ECLI:NL:RBDHA:2023:9338

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 juni 2023
Publicatiedatum
29 juni 2023
Zaaknummer
NL23.15678
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielzaak onder Dublinverordening

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 23 juni 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. Verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. M.J. Roeloffzen, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Echter, de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder in deze zaak, heeft de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Frankrijk verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de asielaanvraag volgens de Dublinverordening.

Verzoekster heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De voorzieningenrechter overweegt dat de asielaanvraag van verzoekster niet in behandeling is genomen op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, omdat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de vereiste onverwijlde spoed aanwezig is, omdat het beroep van verzoekster niet kan worden behandeld binnen de uiterste overdrachtstermijn die door de Dublinverordening is gesteld. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening als kennelijk gegrond toegewezen, waardoor het bestreden besluit wordt geschorst. Tevens is verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoekster, vastgesteld op € 837. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.15678

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[Naam], verzoekster

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. R. Bom),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. M.J. Roeloffzen).

Procesverloop

Bij besluit van 26 mei 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoekster tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Frankrijk verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Zij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet
bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb kan de voorzieningenrechter van
de bestuursrechter die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed dat gelet op de betrokken belangen vereist.
2. De asielaanvraag van verzoekster is niet in behandeling genomen op grond van
artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 omdat een andere lidstaat daarvoor
verantwoordelijk is zoals bedoeld in de Verordening (EU) Nr. 604/2013
(Dublinverordening). Deze verordening stelt een termijn waarbinnen verzoekster dient te
worden overgedragen aan de ontvangende lidstaat. De voorzieningenrechter stelt vast dat
het beroep van verzoekster niet kan worden behandeld binnen deze uiterste
overdrachtstermijn. De vereiste onverwijlde spoed is daarmee gegeven.
3. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter weegt het belang van verzoekster om
bij de behandeling van haar beroep aanwezig te zijn zwaarder dan het belang van
verweerder om verzoekster daarvóór al over te dragen. De voorzieningenrechter zal dan ook bij wijze van ordemaatregel het verzoek om een voorlopige voorziening als kennelijk
gegrond toewijzen op de hierna te melden wijze. De voorzieningenrechter weegt hierbij mee
dat het beroep op korte termijn, te weten op 3 augustus 2023, op zitting zal worden
behandeld en de uiterste overdrachtstermijn ten gevolge van deze uitspraak wordt gestuit.
4. De voorzieningenrechter ziet in de toewijzing van het verzoek aanleiding om
verweerder te veroordelen in de door verzoekster gemaakte proceskosten. Deze worden op
grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig
verleende rechtsbijstand vastgesteld op van € 837 bestaande uit een punt voor het indienen van het verzoekschrift met een waarde per punt van € 837 en vermenigvuldigd met
wegingsfactor 1 (gemiddeld).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe in die zin dat het bestreden
besluit wordt geschorst en dat verzoeker de behandeling van haar beroep (zaak met
nummer NL23.15677) in Nederland mag afwachten;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 837.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. N.F. Kreeftmeijer, griffier en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.