ECLI:NL:RBDHA:2023:9416

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 juli 2023
Publicatiedatum
29 juni 2023
Zaaknummer
20/6343
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen arbeidsongeschiktheidspercentage en WIA-uitkering

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 4 juli 2023 uitspraak gedaan in een beroep van eiser tegen besluiten van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) met betrekking tot zijn arbeidsongeschiktheidspercentage en de WIA-uitkering. Eiser, die van 1999 tot 2008 bij de politie werkte en daarna als leerplichtambtenaar, meldde zich op 1 februari 2016 ziek vanwege psychische klachten. Het Uwv heeft hem vanaf 29 januari 2018 100% arbeidsongeschikt geacht en een WIA-uitkering toegekend. Echter, na een herbeoordeling in 2020, heeft het Uwv het arbeidsongeschiktheidspercentage vastgesteld op 73,20% en later verhoogd naar 75,94%. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt en beroep ingesteld, waarbij hij medische stukken heeft overgelegd ter ondersteuning van zijn standpunt dat hij volledig arbeidsongeschikt is.

De rechtbank heeft het beroep op 11 januari 2022 behandeld en deskundigen benoemd om de gezondheidstoestand van eiser te onderzoeken. Deskundige I.S. Hernandez-Dwarkasing concludeerde dat eiser op de datum in geding (14 maart 2020) beperkt was in zijn functioneren, maar niet volledig arbeidsongeschikt. Het Uwv heeft vervolgens het arbeidsongeschiktheidspercentage aangepast naar 79,55% na een herbeoordeling. Eiser heeft opnieuw beroep ingesteld, maar de rechtbank oordeelde dat de deskundigenrapporten voldoende onderbouwd waren en dat het Uwv terecht had besloten dat eiser niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt was.

De rechtbank verklaarde het beroep tegen het eerste bestreden besluit niet-ontvankelijk en het beroep tegen het tweede bestreden besluit ongegrond. Tevens werd het Uwv veroordeeld tot betaling van de proceskosten van eiser, die zijn vastgesteld op € 4.123,50, en het griffierecht van € 48,- diende door het Uwv aan eiser te worden vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/6343

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 juli 2023 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser,

(gemachtigde: mr. P.A. van Hecke),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder (het Uwv),
(gemachtigde: mr. C. Nobel).

Als derde-partij neemt aan het geding deel: Gemeente Gouda, de ex-werkgever,

(gemachtigde: mr. B. Post)

