ECLI:NL:RBDHA:2023:9351

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 juni 2023
Publicatiedatum
29 juni 2023
Zaaknummer
SGR 20/8239
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van dubbele kinderbijslag voor een kind met Autisme Spectrum Stoornis na afwijzing door de Sociale Verzekeringsbank

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 3 juli 2023, met zaaknummer SGR 20/8239, is het beroep van eiseres gegrond verklaard. Eiseres had een aanvraag ingediend voor dubbele kinderbijslag voor haar zoon, die bekend is met een Autisme Spectrum Stoornis (ASS). De aanvraag was aanvankelijk afgewezen door de Sociale Verzekeringsbank (Svb) op basis van een medisch advies van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ), dat stelde dat de zoon van eiseres niet voldeed aan de voorwaarden voor dubbele kinderbijslag. Eiseres voerde aan dat haar zoon wel degelijk recht had op deze bijslag, gezien zijn zorgbehoefte en eerdere toekenningen van dubbele kinderbijslag.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de Svb onvoldoende gemotiveerd heeft waarom geen score is toegekend voor het item zindelijkheid, wat cruciaal was voor de beoordeling van de zorgbehoefte. De rechtbank oordeelde dat er voldoende objectieve medische informatie aanwezig was die de conclusie ondersteunt dat de zoon van eiseres zowel overdag als 's nachts incontinent was. De rechtbank heeft de afwijzing van de aanvraag door de Svb vernietigd en zelf in de zaak voorzien door eiseres het recht op dubbele kinderbijslag voor het derde kwartaal van 2020 toe te kennen.

Daarnaast heeft de rechtbank de Svb veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten en het griffierecht aan eiseres. Tevens is de Staat veroordeeld tot schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De rechtbank heeft vastgesteld dat de behandeling van het bezwaar en beroep langer heeft geduurd dan de redelijke termijn, wat heeft geleid tot immateriële schade voor eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/8239

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 juli 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr.drs. B.A.J. van Bokhoven),
en

de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank, de Svb

(gemachtigde: J.Y. van den Berg)
en
de Staat der Nederlanden, (
minister van justitie en veiligheid), hierna: de Staat.

Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het besluit van 25 september 2020 (het primaire besluit) waarbij haar aanvraag om dubbele kinderbijslag op grond van de AKW [1] vanaf het derde kwartaal van 2020 is afgewezen.
1.2.
Met het bestreden besluit van 17 november 2020 op het bezwaar van eiseres is de Svb bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.3.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld en aanvullend nog (medische) stukken overgelegd.
1.4.
De Svb heeft naar aanleiding van het beroep en de door eiseres overgelegde stukken aanvullende adviezen van het CIZ [2] van 4 oktober 2021 en 24 mei 2022 overgelegd
1.5.
De rechtbank heeft het beroep op 6 oktober 2022 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. De Svb is zonder kennisgeving niet verschenen.
1.6.
De rechtbank heeft het onderzoek op 21 november 2022 heropend en eiseres in de gelegenheid gesteld om te reageren op het door de Svb bij brief van 20 oktober 2022 overgelegde CIZ rapport van 1 oktober 2021. Bij brief van 13 december 2022 heeft eiseres gereageerd.
1.7.
Bij brief van 18 januari 2023 heeft de rechtbank partijen meegedeeld dat zij van oordeel is dat het niet nodig is om opnieuw een zitting te houden. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld om binnen vier weken te laten weten of zij op een zitting gehoord willen worden. Partijen hebben vervolgens schriftelijk gereageerd en ingestemd met het achterwege laten van een nadere zitting.
1.8.
Bij brief van 8 februari 2023 heeft de Svb aangegeven dat hij naar aanleiding van het proces-verbaal van de zitting van 6 oktober 2022 de nadere stukken naar het CIZ heeft gestuurd voor een reactie. De Svb heeft de rechtbank daarom verzocht om het onderzoek zes weken aan te houden. Bij brief van 9 februari 2023 heeft de rechtbank ingestemd met het verzoek van de Svb.
1.9.
Bij brief van 15 februari 2023 heeft de Svb een advies van het CIZ van 14 februari 2023 overgelegd. Eiseres heeft vervolgens aangegeven toch gehoord te willen worden op een nadere zitting.
1.10.
De rechtbank heeft het beroep vervolgens op 22 mei 2022 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Wat aan de procedure vooraf ging

