ECLI:NL:RBDHA:2023:9391

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 juni 2023
Publicatiedatum
29 juni 2023
Zaaknummer
C/09/645469 / FA RK 23-2430
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming verhuizing naar Engeland afgewezen ten behoeve van minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 juni 2023 uitspraak gedaan in een verzoek tot vervangende toestemming voor verhuizing naar Engeland, ingediend door de moeder van de minderjarige [voornaam minderjarige01]. De moeder verzocht om toestemming om samen met [voornaam minderjarige01] naar Engeland te verhuizen, waarbij zij stelde dat dit in het belang van het kind zou zijn. De vader van [voornaam minderjarige01] heeft verweer gevoerd tegen dit verzoek, stellende dat de huidige situatie bij hem stabieler is en dat de verhuizing naar Engeland niet in het belang van [voornaam minderjarige01] zou zijn.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de minderjarige sinds de scheiding van de ouders al veel veranderingen heeft meegemaakt en dat hij gebaat is bij rust en stabiliteit. De rechtbank heeft overwogen dat de minderjarige momenteel bij de vader woont en dat deze situatie in het belang van het kind is. De rechtbank heeft ook gekeken naar de opvoedingssituatie en de schoolkeuze van de minderjarige. De moeder heeft aangegeven dat zij in Engeland een woning en werk heeft, maar de rechtbank oordeelt dat de belangen van de minderjarige zwaarder wegen dan de persoonlijke belangen van de moeder.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat de verzoeken van de moeder om vervangende toestemming voor verhuizing naar Engeland en wijziging van de hoofdverblijfplaats van de minderjarige worden afgewezen. De rechtbank benadrukt dat het belang van de minderjarige bij stabiliteit en continuïteit in zijn huidige situatie voorop staat. De moeder heeft niet voldoende onderbouwd dat een verhuizing naar Engeland in het belang van [voornaam minderjarige01] zou zijn, en daarom zijn de verzoeken afgewezen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 23-2430
Zaaknummer: C/09/645469
Datum beschikking: 15 juni 2023

Gezagsuitoefening

Beschikking op het op 4 april 2023 ingekomen verzoek van:

[naam01] ,

de moeder,
wonende te [woonplaats01] ,
advocaat: mr. M. Lindhout te ’s-Gravenhage.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[naam02] ,

de vader,
wonende te [woonplaats02] , gemeente [gemeente01] ,
advocaat: mr. E. El-Sharkawi te ’s-Gravenhage.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift;
  • het F9-formulier van 7 april 2023 van de zijde van de moeder, met bijlage;
  • het F9-formulier van 13 april 2023 van de zijde van de moeder, met bijlagen;
  • het verweerschrift.
Op 16 mei 2023 is de zaak op de zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen:
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat en [tolk01] , een tolk;
  • [naam03] namens de Raad voor de Kinderbescherming.

Verzoek en verweer

De moeder verzoekt:
  • te bepalen dat [voornaam minderjarige01] de hoofdverblijfplaats bij de moeder zal hebben;
  • de zorgregeling als volgt te bepalen:
 het contact tussen de vader en [voornaam minderjarige01] vindt via videobellen plaats,
 [voornaam minderjarige01] kan regelmatig naar Nederland komen of de vader naar Engeland, als de veiligheid van [voornaam minderjarige01] is gewaarborgd,
 [voornaam minderjarige01] kan gedurende vier weken in de zomervakantie en alle andere vakanties bij de vader verblijven, als de veiligheid van [voornaam minderjarige01] is gewaarborgd,
 de kosten voor vervoer van [voornaam minderjarige01] worden 50/50 verdeeld;
- aan de moeder vervangende toestemming te verlenen om samen met [voornaam minderjarige01] naar Engeland te verhuizen;
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De vader heeft verweer gevoerd, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.

