, in aanwezigheid
van mr. M.H. Dijkman, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Vergelijk HvJEU 8 november 2022, ECLI:EU:C:2022:858.