2.1.
Eiseres heeft op 22 juli 2020 bij de Svb een aanvraag ingediend voor dubbele kinderbijslag voor haar zoon [naam] , geboren op [geboortedag] 2010 en bekend met een Autisme Spectrum Stoornis (ASS).
2.2.
De Svb heeft bij het bestreden besluit de afwijzing gehandhaafd en hieraan het medisch advies van CIZ en het Beoordelingskader Buk (Beoordelingskader) ten grondslag gelegd. [naam] heeft geen intensieve zorg als bedoeld in artikel 7a van de AKW nodig en daarom wordt niet voldaan aan de voorwaarden voor dubbele kinderbijslag. Na een heroverweging is zijn zorgscore op de peildatum 1 juli 2020 (de eerste dag van het derde kwartaal van 2020) vastgesteld op twee punten voor de items lichaamshygiëne en alleen thuis zijn, terwijl voor hem op die datum gezien zijn leeftijd (tien jaar) een minimale zorgscore van drie punten is vereist.
2.3.
Eiseres heeft op 23 december 2020 een nieuwe aanvraag ingediend bij de Svb. De Svb heeft dit in eerste instantie afgewezen bij het besluit van 14 april 2021. Na heroverweging heeft de Svb bij besluit van 5 oktober 2021 eiseres alsnog dubbele kinderbijslag toegekend vanaf het vierde kwartaal 2020. De Svb heeft hieraan ten grondslag gelegd het CIZ-advies van 1 oktober 2021. De zorgscore van [naam] is op de peildatum 1 oktober 2020 (de eerste dag van het vierde kwartaal 2020) door het CIZ vastgesteld op 4 punten. Het CIZ heeft punten toegekend voor de items lichaamshygiëne, zindelijkheid, alleen thuis zijn en bezighouden, handreikingen.
Het standpunt van eiseres
3. Eiseres stelt, gelet op de toekenning voor het vierde kwartaal van 2020, dat zij ook in het derde kwartaal van 2020 recht heeft op dubbele kinderbijslag voor [naam] . Eiseres voert verder aan dat het CIZ ten onrechte geen punt heeft toegekend voor de onderdelen zindelijkheid, eten en drinken, gedrag, begeleiding buitenshuis en bezighouden/handreikingen. Eiseres benadrukt met betrekking tot het item zindelijkheid dat bij [naam] onveranderd sprake is geweest van incontinentie zowel overdag als ’s nachts. In 2016 is door de GGZ reeds melding gemaakt van de diagnose enuresis nocturna (bedplassen). In 2018 heeft het CIZ ook een punt toegekend op het item zindelijkheid en is dubbele kinderbijslag toegekend. Net als vanaf het vierde kwartaal 2020. Ter onderbouwing heeft eiseres onder andere gewezen op de door haar ingebrachte verklaringen van de huisarts van 28 december 2021 en 20 september 2022.

