ECLI:NL:RBDHA:2023:9353

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 juni 2023
Publicatiedatum
29 juni 2023
Zaaknummer
NL22.26402
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot voorlopig verblijf en belangen van het kind in vreemdelingenrechtelijke procedures

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 juni 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een Eritrese, en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv), die door verweerder was afgewezen. De rechtbank oordeelde dat verweerder onvoldoende rekening had gehouden met de belangen van eiseres als minderjarig kind en dat de eisen die aan de bewijsmiddelen werden gesteld onevenredig waren, gezien de problemen die gepaard gaan met het verkrijgen van deze bewijsmiddelen. De rechtbank stelde vast dat de vader van eiseres niet in staat was om naar Addis Abeba te reizen voor DNA-onderzoek, wat verweerder niet voldoende had onderbouwd. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg verweerder op om binnen vier weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de belangen van eiseres beter in acht moeten worden genomen. Tevens werd verweerder veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht en de proceskosten van eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.26402
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. G.J. Dijkman),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. S.H.F. Pols).

Procesverloop

In het besluit van 8 januari 2021 (primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres afgewezen. Tegen dit besluit heeft eiseres op 4 februari 2021 bezwaar gemaakt.
In het besluit van 25 november 2022 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 9 mei 2023 op zitting behandeld. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Namens eiseres is tevens verschenen [referent] , referent. Als tolk is verschenen S.B. Aniania. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres stelt van Eritrese nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 2006.
Inleiding
2. Referent heeft sinds 16 april 2019 een verblijfsvergunning in Nederland. Hij heeft op 10 juli 2019 gevraagd om een machtiging tot voorlopig verblijf voor zijn vader, moeder, zijn twee zusjes en zijn twee halfzusjes. Verweerder heeft voor ieder gezinslid een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) afgegeven, behalve voor [eiseres] , de zus van
referent en tevens eiseres, en haar vader. Deze zaak gaat over het afwijzen van de mvv van eiseres. Verweerder heeft de mvv-aanvraag afgewezen omdat de familierechtelijke relatie met haar vader niet is vastgesteld. Omdat de integrale beoordeling in het voordeel van eiseres uitvalt, heeft verweerder een nader onderzoek aangeboden. Er is een DNA- onderzoek opgestart in Addis Abeba. Dit onderzoek heeft niet plaatsgevonden, omdat de vader van eiseres niet wilde uitreizen, gelet op de risico’s die daarmee gepaard gaan. Hij stelt niet te kunnen uitreizen, maar verweerder stelt dat dit speculatief is en onderbouwd moet worden. De vader van eiseres heeft niet geprobeerd om een legale uitreis aan te vragen en ook is niet onderbouwd dat hij hiertoe een poging heeft gedaan. Verweerder gaat er daarom vanuit dat de gestelde vader van eiseres kan meewerken aan het DNA-onderzoek.
Omdat het onderzoek niet heeft plaatsgevonden, is de gestelde familierechtelijke relatie tussen eiseres en haar vader niet vast komen te staan. Verder heeft verweerder aan eiseres tegengeworpen dat er geen getekende toestemmingsverklaring van de vader bij de aanvraag is overgelegd.
Standpunt eiseres
3. Eiseres voert aan dat verweerder ten onrechte volhoudt dat haar vader zijn DNA moet afstaan voor onderzoek. Het is voor haar vader niet mogelijk om uit te reizen naar Addis Abeba om zijn DNA af te staan. Volgens het Algemeen Ambtsbericht over Eritrea is het vrijwel onmogelijk om het land te verlaten.1 Het kan niet van hem worden verwacht dat hij zich blootstelt aan een risico als bedoeld in artikel 4 van het Handvest.2 Daarnaast voert eiseres aan dat verweerder bij het bestreden besluit onvoldoende rekening heeft gehouden met de belangen van eiseres als kind. Hierbij verwijst eiseres naar het arrest E.3 van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJEU) en de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 9 september 2020.4 Uit deze uitspraken volgt dat verweerder rekening moet houden met de belangen van het kind en ervoor moet zorgen dat de eisen die hij stelt aan bewijsmiddelen, verklaringen en uitleg, evenredig zijn aan de aard en het niveau van de problemen waarmee eiseres wordt geconfronteerd. Eiseres voert aan dat verweerder verder onderzoek had kunnen doen naar de familierechtelijke relatie met haar vader, zo had verweerder bijvoorbeeld een hoorzitting
met eiseres kunnen houden.
Oordeel van de rechtbank
4. De rechtbank stelt vast dat verweerder bewijsnood heeft aangenomen voor de identiteit van eiseres en de familierechtelijke relatie tussen eiseres en haar vader. Daarom is, mede in het belang van het minderjarige kind, een DNA-onderzoek aangeboden om de familierechtelijke relatie tussen eiseres en haar vader vast te stellen. Op zitting is gebleken dat er een toestemmingsverklaring is en dat deze is ondertekend, gelet op de leesbare kopie die op zitting is getoond. Verder is een kopie van de identiteitskaart van de vader van eiseres getoond. Hierdoor is niet langer in geschil dat er een getekende toestemmingsverklaring ligt van iemand die zegt de biologische vader van eiseres te zijn.
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder in het bestreden besluit onvoldoende rekening heeft gehouden met het feit dat uit het Algemeen Ambtsbericht over Eritrea blijkt dat het zeer ingewikkeld is om het land uit te reizen. Uit dit Algemeen Ambtsbericht volgt
1. Zie pagina 19 van het Algemeen Ambtsbericht over Eritrea.
