In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 juni 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) over de beëindiging van de WIA-uitkering. Eiser, die eerder als 80-100% arbeidsongeschikt was beoordeeld, kreeg per 21 mei 2020 een verlaging van zijn arbeidsongeschiktheidspercentage naar 24,13%, wat leidde tot de beëindiging van zijn WIA-uitkering. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het UWV verklaarde het bezwaar ongegrond. De rechtbank heeft het beroep van eiser behandeld, waarbij een deskundige psychiater werd ingeschakeld om de gezondheidstoestand van eiser te beoordelen. De deskundige concludeerde dat eiser lijdt aan een posttraumatische stressstoornis, maar de verzekeringsarts van het UWV handhaafde de conclusie dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De rechtbank oordeelde dat de deskundige en de verzekeringsarts voldoende gemotiveerd waren in hun bevindingen en dat de beëindiging van de WIA-uitkering per 1 maart 2023 terecht was. Eiser werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn beroep tegen het eerste besluit en het beroep tegen het tweede besluit werd ongegrond verklaard. De rechtbank veroordeelde het UWV tot betaling van de proceskosten van eiser en de vergoeding van het griffierecht.