De beoordeling van de rechtbank

4. Het beoordelingskader is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
5. De rechtbank stelt vast dat, gelet op de toekenning van dubbele kinderbijslag vanaf het vierde kwartaal 2020, alleen de afwijzing van de dubbele kinderbijslag voor het derde kwartaal 2020 nog in geschil is.
Zindelijkheid
6. Gelet op de stukken en hetgeen naar voren is gebracht tijdens de zittingen zijn partijen het meest verdeeld over de vraag of de Svb terecht geen score heeft toegekend op het item zindelijkheid. De rechtbank bespreekt daarom eerst dit item.
6.1.
Volgens het Beoordelingskader kan er gescoord worden op het item zindelijkheid als een kind overdag en ’s nachts niet zindelijk is. Of als het kind heeft veel hulp nodig bij de toiletgang. Daar is sprake van als er iemand continu aanwezig moet zijn en/of hulp moet bieden bij een deel van de handelingen. In de volgende situaties wordt geen score toegekend:
  • is overdag zindelijk, maar ’s nachts niet;
  • slaapt (al dan niet door) zonder vervanging nachtluier;
  • is in principe zindelijk, maar er treden regelmatig ongelukjes op (tenminste 1x per week);
  • is zindelijk, maar heeft hulp nodig bij hygiëne na defecatie;
  • er is hulp en/of controle nodig met betrekking tot hygiëne tijdens menstruatie
  • is zindelijk, maar er is wel stimulering en controle nodig in de zin van herinneren aan op bepaalde tijdstippen, eventueel sporadisch een ongelukje;
  • is zindelijk en kan toiletgang geheel zelfstandig doen.
6.2.
In het CIZ-advies van 4 oktober 2021 heeft de juridisch medewerker werkzaam bij het CIZ, met verwijzing naar passages uit de adviezen van de medisch adviseur van het CIZ van 24 augustus 2021 en 24 september 2021, toegelicht waarom geen score is toegekend voor het item zindelijkheid. Zindelijkheid betekent dat iemand onder controle kan houden, wanneer hij/zij naar de wc moet. Op basis van de beschikbare gegevens is niet te objectiveren dat [naam] zowel overdag als in de nacht niet zindelijk is tijdens de aanvraag (juli 2020) als het bezwaar. De nachtelijke incontinentie voor urine wordt door begeleider N. Toufik van AEN Zorg weliswaar genoemd maar dit speelt volgens hem pas in de laatste weken voor het stoppen van de hulpverlening, voor de zomervakantie 2021. De huisarts en kinderarts geven deze problematiek niet aan. Verder is niet gebleken dat er continu iemand aanwezig moet zijn en/of hulp moet bieden bij een deel van de handelingen. [naam] heeft hulp nodig bij het afvegen en verschonen na een ongelukje met ontlasting, maar uit het Beoordelingskader volgt dat er niet tot een score gekomen wordt als een kind hulp nodig heeft bij hygiëne na toiletgang. Volgens het CIZ is er daarom terecht geen score toegekend op het item zindelijkheid.
6.3.
In het CIZ-advies van 24 mei 2022 is het standpunt niet gewijzigd. In de door eiseres overgelegde informatie van de huisarts van 28 december 2021 staat dat [naam] vanaf 3-jarige leeftijd overdag zindelijk is. ’s Nachts is [naam] nooit zindelijk geweest. Volgens het Beoordelingskader kan een score toegekend worden als een kind overdag en ’s nachts niet zindelijk is. De informatie van de huisarts onderbouwt volgens het CIZ dat hier geen sprake van is.
6.4.
Eiseres heeft vervolgens op 23 september 2022 aanvullende stukken overgelegd, waaronder een verwijsbrief van de huisarts, gedateerd 20 september 2022. In de verwijsbrief schrijft de huisarts: “(..)
[naam] is bekend met het Autistisch spectrum, waar hij vandaag de dag nog veel spanning van heeft. Regelmatig is er sprake van natte broeken, zowel overdag als ’s nachts. Tevens poepbroeken overdag. Door ouders is van alles geprobeerd, eerder ook analyses/behandelingen van de kinderarts en GGZ gehad, helaas zonder gewenst resultaat. [naam] is dit jaar begonnen met het speciaal voortgezet onderwijs omdat het regulier onderwijs hem niet de juiste aanpassing gaf en hiermee ook veel stress/spanning bezorgde. (…)’.Als bijlage is meegestuurd een brief van GGZ Delfland van 22 december 2016 met informatie over de beëindiging van de behandeling.
6.5.
Op 15 februari 2023 heeft het CIZ gereageerd op de aanvullende reacties en stukken van eiseres. Het CIZ vermeldt dat de medisch adviseur van het CIZ (de heer Roukema) ten aanzien van de zindelijkheid op 14 februari 2023 het volgende heeft gesteld:
“T.a.v. de zindelijkheid kan uit brief kinderarts 5-8-2021 worden opgemaakt dat [naam] tot 9-jarige leeftijd in bed heeft geplast, dus vanaf medio 2019 (uiterlijk half mei 2020), dus voor de primaire aanvraag) ’s nachts zindelijk was. Vanuit de huisartsenpraktijk werd op 3-8-2021 ook niet gerept over in bed plassen in de nacht, hoewel gericht naar gevraagd. Dan is het logisch om uit de informatie van dhr. Toufik van 21-9-2021 op te maken dat er sprake is van een verslechtering (weer gaan bedplassen ’s nachts), enkele weken voor de zomervakantie van 2021. Ik kan dhr. Bokhoven volgen dat o.b.v. het schrijven van de huisarts van 28-12-2021 i.c.m. met het in de broek poepen overdag sinds juni 2018 (zie eerdere medische advisering) er dan tijdens de primaire aanvraag en het daarop volgende bezwaar sprake moet zijn geweest van incontinentie, zowel overdag als ’s nachts. Echter, ik kan niet verklaren waarom de huisarts pas in 2e instantie met deze verklaring komt over de nachtelijke incontinentie, terwijl er op 20-7-2021 wel al door mij gericht naar werd gevraagd. En ook niet hoe dit zich verhoudt tot de informatie van de kinderarts van 5-8-2021, waaruit kan worden opgemaakt dat [naam] tot 9-jarige leeftijd in bed heeft geplast en daarna dus geen sprake meer was -ten minste voor een periode- van nachtelijke incontinentie voor urine. Een machtiging om dit middels het opvragen van medische informatie bij de huisarts op te helderen, werd niet verkregen tot op 14-2-2023”.Het CIZ geeft verder aan dat op 20 januari 2023 een machtiging voor het opvragen van medische gegevens is opgevraagd bij eiseres. Op 7 februari 2023 is dit verzoek ook aan de gemachtigde van eiseres verstuurd. Er is geen machtiging voor het opvragen van medische informatie retour ontvangen binnen de gestelde termijn. Het CIZ blijft bij het standpunt dat er terecht geen score is toegekend op het item zindelijkheid.
6.6.
Gelet op de reactie van de medisch adviseur van het CIZ van 14 februari 2023, de verklaring van de huisarts van 28 december 2021 en de verwijsbrief van de huisarts van 20 september 2022 ziet de rechtbank voldoende aanknopingspunten om te twijfelen aan de juistheid van het medisch advies ten aanzien van het item zindelijkheid. De medisch adviseur geeft immers aan dat hij de gemachtigde van eiseres kan volgen dat er tijdens de primaire aanvraag en het daarop volgende bezwaar sprake moet zijn geweest van incontinentie, zowel overdag als ’s nachts. Dat de medisch adviseur niet kan verklaren waarom de huisarts pas in tweede instantie met de nachtelijke incontinentie aankomt en dit opgehelderd wil krijgen via de huisarts, betekent niet dat die opheldering ook noodzakelijk is om te objectiveren dat [naam] niet zindelijk is in het derde kwartaal 2020. Dat eiseres om haar moverende redenen niet nogmaals een machtiging heeft verleend tot het opvragen van medische informatie bij de huisarts, kan in dit geval niet ten nadele komen voor eiseres. Er is immers al twee objectieve medische stukken van de huisarts aanwezig. In combinatie met de overige (medische) stukken kan de rechtbank de conclusie van het CIZ niet volgen dat er geen score kan worden toegekend op de item zindelijkheid. Daarbij komt dat de twijfel is versterkt doordat de Svb vanaf het vierde kwartaal 2020 wel dubbele kinderbijslag heeft toegekend. Hoewel dit naar aanleiding is van een nieuwe aanvraag en telkens opnieuw dient te worden beoordeeld aan de hand van de dan aan de orde zijnde medische situatie, is niet goed te volgen waarom enkel voor het derde kwartaal 2020 geen score is toegekend voor zindelijkheid terwijl in de toekenningen voor dubbele kinderbijslag daarvoor en daarna wel uitgegaan wordt van incontinentie bij [naam] . De Svb heeft niet gesteld dat bij eerdere beoordelingen en ook die van het vierde kwartaal 2020 ten onrechte een punt is toegekend voor zindelijkheid en de rechtbank ziet ook geen aanknopingspunten daarvoor. Op basis van de aanwezige objectieve informatie kan niet afgeleid worden dat sprake is van een plotselinge verbetering in de medische situatie ten aanzien van de zindelijkheid enkel in het derde kwartaal van 2020.
6.7.
Uit het voorgaande volgt dat gelet op de voorhanden zijnde gegevens onvoldoende is gemotiveerd waarom geen punt is toegekend voor het item zindelijkheid.

