Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.[gedaagde 1], volgens de Basisregistratie Personen te [plaats 1],
[gedaagde 2]te [plaats 2], republiek Polen,
MARERA B.V.te Pijnacker,
DARGOLEZA SP. Z O.Ote Pomorskie,
1.De procedure
- de dagvaarding van 4 juli 2022;
- de akte overlegging producties van [eiser], met producties 1 tot en met 19;
- de incidentele conclusie houdende exceptie van onbevoegdheid van [gedaagden 1,3 en 4];
- de incidentele conclusie houdende exceptie van onbevoegdheid van [gedaagde 2];
- de conclusie van antwoord in de incidenten.
2.De beoordeling in het incident
bis-Verordening). De zaak valt ook onder het materiële toepassingsbereik (zoals afgebakend in artikel 1) en het temporele toepassingsbereik (zoals afgebakend in artikel 66) van de Brussel I
bis-Verordening. De rechtbank moet daarom aan de hand van de Brussel I
bis-Verordening beoordelen of zij internationaal bevoegd is.
bis-Verordening (gerecht land woonplaats gedaagde).
bis-Verordening moet de rechtbank naar intern Nederlands recht vaststellen of [gedaagde 1] woonplaats heeft in Nederland. In artikel 1:10 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is bepaald dat de woonplaats van een natuurlijk persoon zich bevindt te zijner woonstede, en bij gebreke van een woonstede ter plaatse van zijn werkelijk verblijf. Partijen zijn het eens dat in de Basisregistratie Personen weliswaar is opgenomen dat [gedaagde 1] in [plaats 1], Nederland woont, maar dat hij feitelijk (sinds vele jaren) in Polen verblijft. De rechtbank is daarom van oordeel dat [gedaagde 1] géén woonplaats op het grondgebied van Nederland heeft in de zin van (artikel 62 lid 1 van) de Brussel I
bis-Verordening. [gedaagde 1] heeft woonplaats in Polen. [gedaagde 2] heeft eveneens woonplaats in Polen en Dargoleza is in Polen gevestigd.
bis-Verordening. Volgens [eiser] betreft de zaak steeds verbintenissen uit geldleningsovereenkomsten en is de rechtbank het gerecht van de plaats waar de verbintenissen die aan de eisen ten grondslag liggen, moeten worden uitgevoerd.
bis-Verordening. Zij betogen daartoe dat de geldleningsovereenkomsten die in deze procedure aan de orde zijn, het nauwst met Polen zijn verbonden, hetgeen volgens hen meebrengt dat Pools recht van toepassing is en de Poolse rechter internationaal bevoegd is. [gedaagde 2] betoogt verder dat [eiser] niet heeft bewezen dat de geldleningsovereenkomsten daadwerkelijk/rechtsgeldig met haar in privé zijn gesloten.
bis-Verordening bepaalt dat een persoon ten aanzien van verbintenissen uit overeenkomst, kan worden opgeroepen voor het gerecht van de plaats waar de verbintenis die aan de eis ten grondslag ligt, is uitgevoerd of moet worden uitgevoerd. Artikel 7 lid 1 onder b, tweede streepje, Brussel I
bis-Verordening bepaalt dat, voor de toepassing van onder a de plaats van uitvoering van de verbintenis die aan de eis ten grondslag ligt, voor de verstrekking van diensten de plaats in een lidstaat is waar de diensten volgens de overeenkomst verstrekt werden of verstrekt hadden moeten worden. Dit is alleen anders indien partijen iets anders zijn overeengekomen.
bis-Verordening. Het Hof van Justitie heeft verder geoordeeld dat de kenmerkende verbintenis in het kader van zo een kredietovereenkomst, de kredietverstrekking zelf is. Dit betekent dat de vestigingsplaats van de kredietinstelling kan worden beschouwd als de plaats waar de diensten werden verstrekt, in de zin van artikel 7, lid 1, onder b, tweede streepje, Brussel I
bis-Verordening (HvJ EU 15 juni 2017, ECLI:EU:C:2017:472 (Kareda).
bis-Verordening. Bij zodanige geldleningsovereenkomsten is immers evengoed sprake van een partij die tegen een vergoeding (rente) een bepaalde activiteit (geldverstrekking) verricht. Voor de afbakening van het begrip ‘overeenkomst voor het verstrekken van diensten’ wordt verwezen naar HvU EU 23 april 2009, ECLI:EU:C:2009:257 (Falco/Weller-Lindhorst), HvJ EU 19 december 2013, ECLI:EU:C:2013:860 (Corman-Collins / La Maison du Whisky) en HvJ EU 8 maart 2018, ECLI:EU:C:2018:173 (Seay Home & Garden NV).
bis-Verordening.
bis-Verordening. Zij zijn (kennelijk) ervan uitgegaan dat artikel 7 lid 1 onder a Brussel I
bis-Verordening van toepassing is. Partijen hebben in dat verband uiteenlopende standpunten ingenomen over de materiële toepasselijkheid van Nederlands dan wel Pools recht. De rechtbank overweegt dat, voor zover juist mocht zijn dat in deze zaak artikel 7 lid 1 onder a Brussel I
bis-Verordening van toepassing is, dat geen verschil maakt voor de uitkomst in de bevoegdheidsincidenten. Anders dan [gedaagden 1,3 en 4] en [gedaagde 2] lijken te menen, is voor de bevoegdheid niet beslissend welk recht materieel van toepassing is, maar welke plaats van uitvoering van de litigieuze verbintenis door het materieel toepasselijke recht wordt aangewezen. Naar zowel Nederlands als Pools recht moet de verbintenis tot terugbetaling van een geldsom worden uitgevoerd aan de woonplaats van de schuldeiser (zie artikel 6:116 BW en artikel 454, lid 1, tweede volzin van het Poolse Burgerlijk Wetboek). Ook dan is de woonplaats van [eiser] de plaats van uitvoering van de verbintenissen in de zin van artikel 7 lid 1 Brussel I
bis-Verordening,
bis-Verordening heeft in zijn algemeenheid ook te gelden voor zover de totstandkoming van de overeenkomst wordt betwist (vergelijk HvJ EU 4 maart 1982, ECLI:EU:C:1982:79 (Effer/Kantner). Deze bevoegdheidsregel geldt ten slotte ook voor zover de zaak nauwer verbonden mocht zijn met de rechtssfeer van een ander land dan van de aangezochte rechter.
bis-Verordening bevoegd om kennis te nemen van de vorderingen tegen [gedaagde 1], [gedaagde 2] en Dargoleza. De incidentele vorderingen zullen dus worden afgewezen.
3.De beslissing
9 augustus 2023voor conclusie van antwoord.