ECLI:NL:RBDHA:2023:9347
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag en veroordeling tot proceskostenvergoeding
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijk geschil tussen een verzoeker en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De verzoeker had op 10 juli 2021 een asielaanvraag ingediend, die op 19 november 2021 in de nationale procedure is opgenomen. Op 12 april 2023 heeft de staatssecretaris de asielaanvraag van de verzoeker afgewezen. Hiertegen heeft de verzoeker beroep ingesteld. Dit beroep, met nummer NL23.11147, is op 1 juni 2023 ter zitting behandeld. De verzoeker heeft het beroep wegens niet-tijdig beslissen op 1 juni 2023 ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Aangezien de staatssecretaris een besluit heeft genomen terwijl er een beroep tegen het niet-tijdig besluiten was ingesteld, is de rechtbank van oordeel dat de staatssecretaris aan het beroep van de verzoeker tegemoet is gekomen. Het verzoek van de verzoeker om vergoeding van de proceskosten wordt als kennelijk gegrond toegewezen.
De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 418,50, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). De rechtbank heeft de wegingsfactor 'licht' toegepast, omdat het beroep alleen betrekking had op het niet-tijdig nemen van een besluit. De uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.