ECLI:NL:RBDHA:2023:9395

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 juni 2023
Publicatiedatum
29 juni 2023
Zaaknummer
23/3388
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag AIO-aanvulling door de Sociale Verzekeringsbank na gebrek aan informatie over vermogen

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 14 juni 2023 uitspraak gedaan in het kader van een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoeker, die een AOW-pensioen ontvangt, had een aanvraag ingediend voor een Aanvullende inkomensvoorziening Ouderen (AIO-aanvulling), welke door de Sociale Verzekeringsbank (Svb) was afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op het ontbreken van noodzakelijke informatie over de woning van de echtgenote van verzoeker in Marokko, waarvan de eigendom en waarde niet konden worden vastgesteld. Verzoeker had tijdens telefoongesprekken met de Svb aangegeven dat de woning eigendom was van zijn schoonmoeder en haar kinderen, maar had geen bewijsstukken overgelegd. De voorzieningenrechter oordeelde dat verzoeker niet voldoende had aangetoond dat hij aan zijn inlichtingenverplichting had voldaan, en dat de Svb terecht had besloten om de aanvraag af te wijzen. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen spoedeisend belang was dat een voorlopige voorziening rechtvaardigde, en wees het verzoek af. De uitspraak benadrukt het belang van het verstrekken van relevante informatie bij aanvragen om bijstand en de gevolgen van het niet voldoen aan de inlichtingenverplichting.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/3388

uitspraak van de voorzieningenrechter van 14 juni 2023 in de zaak tussen

[verzoeker], uit [woonplaats], verzoeker

(gemachtigde: mr. R. Moghni),
en

de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank (Svb), verweerder

(gemachtigde: mr. K. Verbeek).

Procesverloop

In het besluit van 14 april 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder verzoekers aanvraag om een Aanvullende inkomensvoorziening Ouderen (AIO-aanvulling) afgewezen.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit bezwaar gemaakt. Ook heeft hij de voorzieningenrechter gevraagd een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 6 juni 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, bijgestaan door een tolk, M. Ajouaou, en verzoekers gemachtigde. Namens verweerder is zijn gemachtigde verschenen.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

