ECLI:NL:RBDHA:2023:9316

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 juni 2023
Publicatiedatum
28 juni 2023
Zaaknummer
23/3583
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van besluit tot intrekking van bijstandsrecht in verband met spoedeisend belang en inlichtingenverplichting

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 14 juni 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een verzoeker zonder bekende woon- of verblijfplaats. De verzoeker had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Katwijk, waarin zijn recht op bijstand op grond van de Participatiewet per 8 februari 2023 werd ingetrokken. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld op 6 juni 2023, waarbij de verzoeker en de gemachtigde van de verweerder aanwezig waren via een beeldverbinding.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van een spoedeisend belang, aangezien de verzoeker op dat moment geen bijstand ontving en geen andere inkomsten had. De rechter heeft geoordeeld dat de intrekking van de bijstandsuitkering een belastend besluit is voor de verzoeker, en dat het aan de verweerder is om aan te tonen dat de verzoeker onvoldoende informatie heeft verstrekt over zijn verblijf in het buitenland. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat de verzoeker voldoende inlichtingen heeft verstrekt en dat de intrekking van de bijstand niet kan worden gerechtvaardigd op basis van de aangevoerde redenen.

Daarom heeft de voorzieningenrechter besloten om het bestreden besluit te schorsen tot zes weken nadat op het bezwaar is beslist. De verzoeker heeft ook andere verzoeken ingediend, zoals om uitbetaling van vakantiegeld en een urgentieverklaring voor huisvesting, maar deze verzoeken zijn buiten beschouwing gelaten in deze procedure. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/3583

uitspraak van de voorzieningenrechter van 14 juni 2023 in de zaak tussen

[verzoeker], zonder bekende woon- of verblijfplaats, verzoeker,

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Katwijk, verweerder

(gemachtigde: R.G.W. Paulissen).

Inleiding

In het besluit van 17 april 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder het recht van verzoeker op een uitkering op grond van de Participatiewet (Pw) per 8 februari 2023 ingetrokken.
Verzoeker heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Ook heeft hij een verzoek om voorlopige voorziening ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 6 juni 2023 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker en gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