Procesverloop

Bij besluit van 13 maart 2020 (het primaire besluit) heeft het Uwv het arbeidsongeschiktheidspercentage van eiser per 14 maart 2020 bepaald op 73,20% (65%-80%) en meegedeeld dat de hoogte van de WGA loonaanvullingsuitkering [1] die eiser op grond van de Wet WIA [2] ontvangt, ongewijzigd wordt voortgezet.
Bij besluit van 28 augustus 2020 (het bestreden besluit I) heeft het Uwv - voor zover van belang - de mate van arbeidsongeschiktheid van eiser gehandhaafd (65%-80%) maar het arbeidsongeschiktheidspercentage wel verhoogd naar 75,94 %. Het bezwaar tegen het primaire besluit is voor het overige ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit I beroep ingesteld.
De ex-werkgever heeft verklaard aan het geding te willen deelnemen en bij brief van 23 februari 2021 een zienswijze ingediend.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend en daarbij een aanvullend rapport van de arbeidsdeskundige b&b [3] overgelegd van 18 maart 2021.
Eiser heeft op 9 april 2021 een aanvullend beroepschrift ingediend, met daarbij gevoegd medische stukken. Op 19 april 2021 en 14 december 2021 heeft eiser nog aanvullende (medische) stukken ingediend.
In reactie op de door eiser overgelegde medische stukken heeft het Uwv aanvullende rapporten van de verzekeringsarts b&b van 11 mei 2021 en 21 december 2021 overgelegd. Verder heeft het Uwv de bijlagen behorend bij het rapport van de arbeidsdeskundige b&b van 24 augustus 2020 toegezonden.
De rechtbank heeft het beroep op 11 januari 2022 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Eiser is verschenen samen met zijn echtgenote en bijgestaan door zijn gemachtigde. Het Uwv en de ex-werkgever hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.
Na de zitting heeft de rechtbank het onderzoek op 23 februari 2022 heropend en psychiater I.S. Hernandez-Dwarkasing als deskundige benoemd voor het instellen van een nader medisch onderzoek naar de gezondheidstoestand van eiser op de datum in geding (14 maart 2020).
Op 20 mei 2022 heeft deskundige Hernandez-Dwarkasing een rapport uitgebracht.
Eiser heeft bij brief van 27 juni 2022 gereageerd op het rapport.
Het Uwv heeft bij besluit van 11 augustus 2022 (het bestreden besluit II) bestreden besluit I gewijzigd door het arbeidsongeschiktheidspercentage te bepalen op 79,55% en in zoverre het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit alsnog gegrond te verklaren. Hieraan heeft verweerder een rapport van de verzekeringsarts b&b van 28 juli 2022, een aangepaste FML van dezelfde datum en een rapport van de arbeidsdeskundige b&b van 8 augustus 2022 ten grondslag gelegd.
Bij brief van 29 augustus 2022 heeft eiser een aanvullend beroepschrift ingediend met betrekking tot het bestreden besluit II.
Bij brief van 29 september 2022 heeft het Uwv gereageerd met een aanvullend rapport van de verzekeringsarts b&b van 22 september 2022.
De rechtbank heeft vervolgens verzekeringsarts I.A.K. Snels als deskundige benoemd en haar verzocht verslag uit te brengen en van advies te dienen over de aan haar gerichte vraagstelling.
Op 31 maart 2023 heeft deskundige Snels haar rapport uitgebracht.
Het Uwv heeft daarop gereageerd bij brief van 17 april 2023.
Eiser heeft bij brief van 26 april 2023 gereageerd.
Naar aanleiding van de reactie van eiser heeft deskundige Snels op 17 mei 2023 laten weten dat daarin geen reden is gelegen haar conclusies te wijzigen.
Partijen zijn door de rechtbank bij brief van 31 mei 2023 in de gelegenheid gesteld om kenbaar te maken of zij op een nadere zitting willen worden gehoord. Nadat geen van partijen had aangegeven van de geboden mogelijkheid gebruik te willen maken, heeft de rechtbank het onderzoek bij brief van 16 juni 2023 gesloten.