Feiten

- Partijen zijn gehuwd geweest van [datum huwelijk] 2008 tot en met [datum echtscheiding] 2019.
- Zij zijn de ouders van het volgende minderjarige kind:
- [minderjarige01] , geboren op [geboortedatum01] 2013 te [geboorteplaats01] .
- Partijen oefenen het gezamenlijk gezag over [voornaam minderjarige01] uit.
- [voornaam minderjarige01] heeft de hoofdverblijfplaats bij de vader.
- Bij beschikking van deze rechtbank van [beschikkingsdatum01] 2021 is [voornaam minderjarige01] onder toezicht gesteld van [stichting01] van [datum01] 2021 tot [datum02] 2021.
-Bij beschikking van deze rechtbank van [beschikkingsdatum02] 2021 is bepaald dat [voornaam minderjarige01] de hoofdverblijfplaats bij de vader zal hebben en dat [voornaam minderjarige01] bij de moeder zal zijn:
 zolang zij nog in Nederland woont: van donderdag uit school tot maandag naar school,
 vanaf het moment dat zij naar het buitenland verhuist: gedurende de schoolvakanties van [voornaam minderjarige01] , in onderling overleg (met behulp van de jeugdbeschermer) nader te bepalen, waarbij de moeder [voornaam minderjarige01] zal ophalen en thuisbrengen.
- In het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 19 april 2023 hebben partijen afgesproken dat
 Vader het paspoort van [voornaam minderjarige01] in beheer geeft bij zijn advocaat tot een uitspraak is gedaan in onderhavige zaak;
 [voornaam minderjarige01] bij de vader is van donderdag 20 april 2023 tot en met zondag 23 april 2023 17.00 uur en van maandag 1 mei 12.00 uur tot zondag 7 mei 2023. De moeder haalt [voornaam minderjarige01] bij vader op en brengt hem op maandag terug;
 [voornaam minderjarige01] is bij de moeder vanaf zondag 23 april 2023 17.00 uur tot en met maandag 1 mei 2023 12.00 uur. De moeder brengt [voornaam minderjarige01] dan bij de vader;
 Vanaf zondag 7 mei 2023 geldt weer de zorgregeling zoals vastgelegd in de beschikking van 28 juni 2021, waarbij [voornaam minderjarige01] , zolang moeder in Nederland is, van donderdag uit school tot maandag naar school bij de moeder is;
 Vader geeft toestemming voor gesprekken van [voornaam minderjarige01] met de maatschappelijk werker van school.