1. Voordat kan worden overgegaan tot een inhoudelijke beoordeling van het verzoek om een voorlopige voorziening, moet worden beoordeeld of sprake is van een spoedeisend belang, als bedoeld in artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). In een geval als dat van verzoeker kan dat zo zijn wanneer sprake is van een (financiële) noodsituatie, welke het voor hem onevenredig bezwaarlijk maakt dat hij de beslissing in de hoofdzaak af moet wachten.
2. Verzoeker ontvangt een AOW-pensioen van € 607,85 en daarnaast een klein pensioen van € 90,44. Er zijn geen aanwijzingen dat hij daarnaast een ander inkomen heeft. Ook stelt hij sinds kort een woning te hebben en hiervoor maandelijks een bedrag van € 700,- aan huur te moeten betalen. Hoewel niet alle stellingen van verzoeker over zijn financiële situatie zijn onderbouwd, geeft de voorzieningenrechter verzoeker het voordeel van de twijfel en acht zij op grond van het dossier en het verhandelde ter zitting aannemelijk dat sprake is van een spoedeisend belang.
3. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
4. De voorzieningenrechter gaat bij de beoordeling van het verzoek uit van de volgende feiten en omstandigheden.
4.1
Op 19 december 2022 heeft verzoeker een aanvraag ingediend om een AIO-aanvulling, als aanvulling op het onvolledige AOW-pensioen dat hij ontvangt. Uit de notitie van telefonisch contact tussen verzoeker en verweerder op 19 januari 2023 blijkt dat verzoeker verweerder heeft medegedeeld dat hij op 1 oktober 2021 is gehuwd in Marokko, en dat de woning waarin zijn echtgenote in Marokko woont een familiewoning is, die eigendom is van zijn schoonmoeder en haar kinderen.
4.2
Bij brief van 20 januari 2023 heeft verweerder verzoeker gevraagd om toezending van onder meer bewijsstukken waaruit blijkt op welk adres de echtgenote woont en wie de eigenaren zijn van de woning. Als de echtgenote mede-eigenaar is van de woning, dient verzoeker een recent taxatierapport van deze woning plus eventuele grond, opgemaakt door een erkende taxateur, in te dienen. Verzoeker krijgt de gelegenheid om deze gegevens vóór 22 februari 2023 in te dienen. Verzoeker heeft de gevraagde informatie over de woning van de echtgenote in Marokko niet tijdig verstrekt.
4.3
Uit de notitie van het telefonisch contact tussen verzoeker en verweerder op 21 februari 2023 blijkt dat verzoeker verweerder nogmaals heeft medegedeeld dat de woning waarin zijn echtgenote woont, eigendom is van zijn schoonmoeder en haar kinderen.
4.4
Bij brief van 3 maart 2023 heeft verweerder verzoeker medegedeeld dat hij niet volledig heeft gereageerd op het verzoek om extra informatie in de brief van 20 januari 2023 en dat hij die gegevens alsnog vóór 22 maart 2023 bij verweerder dient in te dienen. Als hij die gegevens niet voor die datum verstrekt, wordt zijn aanvraag afgewezen. Verzoeker heeft de gevraagde informatie over de woning van de echtgenote in Marokko niet tijdig verstrekt.
4.5
Uit de notitie van een telefonisch contact tussen verzoeker en verweerder op 30 maart 2023 blijkt dat de begeleider van verzoeker heeft medegedeeld dat ze bezig zijn om de gevraagde informatie te verkrijgen.
4.6
In het bestreden besluit heeft verweerder de aanvraag om AIO-aanvulling afgewezen. Omdat verzoeker geen van de gevraagde gegevens over de woning in Marokko heeft ingediend, beschikt verweerder over te weinig informatie om het recht op AIO-aanvulling te kunnen vaststellen.
5. Verzoeker voert blijkens zijn toelichting ter zitting primair aan dat hij tijdens telefoongesprekken met verweerder niet heeft medegedeeld dat zijn echtgenote mede-eigenaar is van de woning in Marokko en dat er sprake is geweest van miscommunicatie, omdat hij de Nederlandse taal niet voldoende beheerst. De woning is van zijn schoonmoeder en het vermogen van zijn schoonmoeder is niet relevant. Het vermogen van verzoeker en zijn echtgenote kan dus vastgesteld worden door verweerder. Verweerder heeft zich dan ook ten onrechte op het standpunt gesteld dat het recht op AIO-aanvulling niet kan worden vastgesteld. Subsidiair stelt verzoeker dat, voor zover zijn echtgenote wel mede-eigenaar is van de woning, zij die eigendom deelt met haar moeder en met 7 andere kinderen, zodat sprake is van een vermogen onder de vermogensgrens. Dat leidt ertoe dat het recht van verzoeker op een AIO-aanvulling wel vastgesteld kan worden. Meer subsidiair heeft verzoeker aangevoerd dat hem een nadere hersteltermijn had moeten worden geboden, omdat hij tijdens telefonisch contact met verweerder heeft medegedeeld dat hij bezig is de gevraagde stukken aan te leveren.
6.1