Overwegingen

1. De ex-werkgever heeft verklaard als derde-partij aan het geding te willen deelnemen. Eiser heeft geen toestemming gegeven om medische gegevens te delen met zijn ex-werkgever. De rechtbank heeft met toepassing van artikel 8:32, tweede lid, van de Awb [4] beslist dat de gemachtigde van de ex-werkgever geen kennis mag nemen van de medische stukken. Nu de gemachtigde van de ex-werkgever niet als advocaat maar als jurist arbeidsrecht werkzaam is bij de ex-werkgever, prevaleert de bescherming van eisers persoonlijke levenssfeer boven het belang van ex-werkgever. De rechtbank zal in de uitspraak geen medische informatie opnemen, om te voorkomen dat de ex-werkgever alsnog kennis neemt van de medische situatie van eiser.
Wat aan de procedure vooraf ging
2. Eiser was van 1999 tot 2008 werkzaam bij de politie. Vervolgens is hij bij de ex-werkgever als leerplichtambtenaar gaan werken voor 32 uur per week. Op 1 februari 2016 heeft hij zich ziek gemeld bij de ex-werkgever vanwege psychische klachten. Aansluitend aan de periode van loondoorbetaling door de ex-werkgever heeft eiser een aanvraag voor een WIA-uitkering ingediend bij het Uwv. Het Uwv heeft eiser vanaf 29 januari 2018 100% arbeidsongeschikt beschouwd en aan hem een WIA-uitkering toegekend. Bij besluit van 14 november 2019 heeft verweerder eiser bericht dat de loongerelateerde WGA-uitkering eindigt op 29 januari 2020 en dat hij daarna in aanmerking komt voor een WGA-loonaanvullingsuitkering (hierna: WIA-uitkering) waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid is bepaald op 80 - 100%.
3. Eind 2019 heeft eiser verzocht om een herbeoordeling om te kijken of hij in aanmerking kan komen voor een IVA-uitkering [5] . Vervolgens heeft het Uwv het primaire besluit genomen.
4. Naar aanleiding van het door eiser in bezwaar overgelegde expertise rapport van psychiater Hondius van 6 december 2018 over smartengeld heeft de verzekeringsarts b&b in zijn rapport van 20 augustus 2020 aanleiding gezien om meer beperkingen op te nemen in de FML. Op grond van het rapport van de arbeidsdeskundige b&b van 24 augustus 2020 is het arbeidsongeschiktheidspercentage per 14 maart 2020 vervolgens gewijzigd naar 75,94%. Vervolgens heeft het Uwv het bestreden besluit I genomen.
De beroepsprocedure
Heropening onderzoek
5. Omdat bij de rechtbank twijfel was gerezen ten aanzien van de beoordeling van de beperkingen wegens psychische klachten, heeft de rechtbank het onderzoek heropend en een psychiater benoemd als deskundige voor een nader medisch onderzoek met betrekking tot de gezondheidstoestand van eiser op 14 maart 2020.
Deskundige 1: de psychiater
6. De deskundige Hernandez-Swarkasing heeft vastgesteld dat er bij eiser op de datum in geding sprake was van afwijkingen in zijn gezondheidstoestand. Vanuit psychiatrisch oogpunt acht zij eiser aanvullend beperkt op een aantal punten. In het persoonlijk functioneren acht zij eiser licht beperkt in het concentreren van de aandacht. In het sociaal functioneren acht zij eiser licht beperkt in het uiten van de eigen gevoelens. Verder acht zij eiser beperkt op het gebied van vervoer. In aanvulling op de specifieke voorwaarden voor werk lijkt het haar passend dat eiser geen leidinggevende rol krijgt. Tot slot acht zij eiser niet in staat om werkuren te maken.
Het bestreden besluit II
7. De verzekeringsarts b&b heeft op 28 juli 2022 aanleiding gezien om, conform het advies van de deskundige, de FML te wijzigen door eiser ook beperkt te achten in het sociaal functioneren onder de punten 2.7.1 (eigen gevoelens uiten) wegens mogelijk toegenomen prikkelbaarheid en 2.12.5 (werk dat geen leidinggevende aspecten gevat). Zij voegt daarbij een extra beperking toe op punt 2.9.1 (samenwerken). De verzekeringsarts b&b heeft toegelicht dat het vasthouden en verdelen van de aandacht in de beperkingen onder 1.1.1 en 1.1.2 niet van toepassing zijn, omdat de beschrijving/definitie van die beperkingen in het CBBS betrekking hebben op disfunctioneren in het dagelijks leven bij een ernstige stoornis (zoals manie, psychose, ernstige depressie of ernstige hersenschade). Eiser is niet zo fors beperkt in het dagelijks leven nu hij het gesprek begrijpt en adequaat kan reageren. Daarom is de concentratiebeperking uitgedrukt in beperkingen ten aanzien van werk. Eiser was daardoor al beperkt geacht in de FML onder 1.9 (nummers 4, 5, 6, 7, 9 en 10). De verzekeringsarts b&b kan zich er niet in vinden dat eiser beperkt voor vervoer (punt 2.10) moet worden geacht. Eiser is al beperkt geacht in werk achter het stuur bij punt 1.9. Het vervoer naar en van de werkplek staat daar los van. Eiser kan voor werkvervoer zo nodig een beroep doen op een werkvervoersvoorziening (bijvoorbeeld taxivervoer). Verder is zij het niet eens met de psychiater dat eiser geen enkel werkuur zou kunnen maken wegens vermoeidheid, doordat hij slecht slaapt en erg waakzaam is. Er is geen sprake van een volledige arbeidsongeschiktheid volgens het Schattingsbesluit. Zij vindt dat eiser met de aangevulde beperkingen in passend werk 4 uur per dag, 20 uur per week kan werken.