Beoordeling

Wettelijk kader
Op grond van artikel 1:253a BW kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het gezag aan de rechtbank worden voorgelegd. De rechtbank kan op verzoek van de ouders of één van hen onder meer een beslissing nemen ten aanzien van een verhuizing.
De rechtbank dient, gelet op artikel 1:253a BW, een zodanige beslissing te nemen als haar in het belang van de kinderen wenselijk voorkomt. Uit vaste jurisprudentie volgt dat hieruit niet mag worden afgeleid dat het belang van de kinderen bij geschillen als deze altijd zwaarder weegt dan andere belangen. Bij de beoordeling dient de rechtbank alle omstandigheden van het geval in aanmerking te nemen en tegen elkaar af te wegen. Hoewel het belang van de kinderen een overweging van de eerste orde dient te zijn, neemt dat niet weg dat, afhankelijk van de omstandigheden van het geval, andere belangen zwaarder kunnen wegen.
Inhoudelijke beoordeling
Uit de overgelegde stukken en wat op de zitting is besproken, is de rechtbank het volgende gebleken. In juni 2021 heeft de rechtbank bepaald dat [voornaam minderjarige01]
dehoofdverblijfplaats bij zijn vader zal hebben en rond die periode is de moeder verhuisd naar Engeland. Kort daarna zijn ook de vader en [voornaam minderjarige01] vertrokken naar Engeland. Op de zitting is door de vader toegelicht dat zij aanvankelijk voor een vakantie naar Engeland zijn gegaan, zodat [voornaam minderjarige01] de moeder kon zien. Toen zij in Engeland verbleven bleek dat [voornaam minderjarige01] in Engeland mogelijk naar het regulier onderwijs zou kunnen gaan. In Nederland was [voornaam minderjarige01] ingeschreven op speciaal onderwijs, maar de ouders waren het daar niet mee eens. Mede hierdoor zijn de vader en [voornaam minderjarige01] ook na de zomervakantie in Engeland gebleven en is [voornaam minderjarige01] daar ook naar school gegaan. De vader en [voornaam minderjarige01] verbleven toen in een noodopvang in een hotel en in de weekenden was [voornaam minderjarige01] bij de moeder. In februari 2022 zijn de vader en [voornaam minderjarige01] vervolgens alsnog teruggegaan naar Nederland. Volgens de vader omdat [voornaam minderjarige01] Nederland miste en graag terug wilde, volgens de moeder omdat de vader in verband met een schuldsaneringstraject terug naar Nederland moest. Toen de vader en [voornaam minderjarige01] terug waren in Nederland bleek dat er geen plek meer was op de school waar [voornaam minderjarige01] naartoe zou gaan. Ouders waren het er over eens dat zij de voorkeur hadden dat [voornaam minderjarige01] naar regulier onderwijs zou gaan. [voornaam minderjarige01] is ruim een jaar, tot januari 2023, niet naar school gegaan. Inmiddels gaat hij weer naar school, in het reguliere onderwijs.
Ter onderbouwing van haar verzoekt voert de moeder aan dat [voornaam minderjarige01] haar op zaterdag 25 maart 2023 belde en vertelde dat hij zich niet goed voelde. [voornaam minderjarige01] zat toen opgesloten op de wc en de moeder hoorde de vader op de deur bonken en schreeuwen dat [voornaam minderjarige01] moest stoppen met het telefoongesprek. Op maandag heeft de vader de moeder geblokkeerd op whatsapp en telefoon, zodat de moeder geen contact meer kon krijgen met [voornaam minderjarige01] . Woensdag daarop is de moeder naar Nederland gekomen om met [voornaam minderjarige01] te praten. Hij vertelde dat hij regelmatig door de vader wordt geslagen. De moeder voert ook aan dat [voornaam minderjarige01] mee moet doen met de Ramadan, terwijl de kinderramadan gepaster zou zijn. Daarnaast krijgt [voornaam minderjarige01] vaak onterecht straf van de vader. De moeder acht de situatie van [voornaam minderjarige01] bij de vader daarom niet langer veilig. Zij verblijft daarom tijdelijk in Nederland om [voornaam minderjarige01] zo veel mogelijk te kunnen zien, maar zij wenst zo spoedig mogelijk terug te gaan naar Engeland. Zij heeft daar immers een eigen woning en werk. Zij wil [voornaam minderjarige01] graag meenemen. Haar werkgever is flexibel en het is mogelijk voor de moeder om tijdens de schooltijden van [voornaam minderjarige01] te werken. Ook kan [voornaam minderjarige01] weer terecht op zijn oude school in Engeland.
De vader is het niet eens met het verzoek van de moeder en voert verweer. Hij is van mening dat de moeder haar persoonlijk belang voorop stelt en niet het belang van [voornaam minderjarige01] . Daarnaast heeft de moeder doordeweeks geen tijd om voor [voornaam minderjarige01] te zorgen, zij heeft een voltijdbaan en zou de zorg voor [voornaam minderjarige01] aan een derde moeten toevertrouwen. De vader is van mening dat er geen omstandigheden zijn die de aanleiding geven voor wijziging van de laatste beschikking van de rechtbank van 28 juni 2021. Ook betwist hij dat hij [voornaam minderjarige01] tot bepaalde handelingen dwingt of dat het bij hem onveilig is.
De rechtbank overweegt als volgt.