Bij aanvragen om bijstand rust de bewijslast van de bijstandbehoevendheid in beginsel op de aanvrager zelf. De aanvrager dient duidelijkheid te verschaffen over zijn woon-, leef- en inkomenssituatie, zo nodig ook over de periode voorafgaand aan de aanvraag.
6.2
Indien de betrokkene niet aan de inlichtingenverplichting voldoet, is dat een grond voor weigering van de bijstand indien als gevolg van het niet nakomen van die verplichting niet kan worden vastgesteld of, en zo ja in welke mate, de betrokkene recht op bijstand heeft.
6.3
Het ligt op de weg van verzoeker om duidelijkheid te verschaffen omtrent de woning in Marokko. Zowel op 19 januari 2023 als op 21 februari 2023 heeft verzoeker tijdens telefonisch contact met verweerder medegedeeld dat de woning in Marokko eigendom is van zijn schoonmoeder en haar kinderen. Verzoekers betoog dat hij deze mededelingen niet heeft gedaan, en dat sprake was van miscommunicatie, slaagt niet. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om te twijfelen aan hetgeen (tot twee maal toe) in de telefoonnotities door verweerder is vermeld. Ook blijkt uit de notities niet dat verzoeker heeft aangegeven dat hij niet begreep wat werd medegedeeld, zodat het niet aannemelijk is dat sprake is geweest van miscommunicatie. Daar komt bij dat naar aanleiding van de telefoongesprekken in de brieven van 20 januari 2023 en 3 maart 2023 is gevraagd om bewijs wie de eigenaar is van de woning in Marokko. Daarin is expliciet vermeld dat verzoeker in het telefoongesprek van 19 januari 2023 heeft gezegd dat zijn partner in een woning woont die eigendom is van zijn schoonmoeder en haar kinderen. Verder is vermeld dat zijn partner dus mede-eigenaar is van de woning. Uit het dossier blijkt dat verzoeker de brief van 20 januari 2023 op 14 februari 2023 retour heeft gestuurd aan verweerder en bij de betreffende passage heeft vermeld dat er 8 personen in deze woning wonen. Daaruit kan worden opgemaakt dat hij de passage toen heeft gelezen. Pas vlak voor de zitting, op 5 juni 2023, heeft verzoeker voor het eerst betwist dat hij de betreffende mededeling heeft gedaan en gesteld dat er sprake is geweest van miscommunicatie.
6.4
Naar aanleiding van de betreffende telefoongesprekken heeft verweerder terecht besloten om te verzoeken om gegevens omtrent de woning in Marokko. Deze gegevens waren nodig in verband met de vaststelling van het vermogen van verzoeker en zijn echtgenote. Niet in geschil is dat verzoeker deze gegevens niet heeft verstrekt. Verzoekers stelling dat hij geen vermogen heeft en het recht op AIO-aanvulling dus wel kan worden vastgesteld slaagt dan ook niet. Omdat verzoeker de gevraagde gegevens over de woning in Marokko niet heeft verstrekt, kan (de hoogte van) het vermogen en dus het recht op AIO-aanvulling niet worden vastgesteld. Verzoekers stelling dat, voor zover wel sprake zou zijn van mede-eigendom door de echtgenote, zij die eigendom deelt met de andere kinderen en met de moeder en dat het vermogen daarom minder hoog is dan de vermogensgrens, slaagt evenmin. Aangezien bij gebrek aan gegevens van verzoeker de eigendom en de waarde van de woning niet kan worden vastgesteld, kan ook niet worden vastgesteld of sprake is van vermogen onder de vermogensgrens.
6.5
Het betoog dat verzoeker een nadere hersteltermijn had moeten worden gegund, slaagt ook niet. Verweerder heeft verzoeker een hersteltermijn gegeven om de gevraagde gegevens alsnog te verstrekken en verzoeker heeft verweerder niet (binnen die hersteltermijn) bericht dat de gestelde termijn niet voldoende is en dat hij meer tijd nodig heeft om de gegevens te verkrijgen. Tijdens een telefoongesprek op 30 maart 2023 is weliswaar medegedeeld dat verzoeker bezig is om de gevraagde gegevens te verzamelen, maar die mededeling dateert van na het verstrijken van de hersteltermijn. Bovendien betreft het een algemene, niet concrete mededeling en leest de voorzieningenrechter hierin geen verzoek om hem een nadere termijn te geven. Ter zitting is gebleken dat de gevraagde informatie ook thans nog niet is verstrekt.
6.6
Aangezien verzoeker geen informatie verstrekt heeft over de woning in Marokko, kon het recht op een AIO-aanvulling niet worden vastgesteld. Verweerder heeft de aanvraag voor een AIO-aanvulling dan ook terecht afgewezen.
7. Gelet op het voorgaande ziet de voorzieningenrechter geen grond dat het bestreden besluit in bezwaar niet in stand zal kunnen blijven. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.B. Wijnholt, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. I. Geerink-van Loon, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 14 juni 2023.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.