8. De arbeidsdeskundige b&b heeft naar aanleiding van de gewijzigde FML van 28 juli 2022 op 8 augustus 2022 een rapport uitgebracht, waarin hij de mate van arbeidsongeschiktheid heeft bepaald op 79,55%.
9. Het Uwv heeft vervolgens het bestreden besluit II genomen, waarbij het bestreden besluit I is gewijzigd. Het arbeidsongeschiktheidspercentage van eiser per 14 maart 2020 is gewijzigd naar 79,55%.
Deskundige 2: de verzekeringsarts
10. De rechtbank heeft aanleiding gezien om ook een verzekeringsarts als deskundige te benoemen. Deskundige Snels concludeert dat de door de verzekeringsarts b&b opgestelde FML van 28 juli 2022 ruim voldoende tegemoet komt aan de beperkingen van eiser op de datum in geding, 14 maart 2020. Zij is het ook eens met de conclusie van de verzekeringsarts b&b dat eiser 4 uur per dag, 20 uur per week kan werken. Er was en is geen sprake van geen benutbare mogelijkheden. Eiser is niet opgenomen, niet bedlegerig, niet ADL-afhankelijk, er is geen infauste prognose en er is geen sprake van sterk wisselende mogelijkheden. Ook is er geen sprake van langdurig disfunctioneren op het gebied van zowel de zelfverzorging als de gezinsrol/taken én in de sociale context.
11. In reactie op het rapport van deskundige Snels heeft eiser bij brief van 26 april 2023 aangegeven dat hij zijn standpunt handhaaft. Hij vindt dat er door deskundige Snels onvoldoende rekening is gehouden met zijn beperkingen. Hij wijst op de stukken van de behandelend sector, zoals zijn huisarts en de psychiater, alsmede op het rapport van de door de rechtbank benoemde psychiater, waarin aangeven wordt dat hij geen arbeidsmogelijkheden heeft. Daarnaast wordt er volgens eiser door deskundige Snels een evident onjuiste prognose gegeven voor de mogelijkheden van eiser naar de toekomst door te stellen dat er sprake zou kunnen zijn van een op herstel gerichte behandeling, terwijl de behandelend psychiater heeft aangegeven dat eiser is uitbehandeld. Tot slot stelt eiser dat deskundige Snels opmerkingen heeft gemaakt tijdens het onderzoek die volgens eiser niet door de beugel kunnen.
12. Deskundige Snels heeft op 17 mei 2023 gereageerd op de zienswijze van eiser van 26 april 2023. Zij geeft aan dat er geen nieuwe medische informatie is overgelegd en dat zij daarom niets heeft toe te voegen aan haar eerdere rapport. De overgelegde documenten waren al bekend en zijn reeds bij haar beoordeling betrokken. Tot slot geeft zij aan dat zij wil benadrukken dat zij zich totaal niet herkent in het door eiser gegeven voorbeeld van het gesprek dat zij met eiser had.
De beoordeling door de rechtbank
13. Gelet op het bepaalde in artikel 6:19, eerste lid, van de Awb en omdat het bestreden besluit II niet volledig aan de bezwaren van eiser tegemoet komt, heeft het beroep van rechtswege mede betrekking op het bestreden besluit II. Omdat niet is gebleken dat eiser nog belang heeft bij inhoudelijke beoordeling van het bestreden besluit I, zal de rechtbank het beroep tegen dit besluit niet-ontvankelijk verklaren.
Deskundigen
14.1.
Als uitgangspunt geldt dat de bestuursrechter het oordeel van een onafhankelijke, door haar ingeschakelde deskundige volgt als de motivering van deze deskundige haar overtuigend voorkomt.
14.2.
Ten aanzien van de motivering van deskundige Hernandez-Dwarkasing overweegt de rechtbank het volgende. Het uitgebrachte rapport geeft blijk van een zorgvuldig onderzoek en is inzichtelijk en consistent. De deskundige heeft alle in het dossier aanwezige medische informatie bestudeerd, eiser psychiatrisch onderzocht en informatie die van eiser is ontvangen in de beoordeling betrokken. De deskundige heeft in haar rapport de bevindingen van het onderzoek nauwkeurig weergegeven. Er bestaat geen aanleiding om aan de juistheid van het inzichtelijk gemotiveerde standpunt van de deskundige ten aanzien van de afwijkingen in eisers gezondheidstoestand te twijfelen. De deskundige heeft zich voorts uitgelaten over eisers beperkingen op het gebied van persoonlijk en sociaal functioneren, maar heeft daarbij terecht opgemerkt dat het invullen en beoordelen van een FML niet tot de competenties van een psychiater, maar van een verzekeringsarts behoort. 14.3. Onder verwijzing naar hetgeen is overwogen onder 7. heeft de verzekeringsarts b&b in haar rapport van 28 juli 2022 uiteengezet dat zij zich kan vinden in een deel van de door de deskundige genoemde aanvullende beperkingen en deze heeft opgenomen in de FML van 28 juli 2022. Zij heeft ook nog een extra beperking opgenomen. Er zijn echter ook aanvullende beperkingen genoemd door de deskundige waar zij zich niet in kan vinden.