De moeder heeft de rechtbank in de procedure die geleid heeft tot de beschikking van 28 juni 2021 bij gewijzigd verzoek van 1 oktober 2020 verzocht om te bepalen dat [voornaam minderjarige01] zijn hoofdverblijf bij de vader zal hebben. In de periode voor de beschikking van de rechtbank van 28 juni 2021 hebben er meerdere wisselingen plaatsgevonden in de opvoedsituatie van [voornaam minderjarige01] . [voornaam minderjarige01] heeft diverse keren meegemaakt dat zijn moeder naar het buitenland is vertrokken. Op [datum] 2021, de dag waarop de rechtbank beschikking wees, is de moeder alleen naar Engeland verhuisd. De vader en [voornaam minderjarige01] zijn de moeder twee weken na 28 juni 2021 naar Engeland gevolgd, maar de vader en [voornaam minderjarige01] zijn in februari 2022 naar Nederland teruggekeerd. De rechtbank ziet dat niet alleen de moeder, maar ook de vader een aandeel heeft gehad in de meest recente wijziging van leefomgeving van [voornaam minderjarige01] in 2021-2022. Op dit moment verblijft de moeder tijdelijk in Nederland in afwachting van de uitkomst van deze procedure. De moeder heeft op de zitting gezegd zo snel mogelijk naar Engeland te willen terugkeren in verband met haar werk en studie. De moeder ziet voor zichzelf geen toekomst in Nederland, ook niet als de rechtbank zou besluiten dat [voornaam minderjarige01] zijn hoofdverblijf bij de vader behoudt. De moeder heeft er door haar verhuizing in 2021 naar Engeland voor gekozen op afstand van [voornaam minderjarige01] te staan. De vader lijkt hierbij een stabielere factor in het leven van [voornaam minderjarige01] geweest dan de moeder. [voornaam minderjarige01] verblijft sinds september 2020 continue bij vader, hoofdzakelijk in Nederland. [voornaam minderjarige01] gaat sinds januari 2023 naar zijn huidige basisschool waar hij overeenkomstig de wens van beide ouders regulier onderwijs volgt. De vader ziet zijn toekomst in Nederland.
De rechtbank vindt het niet in het belang van [voornaam minderjarige01] dat hij zijn hoofdverblijf bij de moeder krijgt en met haar naar Engeland verhuist en daar naar school zal gaan. Dat zou opnieuw een ingrijpende verandering in zijn leven betekenen. Het is niet in het belang van [voornaam minderjarige01] dat hij opnieuw moet wennen op een nieuwe school, zeker niet omdat hij het grootste deel van 2022 helemaal niet naar school is gegaan. Inmiddels is [voornaam minderjarige01] gewend op zijn huidige school die hij sinds eind 2022 bezoekt. Een wijziging van het hoofdverblijf van [voornaam minderjarige01] zou tot gevolg hebben dat vader op afstand van [voornaam minderjarige01] komt te staan en een einde komt aan het huidige contact waarbij [voornaam minderjarige01] de volledige tijd bij de vader doorbrengt met uitzondering van de zorgregeling die [voornaam minderjarige01] met moeder heeft en welke hoofdzakelijk in de schoolvakanties plaatsvindt. Dit zou zorgen voor een nieuwe verlieservaring bij [voornaam minderjarige01] . De door de moeder geboden alternatieven zijn gering en wegen niet op tegen het belang van [voornaam minderjarige01] en de vader bij ruim contact zoals zij dat de afgelopen jaren met elkaar hebben gehad. [voornaam minderjarige01] heeft sinds zijn ouders uit elkaar zijn gegaan al veel wijzingen meegemaakt. [voornaam minderjarige01] is gebaat bij zoveel mogelijk rust en stabiliteit. Deze rust en stabiliteit wordt bereikt als [voornaam minderjarige01] bij de vader blijft wonen en naar zijn huidige school blijft gaan en de zorgregeling tussen [voornaam minderjarige01] en de moeder uit de beschikking van [datum] 2021 wordt gecontinueerd.
Het belang van de moeder bij een verhuizing met [voornaam minderjarige01] naar Engeland weegt niet op tegen de belangen van [voornaam minderjarige01] bij rust en stabiliteit en het belang van de vader bij onverminderd contact met [voornaam minderjarige01] .
Daarbij komt dat niet gebleken is dat sprake is van huiselijk geweld bij de vader thuis of dat hij opvoedkundig niet in staat is om voor [voornaam minderjarige01] te zorgen. De moeder heeft op de zitting gezegd dat zij de situatie bij de vader niet onveilig vindt, maar dat zij zorgen heeft over zijn opvoedvaardigheden meer specifiek de manier waarop de vader [voornaam minderjarige01] volgens haar bestraft.
De rechtbank ziet dat de moeder een liefhebbende ouder is die opvoedkwaliteiten heeft en de rechtbank begrijpt het belang van de moeder om met [voornaam minderjarige01] naar Engeland te verhuizen, maar is van oordeel dat het in het belang van [voornaam minderjarige01] is dat hij bij de vader blijft wonen en naar zijn huidige school blijft gaan.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat de moeder onvoldoende heeft onderbouwd dat een wijziging van de hoofdverblijfplaats en daarmee een verhuizing naar Engeland in het belang van [voornaam minderjarige01] zijn. Het belang van [voornaam minderjarige01] bij behoud van zijn huidige verblijfplaats bij de vader en zijn huidige school in Nederland weegt zwaarder dan het belang van de moeder om met [voornaam minderjarige01] naar Engeland te verhuizen. Het is daarom niet nodig om de zorgregeling tussen de moeder en [voornaam minderjarige01] uit de beschikking van [datum] 2021 te wijzigen en een zorgregeling tussen de vader en [voornaam minderjarige01] vast te stellen. Gelet hierop zal de rechtbank de verzoeken van de moeder afwijzen.

Beslissing

De rechtbank:
wijst af de verzoeken van de moeder.
Deze beschikking is gegeven door mrs. L. Koper, E.D.A. Geleijns, T.M. Coppes, kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. N.C. Gantenbein als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 juni 2023.