In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 2 juni 2023 uitspraak gedaan over de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft op 24 mei 2023 een verzoek ingediend voor de ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de duur van een jaar en een machtiging tot uithuisplaatsing in een netwerkpleegzorgvoorziening voor drie maanden. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [minderjarige] een kwetsbare jongen is met gedragsproblemen en dat zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd door de situatie in de thuissituatie. De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag, maar zijn niet in staat om de ontwikkelingsbedreiging zelfstandig weg te nemen. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij zowel de minderjarige als de ouders en vertegenwoordigers van de Raad aanwezig waren.
De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk is om de ontwikkeling van [minderjarige] te waarborgen en dat de machtiging tot uithuisplaatsing in het belang van zijn verzorging en opvoeding is. De kinderrechter heeft de zorgen van de moeder over de huidige pleegouders niet als voldoende gegrondvaardigd beschouwd, gezien de positieve ontwikkeling van [minderjarige] sinds zijn plaatsing in het pleeggezin. De kinderrechter heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk van kracht is, ongeacht eventuele hoger beroep procedures. De schriftelijke uitwerking van de beschikking is vastgesteld op 27 juni 2023, en de ouders hebben de mogelijkheid om binnen drie maanden in hoger beroep te gaan.