ECLI:NL:RBDHA:2023:9442
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Rechtmatigheid van de maatregel van bewaring in vreemdelingenzaken
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 juni 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van eiser, opgelegd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, die eerder in bewaring heeft gezeten en een asielaanvraag heeft ingediend en ingetrokken, heeft op 22 mei 2023 opnieuw de maatregel van bewaring opgelegd gekregen op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft eerder beroep ingesteld tegen deze maatregel, maar dit beroep ingetrokken. Op 8 juni 2023 heeft eiser opnieuw beroep ingesteld, dat ook als verzoek om schadevergoeding moet worden aangemerkt.
De rechtbank heeft het beroep op 20 juni 2023 behandeld, waarbij eiser niet zelf verscheen, maar vertegenwoordigd werd door zijn gemachtigde. De staatssecretaris was ook vertegenwoordigd. De rechtbank heeft beoordeeld of de maatregel van bewaring rechtmatig was, aan de hand van de beroepsgronden van eiser. De rechtbank oordeelt dat de maatregel van bewaring niet onrechtmatig is. Eiser heeft geen gronden aangevoerd die de rechtmatigheid van de maatregel in twijfel trekken. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris voldoende gronden heeft aangevoerd voor de maatregel, waaronder het risico dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris voldoende voortvarend heeft gehandeld in het kader van de uitzetting van eiser. Eiser heeft aangevoerd dat er onvoldoende voortvarendheid is, maar de rechtbank oordeelt dat er voldoende handelingen zijn verricht, waaronder een vertrekgesprek en communicatie met de Marokkaanse autoriteiten. De rechtbank heeft uiteindelijk het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en er staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.