ECLI:NL:RBDHA:2023:9260

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 juni 2023
Publicatiedatum
28 juni 2023
Zaaknummer
AWB 22/3002
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot uitstel van vertrek om medische redenen

In de zaak tussen verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. P.C.M. van Schijndel, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 21 juni 2023 uitspraak gedaan. Verzoekster had een aanvraag ingediend voor verlening van uitstel van vertrek om medische redenen, welke door de staatssecretaris op 13 mei 2022 was afgewezen. Hiertegen heeft verzoekster bezwaar gemaakt en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat zij niet zou worden uitgezet en opvangvoorzieningen zou behouden totdat op het bezwaar was beslist.

Het bestreden besluit, dat het bezwaar ongegrond verklaarde, werd op 8 augustus 2022 genomen. Verzoekster heeft vervolgens beroep ingesteld tegen dit besluit. De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het verzoek om een voorlopige voorziening gelijkgesteld met het beroep. De voorzieningenrechter heeft zonder zitting uitspraak gedaan, waarbij is overwogen dat de rechtbank in een eerdere uitspraak in de zaak met nummer NL22.15760 al had beslist op het beroep dat aan het verzoek om voorlopige voorziening ten grondslag lag. Hierdoor was een voorlopige voorziening niet meer nodig, en werd het verzoek als kennelijk ongegrond afgewezen.

Daarnaast heeft de voorzieningenrechter verweerder veroordeeld in de proceskosten die verzoekster heeft gemaakt, vastgesteld op € 837,-. Deze kosten zijn berekend op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht, waarbij een punt voor het indienen van het verzoekschrift is toegekend met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor van 1. De uitspraak is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 22/3002

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam] , verzoekster

V-nummer: 286.803.1619
(gemachtigde: mr. P.C.M. van Schijndel),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 13 mei 2022 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoekster om verlening van uitstel van vertrek om medische redenen afgewezen.
Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. Zij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, inhoudende dat zij niet wordt uitgezet en opvangvoorzieningen behoudt totdat op het bezwaar is beslist.
Bij besluit van 8 augustus 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van verzoekster ongegrond verklaard.
Verzoekster heeft beroep (NL22.15760) ingesteld tegen het bestreden besluit. Op grond van artikel 8:81, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt het verzoek om een voorlopige voorziening gelijkgesteld met een verzoek hangende dit beroep.
De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Awb uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Bij uitspraak in de zaak met nummer NL22.15760 heeft de rechtbank beslist op het beroep waarop dit verzoek om een voorlopige voorziening betrekking heeft. Een voorlopige voorziening is daarom niet meer nodig. Om die reden wordt het verzoek als kennelijk ongegrond afgewezen.
2. De voorzieningenrechter ziet in de uitkomst van het beroep aanleiding om verweerder te veroordelen in de door verzoekster gemaakte proceskosten. Deze stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 837,- bestaande uit een punt voor het indienen van het verzoekschrift met een waarde per punt van € 837,- en vermenigvuldigd met wegingsfactor 1 (gemiddeld).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
 wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af;
 veroordeelt verweerder in de door verzoekster gemaakte proceskosten ter hoogte van € 837,- (achthonderdzevenendertig euro).
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.E.C. Vriends, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A.S. Hamans, griffier, op 21 juni 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.