14.4.
De rechtbank heeft daarom aanleiding gezien om deskundige Snels te benoemen. Ten aanzien van de motivering van deze deskundige overweegt de rechtbank het volgende.
Ook dit rapport geeft naar het oordeel van de rechtbank blijk van een zorgvuldig onderzoek en is inzichtelijk en consistent. De deskundige heeft alle in het dossier aanwezige medische informatie bestudeerd, eiser onderzocht en informatie die van eiser is ontvangen, in de beoordeling betrokken. De deskundige heeft in haar rapport de bevindingen van het onderzoek nauwkeurig weergegeven. Zij concludeert dat de door de verzekeringsarts b&b opgestelde FML van 28 juli 2022 ruim voldoende tegemoet komt aan de beperkingen van eiser op de datum in geding, 14 maart 2020. Er bestaat geen aanleiding om aan de juistheid van het inzichtelijk gemotiveerde standpunt van de deskundige ten aanzien van de beperkingen van eiser te twijfelen. De motivering komt de rechtbank overtuigend voor.
De rechtbank ziet geen aanknopingspunten om het onderzoek onzorgvuldig te achten vanwege de door eiser gestelde bejegening tijdens het onderzoek, die door deskundige Snels nadrukkelijk is betwist. Eiser heeft na het onderzoek van de deskundige geen nieuwe medische informatie ingediend die een ander licht werpt op de bevindingen van de deskundige of eisers belastbaarheid op de datum in geding. De reactie van de deskundige op eisers zienswijze op haar rapport, hiervoor weergegeven onder 12., kan de rechtbank goed volgen. Ten aanzien van het standpunt van eiser dat de door Snels gegeven prognose evident onjuist is, overweegt de rechtbank dat de prognose in dit geval (geen volledige arbeidsongeschiktheid) niet ter beoordeling staat. De rechtbank merkt ten overvloede nog op dat deskundige Hernandez-Dwarkasing, anders dan door eiser is gesteld, niet tot het oordeel is gekomen dat er geen herstel meer mogelijk is.
Medische grondslag van bestreden besluit II
15. Aangezien de rechtbank het oordeel van deskundige Snels volgt, gaat de rechtbank uit van de juistheid van de FML van 28 juli 2022. Dit betekent dat hetgeen eiser heeft aangevoerd, de rechtbank geen aanleiding geeft om van de gewijzigde medische beoordeling in beroep af te wijken.
Arbeidskundige grondslag van bestreden besluit II
16.1.
De arbeidsdeskundige b&b heeft in haar rapport van 8 augustus 2022 één van de vier eerder geduide functies, de functie medewerker beddencentrale (Sbc-code 11112), laten vervallen omdat deze niet langer geschikt is vanwege de gewijzigde FML van 28 juli 2022. De overgebleven drie eerder geduide functies acht de arbeidsdeskundige b&b nog steeds geschikt en heeft zij ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid. Dit zijn de functies: productiemedewerker industrie (samenstellen van producten) (SBC-code 111180), medewerker kleding en textielreiniging (Sbc-code 111161) en medewerker samensteller kunststof en rubberproducten (Sbc-code 271130).
16.2.
De ex-werkgever heeft zich in zijn zienswijze van 23 februari 2021 afgevraagd of de functies productiemedewerker industrie en medewerker samensteller kunststof en rubberproducten niet te gevaarlijk zijn voor eiser, omdat er met gereedschappen gewerkt moet worden. Verder is aangevoerd dat in de functie medewerker samensteller kunststof en rubberproducten door collega’s onderling veel gerouleerd wordt, wat het werk minder voorspelbaar maakt. Dat zorgt voor een overschrijding van de belastbaarheid bij eiser. Tot slot heeft de ex-werkgever zich afgevraagd of er in de functie productiemedewerker industrie geen sprake is van veelvuldige onderbrekingen en onvoorspelbare situaties en of eiser kan voldoen aan de hoge mate van concentratie die is vereist. Eiser heeft zich in zijn aanvullend beroepschrift hierbij aangesloten.
16.3.