Conclusie

7. Wat hiervoor is overwogen onder 6. tot en met 6.7. leidt tot de conclusie dat in totaal drie punten moeten worden toegekend en dat eiseres het derde kwartaal van 2020 recht heeft op dubbele kinderbijslag voor [naam] . Gelet hierop kunnen de beroepsgronden over het niet toekennen van een punt voor de overige items onbesproken blijven. Ten overvloede merkt de rechtbank op dat eiseres tijdens de zitting van 22 mei 2023 heeft aangegeven dat het CIZ thans een positief advies heeft afgegeven geldig tot de 18e verjaardag van [naam] .
8. Het beroep is gegrond. De rechtbank zal het bestreden besluit wegens strijd met het motiveringsbeginsel vernietigen. Gelet op de objectief medische stukken [3] van de huisarts die verklaren over de niet zindelijkheid van [naam] in samenhang met de stelling van de medisch adviseur dat hij de gemachtigde van eiseres kan volgen dat er tijdens de primaire aanvraag en het daarop volgende bezwaar sprake moet zijn geweest van incontinentie, zowel overdag als ’s nachts en bij het ontbreken van objectieve medische informatie die wijzen op het tegendeel, ziet de rechtbank niet hoe een eventuele nieuwe beoordeling op dit item door de het CIZ/Svb tot een andere score zou kunnen leiden op het item zindelijkheid. De rechtbank stelt de Svb daarom niet in de gelegenheid het gebrek te herstellen maar voor ziet zelf in de zaak door het primaire besluit te herroepen en aan eiseres dubbele kinderbijslag toe te kennen voor het derde kwartaal van 2020.
9. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet de Svb aan eiseres het door haar betaalde griffierecht van € 48,- vergoeden.
10. Tevens ziet de rechtbank aanleiding de Svb te veroordelen tot vergoeding van de
door eiseres gemaakte proceskosten. In bezwaar heeft eiser geen proceskosten gemaakt die vergoed kunnen worden. De vergoeding van de kosten in beroep wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op in totaal € 2.511,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen op de zitting van 6 oktober 2022, 1 punt voor het verschijnen op de zitting van 22 mei 2023, met een waarde per punt van € 837,- en wegingsfactor 1).
Schadevergoeding
11. Eiseres heeft verzocht om schadevergoeding in verband met overschrijding van de redelijke termijn, als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
11.1
Naar vaste rechtspraak is uitgangspunt dat de behandeling door de rechtbank niet binnen een redelijke termijn is geweest, als de uitspraak niet binnen twee jaar na de ontvangst van het bezwaarschrift is gedaan. Als de redelijke termijn is overschreden wordt verondersteld dat de belanghebbende immateriële schade heeft geleden in de vorm van spanning en frustratie. Uitgangspunt voor de hoogte van de schadevergoeding is een tarief van € 500, - per half jaar waarmee de termijn is overschreden, naar boven afgerond.
11.2
De Svb heeft het bezwaar van eiseres op 12 oktober 2020 ontvangen. Dat betekent dat de bezwaar- en beroepsprocedure tot met deze uitspraak in totaal twee jaar en negen maanden (naar boven afgerond) heeft geduurd. De rechtbank ziet geen reden om deze lange behandelduur gerechtvaardigd te achten. De redelijke termijn is dus met negen maanden overschreden. De rechtbank ziet geen reden om af te wijken van het uitgangspunt dat eiseres immateriële schade heeft geleden. Dit betekent dat eiseres recht heeft op een schadevergoeding van € 1.000,-.
11.3
Bij de toekenning van de schadevergoeding moet de rechtbank beoordelen in hoeverre de overschrijding van de redelijke termijn is toe te rekenen aan de Svb respectievelijk aan de rechtbank. De regel die daarbij geldt is dat de bezwaarfase onredelijk lang heeft geduurd voor zover de duur daarvan een half jaar overschrijdt, en de beroepsfase voor zover die meer dan anderhalf jaar in beslag neemt.
11.4
De behandeling van het bezwaar heeft vanaf de ontvangst van het bezwaarschrift tot het bestreden besluit (17 november 2020) naar boven afgerond twee maanden geduurd. De beroepsfase heeft vanaf de datum van de ontvangst van het beroepschrift op 28 december 2020 tot deze uitspraak naar boven afgerond twee jaar en zeven maanden geduurd en daarmee dertien maanden te lang. De schadevergoeding moet daarom ten laste van de Staat worden uitgesproken. De Staat zal daarom worden veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van € 1.000,-.
11.5.
Aanleiding bestaat om de Staat te veroordelen in de proceskosten die verband houden met het verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. Deze kosten worden in totaal begroot op € 418,50 (1 punt voor het verzoek met een wegingsfactor 0,5 en met een waarde per punt van € 837,-) voor verleende rechtsbijstand.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • herroept het primaire besluit en bepaalt dat eiseres het derde kwartaal van 2020 recht heeft op dubbele kinderbijslag;
  • veroordeelt de Staat tot betaling aan eiseres van een vergoeding van schade tot een bedrag van € 1.000,-;
  • veroordeelt de Staat in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 418,50;
  • veroordeelt de Svb in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 2.511,-;
  • bepaalt dat de Svb het griffierecht van € 48,- aan eiseres moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.R. van der Meer, rechter, in aanwezigheid van mr. H.J. Verspuij-Fung, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 3 juli 2023.
- De griffier is verhinderd
om te ondertekenen -
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage

