ECLI:NL:RBDHA:2023:9322
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen terugkeerbesluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 juni 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een terugkeerbesluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, een man van Georgische nationaliteit, was verplicht om binnen vier weken Nederland te verlaten. Dit besluit was genomen op basis van artikel 62 van de Vreemdelingenwet 2000, omdat eiser niet of niet langer rechtmatig in Nederland verbleef. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, maar verscheen niet op de zitting. De staatssecretaris was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser niet voldeed aan de vereisten voor rechtmatig verblijf, aangezien hij bij binnenkomst in Nederland niet beschikte over een geldig inreisstempel in zijn paspoort. Eiser had verklaard dat hij op vakantie was en geen intentie had om langer te blijven, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet voldoende was om het terugkeerbesluit te weerleggen. Eiser had ook geen bewijs geleverd dat hij zich had gemeld bij de korpschef, wat een vereiste is voor vreemdelingen zonder rechtmatig verblijf.
De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris terecht had vastgesteld dat het verblijf van eiser illegaal was en dat het terugkeerbesluit rechtmatig was opgelegd. Eiser's argumenten over een lichter middel en gedwongen uitzetting werden verworpen, omdat deze niet voldoende waren onderbouwd. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en gaf aan dat eiser de mogelijkheid had om een verblijfsrecht aan te vragen op basis van artikel 8 van het EVRM, indien hij meende dat hij recht had op verblijf in Nederland.
De uitspraak werd gedaan door mr. C.H. de Groot, in aanwezigheid van griffier A.P. Kuiters, en werd openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.