ECLI:NL:RBDHA:2023:9305

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 juni 2023
Publicatiedatum
28 juni 2023
Zaaknummer
NL23.2632
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding in asielzaak na intrekking beroep

In deze zaak heeft verzoeker, een Syrische nationaliteit met V-nummer [v-nummer], op 27 januari 2023 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn asielaanvraag van 20 januari 2022. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door gemachtigde D. Vos, heeft op 27 maart 2023 een inwilligend besluit genomen op de aanvraag. Verzoeker heeft op 21 april 2023 het beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling.

De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Wanneer een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten. In dit geval heeft de rechtbank vastgesteld dat verzoeker de aanvraag op 20 januari 2022 heeft ingediend en dat de wettelijke beslistermijn op 20 juli 2022 zou verstrijken. Verweerder heeft echter de beslistermijn verlengd, waardoor de ingebrekestelling van verzoeker prematuur was.

De rechtbank concludeert dat er geen sprake is van een ontvankelijk beroep en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. Het verzoek om vergoeding van de proceskosten wordt dan ook afgewezen. Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, in aanwezigheid van N.G. Fuller, griffier, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.2632

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , verzoeker,

geboren op [geboortedatum] ,
van Syrische nationaliteit
V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. S. Kalu),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: D. Vos).

Procesverloop

Verzoeker heeft op 27 januari 2023 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn asielaanvraag van 20 januari 2022.
Verweerder heeft op 27 maart 2023 een inwilligend besluit genomen op de aanvraag.
Verzoeker heeft op 21 april 2023 het beroep ingetrokken en daarbij verzocht om verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten. Verweerder heeft bij brief van 12 mei 2023 hierop gereageerd.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling.
2. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
1. Verzoeker heeft de aanvraag ingediend op 20 januari 2022. De wettelijke beslistermijn van zes maanden zou in het geval van verzoeker op 20 juli 2022 verstrijken. Bij brief van 5 juli 2022 heeft verweerder verzoeker echter op de hoogte gesteld van een verlenging van de beslistermijn op grond van artikel 42, vierde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Daarbij deed verweerder de mededeling uiterlijk 20 april 2023 te beslissen op de aanvraag van verzoeker. Dat betekent dat de ingebrekestelling van 20 december 2022 prematuur is ingediend, omdat verweerder toen nog niet in gebreke was te beslissen op de asielaanvraag van verzoeker. Het beroep zou niet-ontvankelijk zijn verklaard, als verzoeker het beroep niet had ingetrokken.
2. Nu er geen sprake is van een ontvankelijk beroep, is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van geheel of gedeeltelijk tegemoetkomen aan verzoeker in de zin van artikel 8:75a van de Awb. De rechtbank wijst het verzoek af als kennelijk ongegrond.
3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, in aanwezigheid van N.G. Fuller, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.