Het beoordelingskader
Op grond van artikel 7a, eerste lid, van de AKW heeft een verzekerde voor een tot zijn huishouden behorend kind dat drie jaar of ouder is, maar nog niet de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt, recht op een verdubbeling van het bedrag aan kinderbijslag, als het kind is aangewezen op een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen mate van intensieve zorg.
Die maatregel van bestuur is het Besluit uitvoering kinderbijslag (Buk). In artikel 11, eerste lid, van het Buk is bepaald dat van intensieve zorg, als bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de AKW, sprake is als het een kind betreft dat zodanig ernstig beperkt is in het dagelijks functioneren als gevolg van een ziekte of stoornis van lichamelijke, verstandelijke, zintuiglijke of geestelijke aard dat de verzorging en oppassing door de ouders in ernstige mate wordt verzwaard.
Op grond van artikel 12, eerste lid, van het Buk wint de Svb, om te bepalen of een kind intensieve zorg behoeft, een op medische gegevens gebaseerd advies in bij het CIZ. In artikel 12, tweede lid, van het Buk is bepaald dat bij ministeriële regeling nadere regels worden gesteld met betrekking tot de procedure alsmede de beoordelingscriteria waarop het advies, bedoeld in het eerste lid, wordt gebaseerd. Die ministeriële regeling is de Regeling uitvoering dubbele kinderbijslag bij intensieve zorg (Regeling).
In artikel 1 van de Regeling is bepaald, voor zover van belang, dat in deze regeling onder advies wordt verstaan een op medische gegevens gebaseerd advies als bedoeld in artikel 12, eerste lid, van het Buk.
In artikel 2, eerste lid, van de Regeling is bepaald dat de Svb kan vaststellen dat er sprake is van intensieve zorg, als het advies positief luidt. In artikel 2, tweede lid, aanhef en onder b, van de Regeling staat dat het advies positief luidt als het kind blijkens de beoordeling van het CIZ intensieve zorg nodig heeft.
In artikel 3, eerste lid, aanhef, van de Regeling is bepaald dat de beoordeling, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onder b, tot stand komt aan de hand van de volgende items:
a. lichaamshygiëne;
b. zindelijkheid;
c. eten en drinken;
d. mobiliteit;
e. medische verzorging;
f. gedrag;
g. communicatie;
h. alleen thuis zijn;
i. begeleiding buitenshuis;
j. bezig houden/handreikingen.
De items a tot en met e vallen onder verzorging en f tot en met j onder oppassing.
In het tweede en derde lid, van de Regeling staat dat als het CIZ oordeelt dat sprake is van een zware zorgbehoefte op een item, het CIZ op dat item een punt toekent. Een kind behoeft intensieve zorg als hiervoor bedoeld, als het kind:
- 3-5 jaar is en het CIZ minimaal 5 punten toekent;
- 6-9 jaar is en het CIZ minimaal 4 punten toekent;
- 10-17 jaar is en het CIZ minimaal 3 punten toekent.
CIZ hanteert bij de beoordeling als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onder b, van de Regeling, het Beoordelingskader. Hierin is bij ieder item als bedoeld in artikel 3, eerst lid, van de Regeling uitgewerkt wanneer al dan niet een punt wordt toegekend. Verder is bij ieder item vermeld wanneer geen score wordt toegekend.
De Svb neemt ook zelf het Beoordelingskader tot uitgangspunt en schaart zich achter het advies van CIZ, nadat de Svb heeft vastgesteld dat een advies van CIZ op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen en concludent is.
Het Beoordelingskader is aan te merken als een vaste gedragslijn en kan als uitgangspunt voor de beoordeling van een aanspraak op dubbele kinderbijslag worden genomen, zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 12 januari 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:87.
Het CIZ-advies is een deskundigenadvies. Volgens vaste rechtspraak, zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 25 september 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BX8145, mag de Svb bij de besluitvorming van dergelijke adviezen uitgaan, tenzij er concrete aanknopingspunten zijn voor twijfel aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van het advies of twijfel aan de juistheid of volledigheid ervan.

Voetnoten

1.AKW = Algemene Kinderbijslagwet
2.CIZ = Centrum Indicatiestelling Zorg
3.. Zie