ECLI:NL:RBDHA:2023:9305
Rechtbank Den Haag
- Proceskostenveroordeling
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding in asielzaak na intrekking beroep
In deze zaak heeft verzoeker, een Syrische nationaliteit met V-nummer [v-nummer], op 27 januari 2023 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn asielaanvraag van 20 januari 2022. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door gemachtigde D. Vos, heeft op 27 maart 2023 een inwilligend besluit genomen op de aanvraag. Verzoeker heeft op 21 april 2023 het beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling.
De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Wanneer een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten. In dit geval heeft de rechtbank vastgesteld dat verzoeker de aanvraag op 20 januari 2022 heeft ingediend en dat de wettelijke beslistermijn op 20 juli 2022 zou verstrijken. Verweerder heeft echter de beslistermijn verlengd, waardoor de ingebrekestelling van verzoeker prematuur was.
De rechtbank concludeert dat er geen sprake is van een ontvankelijk beroep en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. Het verzoek om vergoeding van de proceskosten wordt dan ook afgewezen. Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, in aanwezigheid van N.G. Fuller, griffier, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.