1.1
Voordat kan worden overgegaan tot een inhoudelijke beoordeling van het verzoek om een voorlopige voorziening, moet worden beoordeeld of sprake is van een spoedeisend belang, als bedoeld in artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). In een geval als dat van verzoeker kan dat zo zijn wanneer sprake is van een (financiële) noodsituatie, welke het voor hem onevenredig bezwaarlijk maakt dat hij de beslissing in de hoofdzaak af moet wachten.
1.2.
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting is aannemelijk dat sprake is van een acute financiële noodsituatie, nu verzoeker op dit moment geen bijstand ontvangt en aannemelijk is dat hij geen andere bron van inkomsten heeft. Onder deze omstandigheden is de voorzieningenrechter van oordeel dat er aanleiding bestaat om uit te gaan van een spoedeisend belang.
2. Gelet op het bovenstaande is ook het door verzoeker ten aanzien van de betaling van het griffierecht gedane beroep op betalingsonmacht toegewezen, zodat verzoeker in deze procedure geen griffierecht hoeft te betalen.
3. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
4. De voorzieningenrechter gaat bij de beoordeling uit van de volgende feiten en omstandigheden.
4.1
Verzoeker heeft verweerder op 21 januari 2023 toestemming gevraagd om in de periode van 23 januari 2023 tot en met 7 februari 2023 in de Verenigde Staten te mogen verblijven, namelijk in Washington D.C. In de brief van 4 februari 2023 heeft verweerder toestemming verleend en verzoeker gemeld dat hij zich direct na terugkeer bij verweerder dient te melden, zodat een afspraak kan worden gemaakt om zijn reisdocumenten te laten zien. Verweerder wijst verzoeker erop dat als hij zich na terugkeer uit het buitenland zich niet tijdig bij verweerder meldt, de bijstand kan worden beëindigd vanaf het moment dat de maximaal toegestane verblijfsduur in het buitenland van vier weken wordt overschreden.
4.2
Bij brief van 14 februari 2023 heeft verweerder verzoeker uitgenodigd voor een gesprek op 21 februari 2023. Het gesprek zal gaan over zijn verblijf in het buitenland. Verzoeker wordt verzocht naar het gesprek zijn originele paspoort, zijn vliegtickets en eventueel een visum mee te nemen.
4.3
Bij brief van 22 februari 2023 heeft verweerder bericht dat verzoeker niet is verschenen op 21 februari 2023 en is hij in de gelegenheid gesteld het verzuim te herstellen door te verschijnen voor een gesprek op 7 maart 2023.
4.4
Verzoeker heeft diverse malen, onder meer in e-mails van 15 februari 2023, 28 februari 2023, 3 maart 2023 en 3 april 2023, aan verweerder bericht dat hij in niet in het buitenland is geweest.
4.5
In het primaire besluit heeft verweerder besloten de bijstandsuitkering van verzoeker per 8 februari 2023 in te trekken, op grond van artikel 54, derde lid, van de Pw. Verzoeker is volgens verweerder de inlichtingenverplichting niet (volledig) nagekomen, omdat hij zich niet uit eigen beweging heeft gemeld met informatie over het al dan niet verblijven in het buitenland. Verzoeker is diverse malen uitgenodigd maar is niet verschenen en heeft ook geen verifieerbare stukken voor het niet verschijnen overgelegd. Hij heeft ook niet, zoals verzocht, zijn originele paspoort getoond. Hierdoor kan het recht niet worden vastgesteld per 8 februari 2023.
4.6
Verzoeker heeft aangevoerd dat de bijstandsuitkering ten onrechte is ingetrokken. Er staat nergens dat het verplicht is om persoonlijk langs te gaan bij verweerder. Hij kon ook niet komen op de dag dat hij werd uitgenodigd; dit is ook medegedeeld aan verweerder. Verzoeker heeft wel degelijk meegewerkt aan het verstrekken van informatie. Hij heeft ook een scan van zijn paspoort gemaild. Verzoeker heeft verweerder diverse malen per e-mail medegedeeld dat hij Nederland nooit verlaten heeft, maar verweerder gelooft niet dat hij in Nederland is en dat hij nooit naar Washington DC is vertrokken. Verweerder kan heel makkelijk controleren of verzoeker Nederland verlaten heeft. Dankzij verweerder is hij nu dakloos. Naast betaling van zijn uitkering verzoekt verzoeker ook om uitbetaling van zijn vakantiegeld, een urgentieverklaring waarmee hij een woning kan vinden in een andere gemeente, restitutie van zijn persoonlijke bezittingen die zijn weggehaald bij de ontruiming van zijn woning, en schadevergoeding vanwege alle misstanden de afgelopen jaren waardoor ook zijn gezondheid in gevaar kwam.
5. De voorzieningenrechter komt tot de volgende beoordeling.
5.1
De voorzieningenrechter overweegt dat een intrekking van een lopende uitkering een voor de burger belastend besluit betreft. Dat betekent dat het aan verweerder is om alle feiten en omstandigheden naar voren te brengen en aannemelijk te maken dat verzoeker onvoldoende informatie heeft verstrekt waardoor niet is vast te stellen of er recht op bijstand bestaat.
5.2
Volgens verweerder is de grondslag voor de intrekking schending van de inlichtingenverplichting. Ter zitting heeft verweerder daarbij toegelicht dat het onduidelijk is of verzoeker in het buitenland heeft verbleven, en of hij in Nederland verblijft en in het bijzonder in Katwijk. Verzoeker heeft daar wisselende mededelingen over gedaan.
De voorzieningenrechter overweegt dat de aanwezigheid van een onduidelijke situatie volgens vaste jurisprudentie echter onvoldoende grond is voor een intrekking van de bijstand op grond van artikel 54, derde lid, van de Pw.
5.3
Verweerder stelt dat verzoeker onvoldoende informatie heeft verstrekt over zijn verblijf in het buitenland. De voorzieningenrechter stelt op grond van het dossier vast dat verzoeker niet direct melding heeft gemaakt bij verweerder dat zijn verblijf in het buitenland niet doorging. Dit heeft verzoeker ook erkend ter zitting. Uit de stukken blijkt wel dat, afgezien van de vraag of verzoeker op 8 februari 2023 met verweerder hierover telefonisch contact heeft opgenomen, hij verweerder in februari en maart 2023 diverse malen per e-mail heeft bericht dat hij niet in het buitenland is geweest. Gelet hierop is de voorzieningenrechter van oordeel dat verzoeker voldoende inlichtingen heeft verstrekt.
5.4
Het is voorstelbaar dat verweerder de informatie van verzoeker wil verifiëren aan de hand van een gesprek en het overleggen van het paspoort van verzoeker, maar het niet voldoen aan dat verzoek levert naar het oordeel van de voorzieningenrechter schending van de medewerkingsverplichting, niet van de inlichtingenverplichting, op. Dat verzoeker niet is verschenen op gesprekken en zijn originele paspoort niet heeft getoond kan dan ook niet leiden tot intrekking van de bijstand op grond van artikel 54, derde lid, van de Pw. Het bestreden besluit zal daarom naar verwachting in bezwaar niet in stand kunnen blijven.
5.5.
Verzoeker heeft verder verzocht om uitbetaling van zijn vakantiegeld, om een urgentieverklaring waarmee hij een woning kan vinden in een andere gemeente, om restitutie van zijn persoonlijke bezittingen die zijn meegenomen bij de ontruiming van zijn woning, en om schadevergoeding vanwege alle misstanden de afgelopen jaren waardoor ook zijn gezondheid in gevaar kwam. Deze verzoeken kunnen in deze procedure echter niet aan de orde komen. Het verzoek om vakantiegeld uit te betalen houdt volgens verzoeker verband met een procedure die loopt bij de Centrale Raad van Beroep. Voor een urgentieverklaring en de teruggave van bezittingen die bij de ontruiming van zijn woning zijn meegenomen, dient verzoeker zich te wenden tot de betreffende gemeente. Het verzoek om schadevergoeding houdt volgens verzoeker verband met het handelen van verweerder sinds 2019. Hiervoor is ook geen plaats in deze voorlopige voorzieningenprocedure. Deze verzoeken zullen dan ook buiten beschouwing blijven.
6. Gelet op hetgeen is overwogen onder 5.3. en 5.4. ziet de voorzieningenrechter aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen, in die zin dat het bestreden besluit wordt geschorst tot zes weken nadat op het bezwaar is beslist.
7. Er is geen aanleiding tot vergoeding van de proceskosten en griffierecht.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening toe;
- schorst het bestreden besluit tot zes weken nadat op het bezwaar is beslist.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.B. Wijnholt, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. I. Geerink-van Loon, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 14 juni 2023.
griffier
Voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.