2 Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
3 Arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 13 maart 2019, ECLI:EU:C:2019:192.
dat het vrijwel onmogelijk is om illegaal uit te reizen.5 Verder is het voor dienstplichtigen niet onmogelijk om legaal uit te reizen, maar daarvoor is toestemming van de leidinggevende/commandant nodig, iets wat in de praktijk zelden voorkomt.6 Verder volgt uit het Algemeen Ambtsbericht dat iemand bij terugkeer naar Eritrea het risico loopt op mishandeling, marteling en gedwongen verdwijning.7 Dit zorgt voor een bijzonder hoge drempel uit te reizen om de familierechtelijke relatie tussen eiseres en haar gestelde vader via DNA-onderzoek in Addis Abeba aannemelijk te maken. Gelet hierop vindt de rechtbank niet onvoorstelbaar is dat de vader van eiseres niet probeert uit te reizen. Verweerder heeft dat naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende bij het bestreden besluit betrokken.
6. De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd dat geen DNA-onderzoek kan plaatsvinden met hulp van vertegenwoordigingen van andere lidstaten van de Europese Unie in Eritrea. Verweerder kan ook zelfstandig onderzoek doen als het DNA-materiaal van de vader van eiseres wordt afgenomen op een ambassade van een andere EU-lidstaat in Asmara en dat materiaal door die EU-lidstaat aan verweerder wordt toegezonden. Gesteld noch gebleken is dat een op die wijze te verrichten onderzoek niet zou voldoen aan de daaraan te stellen eisen van objectiviteit en zorgvuldigheid. De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder eiseres had kunnen horen over de familierechtelijke relatie met haar vader, net zoals haar zus Bsrat is gehoord.8 Niet is gebleken dat dit niet mogelijk is.
7. De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder in het bestreden besluit onvoldoende rekenschap heeft gegeven van het wegen van de belangen van eiseres als minderjarig kind. Eiseres wijst in dit kader terecht op het arrest E., waarin het volgende is overwogen:
Wel volgt daarnaast uit het arrest dat de staatssecretaris rekening moet houden met de belangen van betrokken kinderen en ervoor moet zorgen dat de eisen die hij stelt aan bewijsmiddelen, verklaringen en uitleg, evenredig zijn aan de aard en het niveau van de problemen waarmee de betrokkenen worden geconfronteerd. (…)
8. Hierbij is van belang dat het DNA-onderzoek niet heeft plaatsgevonden en het feit dat eiseres als enige kind van het gezin geen toestemming heeft om zich bij haar gezin in Nederland te voegen. Daarbij komt dat de rechtbank het risico op kinderontvoering laag inschat, mede gelet op de leeftijd van eiseres. Dat aspect is overigens ook minder belangrijk geworden omdat op zitting is komen vast te staan dat er wel degelijk een getekende toestemmingsverklaring van de vader in het dossier aanwezig is. Ook zijn de verklaringen van Bsrat van belang, waarin ze heeft verteld dat haar vader nooit heeft samengewoond met het gezin. Ook toen Bsrat twee en een half jaar bij haar stiefmoeder heeft gewoond met haar broer en eiseres, was hun vader nauwelijks thuis vanwege zijn dienstplicht. De beroepsgrond slaagt.
9. De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat de eisen die verweerder stelt aan de bewijsmiddelen voor de familierechtelijke relatie niet evenredig zijn aan de aard en het niveau van de problemen waarmee de vader van eiseres mee wordt geconfronteerd bij
5 Zie pagina 19 van het Algemeen Ambtsbericht over Eritrea.
6 Zie pagina 19 van het Algemeen Ambtsbericht over Eritrea.
7 Zie pagina 54 van het Algemeen Ambtsbericht over Eritrea.
8 Zie de uitspraak van de Afdeling, van 26 januari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:245, r.o. 2.3.
uitreis naar Addis Abeba voor het DNA-onderzoek. Gelet hierop is het bestreden besluit op dit punt naar het oordeel van de rechtbank in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel, als bedoeld in artikel 3:2 van de Awb, tot stand gekomen en berust het op een ontoereikende motovering. Verweerder heeft het bestreden besluit ook onvoldoende gemotiveerd, omdat niet blijkt dat het hogere belang van eiseres om binnen de familiekring op te groeien en niet als enige familielid achter te blijven in Eritrea, is meegewogen. Dit brengt met zich dat het bestreden besluit niet op een deugdelijke motivering berust, wat een schending van artikel 7:12 van de Awb oplevert.
10. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien. Ook past de rechtbank niet een bestuurlijke lus toe, omdat dat volgens de rechtbank geen doelmatige en efficiënte manier is om de zaak af te doen. Verweerder zal in het nieuwe besluit in het kader van de samenwerkingsverplichting met eiseres moeten meedenken hoe er alsnog DNA-bewijs kan worden geleverd, dan wel of het mogelijk is om eiseres alsnog te horen. Verder zal verweerder de belangen van eiser beter bij het besluit moeten betrekken. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van vier weken.
11. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoeden.
12. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiseres een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 2 punten op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting met een waarde per punt van € 837,-), bij een wegingsfactor 1. Toegekend wordt € 1.674,-.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op binnen vier weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag met inachtneming van deze uitspraak;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 184,- aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.674,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, rechter, in aanwezigheid van mr. M.M. van Luijk-Salomons, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
21 juni 2023

Documentcode: [documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.