De arbeidsdeskundige b&b heeft in zijn rapport van 18 maart 2021 op deze arbeidskundige gronden gereageerd. Ten aanzien van de functie productiemedewerker industrie is er overleg geweest met de verzekeringsarts b&b, die vanuit medisch oogpunt geen knelpunt zag. Er is in deze functie ook geen verhoogde kans op lichamelijk letsel. In zowel deze functie als in de functie samensteller kunststof en rubberproducten is geen sprake van werkzaamheden op hoogtes of bij gevaarlijke machines. In de functie samensteller kunststof en rubberproducten is het rouleren relatief voorspelbaar en wordt ten inzien van de flexibiliteit geen groot beroep gedaan op de werknemer. In een andere functie met vergelijkbare wijze van roulatie werd door de verzekeringsarts b&b medisch gezien geen knelpunt gezien. Ten aanzien van de functie productiemedewerker industrie is opgemerkt dat er geen sprake is van veelvuldige onderbrekingen en onvoorspelbare situaties en is een (te) hoge mate van aandacht richten niet aan de orde. Vanuit medisch oogpunt wordt de functie door de verzekeringsarts b&b als passend aangemerkt. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan deze motivering te twijfelen.
16.4.
In het rapport van 8 augustus 2022 heeft de arbeidsdeskundige b&b naar aanleiding van de gewijzigde FML van 28 juli 2022 opgemerkt dat er vanwege de aanvullende beperking op punt 2.7.1 (eigen gevoelens uiten) in de FML een signalering voor de functies is. De signalering is naar het oordeel van de rechtbank voldoende gemotiveerd. Hier is ook geen grond tegen aangevoerd.
16.5.
Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank geen aanleiding om aan te nemen dat de geduide functies in medisch opzicht niet passend zijn. De geduide functies mochten daarom worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid op de datum in geding.
16.6.
Op basis van de inkomsten die eiser met de geduide functies zou kunnen verdienen, heeft de arbeidsdeskundige b&b een berekening gemaakt die leidt tot de conclusie dat eiser 79,55% arbeidsongeschikt is op 14 maart 2020.
Conclusie
17. Het Uwv heeft eiser bij het bestreden besluit II dan ook terecht per 14 maart 2020 een WGA loonaanvullingsuitkering toegekend, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid tussen de 65-80% (79,55%). Dit betekent dat eiser niet aangemerkt kan worden als volledig en duurzaam arbeidsongeschikt op grond van artikel 4 van de Wet WIA en daarom geen recht heeft op een IVA-uitkering.
18. Gelet op het voorgaande zal het beroep tegen bestreden besluit II ongegrond worden verklaard.
Proceskosten
19. Nu het Uwv naar aanleiding van het beroep een gewijzigd besluit op bezwaar heeft genomen, ziet de rechtbank aanleiding het Uwv met toepassing van artikel 8:75, eerste lid, van de Awb te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Uit bestreden besluit II blijkt dat de proceskosten in bezwaar nog niet zijn vergoed, zodat aanleiding bestaat het Uwv ook in de proceskosten in bezwaar te veroordelen. De totale proceskosten van eiser worden op grond van het Bpb [6] begroot op € 4.123,50, te weten € 1.194,-- in bezwaar (1 punt voor het bezwaarschrift, 1 punt voor de hoorzitting, met een waarde per punt van € 597,-‑ en wegingsfactor 1) en € 2.929,50 in beroep (1 punt voor het indienen van het beroepschrift tegen bestreden besluit I, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, 0,5 punt voor de zienswijze op het rapport van deskundige Hernandez-Dwarkasing, 0,5 punt voor het aanvullend beroepschrift tegen bestreden besluit II (analoog aan punt 12 van Bijlage A1 bij het Bpb) en 0,5 punt voor de zienswijze op het rapport van deskundige Snels, met een waarde per punt van € 837,‑ en wegingsfactor 1).
20. De rechtbank ziet ook aanleiding om te bepalen dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep tegen bestreden besluit I niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep tegen bestreden besluit II ongegrond;
- veroordeelt het Uwv tot de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 4.123,50;
- bepaalt dat het Uwv het griffierecht van € 48,- aan eiser moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.B. Wijnholt, rechter, in aanwezigheid van mr. H.J. Verspuij-Fung, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 4 juli 2023.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.WGA = Regeling werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten
2.Wet WIA = Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen
3.b&b = bezwaar en beroep
4.Awb = Algemene wet bestuursrecht
5.IVA-uitkering = een uitkering op basis van de inkomensverzekering voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten op grond van de Wet WIA
6.Bpb = Besluit proceskosten bestuursrecht